ECLI:NL:RBMNE:2021:5046

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
16/076087-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijke en culpoze brandstichting na beoordeling camerabeelden en verklaringen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting en subsidiair culpoze brandstichting. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een terechtzitting op 6 oktober 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie, mr. E. Wiersma, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.A.W. Dekker, vrijspraak bepleitte.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van een winkelcentrum in Almere op 17 maart 2021. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken die het ontstaan van de brand toonden, evenals de verklaring van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van opzet of voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op brand heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de handeling van de verdachte, het gooien van een aansteker op een stapel plastic kratten, niet voldoende bewijs bood voor opzet.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er ook geen sprake was van schuld in strafrechtelijke zin, omdat de gedragingen van de verdachte niet als aanmerkelijk onvoorzichtig konden worden gekwalificeerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de rechthebbende, Supermarkt Aldi. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van bewijs voor opzet en schuld in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/076087-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. E. Wiersma, en van hetgeen de (gemachtigde) raadsman van verdachte,
mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, namens verdachte naar voren heeft gebracht (verdachte is, ondanks een behoorlijke oproeping daartoe, niet ter terechtzitting verschenen).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:op 17 maart 2021 te Almere opzettelijk brand heeft gesticht in de hal van een winkelcentrum gelegen aan de Regisseurstraat 1a of 1b, door opzettelijk een (brandende)
aansteker dan wel een brandend voorwerp op een stapel plastic broodkratten te gooien, waardoor die broodkratten en de hal van voornoemd winkelcentrum geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de aldaar aanwezige personen te duchten was;
Subsidiair: dat de ontstane brand aan zijn schuld te wijten is geweest.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Verdachte weet als langdurig drugsgebruiker als geen ander hoe je met een aansteker moet omgaan. Die aansteker heeft hij ook nog eens gemanipuleerd waardoor niet meer kan worden vertrouwd op de werking ervan. In die toestand heeft hij de aansteker achteloos op een plastic krat gegooid. Onder die omstandigheden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er brand zou ontstaan.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het door haar bewezen geachte gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het ondergane voorarrest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Kort gezegd heeft hij bepleit dat er geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de brandstichting. Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de ontstane brand aan de schuld van verdachte te wijten is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van het primair ten laste gelegde - opzet
De rechtbank stelt vast dat de brand is ontstaan door een handeling van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank volgt dit uit de ter zitting bekeken camerabeelden, waarop te zien is dat de brand ontstaat nadat verdachte een voorwerp op de opgestapelde broodkratten gooit, in combinatie met de verklaring van verdachte daarover tegenover de politie (onder meer dat hij daar op dat moment cocaïne rookte met zijn basepijp en dat het voorwerp dat hij op de kratten gooide een aansteker betrof). Doordat de aansteker door toedoen van verdachte op de daar opgestapelde broodkratten lag, is kort hierna brand ontstaan in het betreffende winkelcentrum met forse schade tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van vol opzet, zoals dat ook door de raadsman en de officier van justitie is betoogd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de brand. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de ontstane brand – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In deze zaak moet beoordeeld worden of het gooien van de aansteker op de broodkratten, die daar vervolgens op blijft liggen, een aanmerkelijke kans met zich brengt dat daardoor brand op/aan die kratten ontstaat alsmede (vervolgens) aan/in de hal van het betreffende winkelcentrum.
De officier van justitie heeft bij die beoordeling veel gewicht toegekend aan de verklaring van verdachte, waaruit de officier van justitie heeft afgeleid dat de aansteker die verdachte op de kratten had gegooid, eerder gemanipuleerd is door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter uit die verklaring van verdachte, en overigens ook niet uit andere stukken in het dossier, worden afgeleid of en in hoeverre de betreffende aansteker een gemanipuleerde aansteker betrof. Verdachte heeft immers
ookverklaard dat hij de aansteker aan de achterzijde op de hoogste stand heeft gezet. Dit is geen manipulatie van de aansteker, maar een mogelijkheid die een aansteker biedt om de hoogte van de vlam te reguleren. Verder heeft verdachte verklaard dat hij zijn aanstekers oplaadt / opvoert en dat hij denkt dat hij dat met de betreffende aansteker ook heeft gedaan. Of verdachte hiermee iets anders bedoelt dan de reguliere manier om de vlam aan te passen, is niet met zekerheid te zeggen. De officier van justitie heeft erop gewezen dat het opvoeren van een aansteker mogelijk is en dat hierover op het internet te vinden is hoe je dat kan doen, dat je dan een hogere vlam krijgt en dat die vlam dan bovendien niet direct uit hoeft te gaan als je het knopje loslaat.
Een en ander krijgt echter een hoog speculatief karakter. De staat van de aansteker, en of deze opgevoerd was in de betekenis die de officier van justitie daaraan heeft gegeven, wordt uit het dossier niet duidelijk. Daarin is geen aandacht besteed aan de wijze waarop een aansteker opgevoerd kan worden, wat dit betekent voor de werking van de aansteker en wat er kan gebeuren als met de aansteker vergelijkbare handelingen worden verricht als door verdachte zijn verricht. Uit het dossier blijkt geenszins dat de kans aanmerkelijk was dat er door dergelijk handelen, zelfs al zou de aansteker op enigerlei wijze gemanipuleerd zijn, een brand zou ontstaan als hier het geval is geweest. Door simpelweg naar de camerabeelden te kijken wekt het reeds verbazing dat die achteloze handeling van verdachte – hij gooit een aansteker weg waarvan het volgens zijn eigen verklaring zijn stellige overtuiging was dat deze leeg was – deze brand tot gevolg kan hebben gehad. Op de camerabeelden is ook te zien dat even tevoren verdachte deze aansteker, na hem kennelijk ook gebruikt te hebben of althans geprobeerd te hebben gebruiken, in zijn jaszak had gestopt. Ook toen ging hij er kennelijk vanuit dat de aansteker niet gemakkelijk een vlam bleef geven.
De rechtbank is, gelet op deze feiten en omstandigheden, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van brand door de handeling(en) van verdachte, laat staan dat hij deze bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Overwegingen ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde – schuld
Of sprake is van schuld in strafrechtelijke zin, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van de gedragingen kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De rechtbank benadrukt dat dus niet reeds elke onbedachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid tot strafrechtelijke aansprakelijkheid leidt. Daarvan kan pas sprake zijn, indien de 'ondergrens' van de aanmerkelijke onachtzaamheid en/of onvoorzichtigheid door het handelen is overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan schuld in de zin van artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet bewezen worden. Het handelen van verdachte, waarop de rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde reeds is ingegaan, kan niet worden beschouwd als een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 158 Sr. Het voorgaande brengt met zich dat verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

5.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal, conform de vordering van de officier van justitie, de teruggave gelasten aan verdachte van onderstaande in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • een jas (omschrijving: G2795209);
  • een broek (omschrijving: G2795210, zwart);
  • schoenen (omschrijving: G2795211, zwart, merk: Nike);
  • aansteker (omschrijving: G2795443, belflam logo).
Teruggave aan de rechthebbende (Supermarkt Aldi)
 krat (omschrijving: G2794898).
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van dit voorwerp gevorderd. Verbeurdverklaring, een bijkomende straf, kan slechts uitgesproken worden bij veroordeling ter zake van een strafbaar feit. Verdachte zal echter integraal worden vrijgesproken. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat Supermarkt Aldi rechthebbende is. Daarom zal de teruggave van het krat worden gelast aan Supermarkt Aldi. De rechtbank geeft de officier van justitie in overweging eerst contact op te nemen met Supermarkt Aldi om na te gaan of zij nog wel prijs stelt op die teruggave, gelet op de mogelijke staat ervan na de brand. Wanneer Supermarkt Aldi afstand doet van het recht op teruggave van dit krat, hoeft de officier van justitie geen gevolg te geven aan wat de rechtbank ten aanzien van dit goed gelast heeft.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een jas (omschrijving: G2795209);
  • een broek (omschrijving: G2795210, zwart);
  • schoenen (omschrijving: G2795211, zwart, merk: Nike);
  • aansteker (omschrijving: G2795443, belflam logo).
- gelast de teruggave aan de rechthebbende – Supermarkt Aldi, locatie Regisseurstraat 1 A Almere – van het volgende voorwerp:
 krat (omschrijving: G2794898).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M.S. Koppert en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair:hij, op of omstreeks 17 maart 2021 te Almere, althans in Nederland
opzettelijk brand heeft gesticht in de hal van een winkelcentrum gelegen aan de
Regisseurstraat 1a of 1b, immers heeft verdachte opzettelijk een (brandende)
aansteker, althans een brandend voowerp, op een stapel plastic (brood)kratten
gegooid en/of achtergelaten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met plastic (brood)kratten, althans met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan de plastic (brood)kratten en/of de hal van voornoemd
bedrijfspand/winkelcentrum geheel of gedeeltelijk is verbrand, althans brand is
ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd bedrijfspand/winkelcentrum, in elk
geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor aldaar aanwezig personeel en/of winkelende personen, in elk
geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor voornoemd aanwezig personeel en/of
winkelende personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
Subsidiair:hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Almere, althans in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
een (brandende) aansteker, althans een brandend voorwerp, op een stapel plastic
(brood)kratten heeft gegooid en/of achtergelaten, in elk geval opzettelijk (open)
vuur in aanraking gebracht met plastic (brood)kratten, althans met (een) brandbare
stof(fen),
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat
de stapel (brood)kratten en/of de hal van het winkelcentrum gelegen aan de
Regisseurstraat 1a of 1b geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er
brand is ontstaan,
en daardoor gemeen gevaar voor voornoemd bedrijfspand/winkelcentrum, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor aldaar aanwezig personeel en/of winkelende personen, in elk
geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezig personeel en/of
winkelende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.