In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zorgaanbieder, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de afwijzing van subsidieaanvragen voor medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Eiseres had in totaal twee aanvragen ingediend voor vergoeding van zorgkosten voor twee personen, [A] en [B], die volgens de zorgverzekeringssystemen niet verzekerd waren. De minister had de aanvragen afgewezen op basis van informatie uit het Registratiebestand Verzekerden Zorgverzekeringswet (RBVZ) en de controle in VECOZO, waaruit bleek dat beide personen ten tijde van de zorgverlening verzekerd waren. Eiseres voerde aan dat de verzekeringen van [A] en [B] opgeschort waren en dat zij feitelijk onverzekerd waren, waardoor de afwijzing van de aanvragen onterecht was.
De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvragen niet had mogen afwijzen, omdat de zorgaanbieder in VECOZO had gecontroleerd of de patiënten verzekerd waren en dat de informatie uit RBVZ niet relevant was voor de beoordeling van de subsidieaanvragen. De rechtbank stelde vast dat de zorgaanbieder niet de bevoegdheid had om na te gaan of er sprake was van een opgeschorte verzekering en dat de minister niet had aangetoond dat de zorgkosten op een andere manier verhaald konden worden. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en droeg de minister op om binnen acht weken nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen. Tevens werd de minister opgedragen om het griffierecht van €720,- aan eiseres te vergoeden.