ECLI:NL:RBMNE:2021:5042
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Almere. De heffingsambtenaar van de gemeente Almere had op 29 februari 2020 de waarde van de woning vastgesteld op € 211.000,- voor het belastingjaar 2020, met als waardepeildatum januari 2019. Eiseres, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar op 13 oktober 2020 ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 3 september 2021 behandeld via een Skype-zitting, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde van de woning de waarde in het economisch verkeer moet weerspiegelen, en dat de heffingsambtenaar aannemelijk moet maken dat de vastgestelde waarde niet hoger is dan deze waarde. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd waarin de woning is vergeleken met zes referentiewoningen in dezelfde wijk.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de staat van onderhoud van de woning en de verkoopprijs van een referentiewoning, niet overtuigend geacht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en openbaar gemaakt op 15 oktober 2021.