ECLI:NL:RBMNE:2021:5041
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Almere. De eiseres, eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, die op 29 februari 2020 de WOZ-waarde had vastgesteld op € 301.000,- voor het belastingjaar 2020. Eiseres was het niet eens met deze waarde en stelde dat de woning een lagere waarde van € 284.000,- had. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 3 september 2021, waarbij zowel de eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde had onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de woning was vergeleken met vijf referentiewoningen in dezelfde straat. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, en dat de referentiewoningen goed vergelijkbaar waren. Eiseres voerde aan dat de referentiewoningen onvoldoende vergelijkbaar waren en dat er sprake was van achterstallig onderhoud, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de staat van de woning en de verschillen met de referentiewoningen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 301.000,- in stand bleef. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen een afschrift van de uitspraak. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.