ECLI:NL:RBMNE:2021:5033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/3159
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiseres had op 24 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen een brief van de Belastingdienst van 18 mei 2021, maar de Belastingdienst verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat de brief waartegen bezwaar is gemaakt geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 1:3 van de Awb is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, en de rechtbank concludeert dat de brief van de Belastingdienst niet aan deze definitie voldoet. Hierdoor is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank legt uit dat op grond van artikel 30 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) de Belastingdienst bevoegd is tot verrekening van bedragen, en dat de bepalingen omtrent bezwaar en beroep niet van toepassing zijn op verrekeningsbeslissingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het standpunt van de Belastingdienst juist is en dat het beroep van eiseres kennelijk ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Reijnierse en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3159

1.a

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van
4 juni 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiseres heeft op 24 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 18 mei 2021. Volgens verweerder was deze brief geen besluit waar bezwaar tegen kon worden gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Ingevolge artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
4. Ingevolge artikel 30 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is de Belastingdienst/Toeslagen bevoegd tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering met een aan hem uit te betalen tegemoetkoming of voorschot daarop, een en ander ongeacht de inkomensafhankelijke regeling die het betreft en ongeacht het berekeningsjaar. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Awir blijven voor de toepassing van dit hoofdstuk titel 4.2 en artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing en zijn artikel 3:40, titel 4.1 en de hoofdstukken 6 en 7 van die wet niet van toepassing op de verrekeningsbeschikking bedoeld in artikel 30.
5. De beschikking waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt betreft een verrekeningsbeslissing als bedoeld in artikel 30 van de Awir. Artikel 12, eerste lid, van de Awir bepaald dat de hoofdstukken 6 en 7 van de Awb niet van toepassing zijn op verrekeningsbeslissingen. Hoofdstuk 6 van de Awb bevat de algemene bepalingen over bezwaar en beroep. Hoofdstuk 7 bevat de bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep. De bepalingen omtrent bezwaar en beroep zijn derhalve niet van toepassing op verrekeningsbeslissingen.
6. Het standpunt van verweerder dat er geen sprake is van een besluit waar eiseres bezwaar tegen kon maken is dus juist. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Wat eiseres heeft geschreven aan de rechtbank is geen reden om hier anders over te denken. Het besluit van verweerder is juist en het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.