ECLI:NL:RBMNE:2021:5026

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 21/674
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 30 april 2020 bekend was gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend, namelijk op 12 juni 2020, terwijl de uiterste datum voor indiening 11 juni 2020 was. De rechtbank is van oordeel dat zij het beroep niet inhoudelijk kan behandelen, omdat de indieningstermijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet is nageleefd.

De rechtbank overweegt dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om tijdig in beroep te gaan. Eiser heeft aangevoerd dat de vertraging te wijten is aan het feit dat verweerder niet op tijd een besluit heeft genomen, en dat dit nadelige gevolgen heeft voor zijn minderjarige kinderen. De rechtbank wijst deze argumenten af, omdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is die niet kan worden verlengd. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare omstandigheden zijn die de te late indiening rechtvaardigen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 27 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/674

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], met v-nummer: [V-nummer], eiser,

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
30 april 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 30 april 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 11 juni 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 12 juni 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser schrijft dat hij te laat was, maar dat het beroepschrift alsnog ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat verweerder ook niet op tijd een besluit (het bestreden besluit) heeft genomen. Ook schrijft eiser dat het zeer nadelige gevolgen heeft voor zijn betrokken minderjarige Nederlandse kinderen, wanneer het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
5. De rechtbank overweegt dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om op tijd in beroep te gaan. Dat verweerder niet op tijd een besluit heeft genomen, doet hier niets aan af. Dat eiser het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend komt dan ook voor zijn rekening en risico. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is, die door de rechtbank ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.