ECLI:NL:RBMNE:2021:5019
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende griffierecht
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2021, in de zaak met nummer UTR 21/1792, wordt het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.E. Martis, heeft een verzoek ingediend bij de rechtbank, maar de rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting. Dit is mogelijk op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wanneer de rechtbank kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De rechtbank wijst erop dat iemand die om een voorlopige voorziening vraagt, griffierecht moet betalen, zoals vermeld in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval bedraagt het griffierecht € 181,-. De rechtbank heeft de gemachtigde op 24 maart 2021 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien er geen bevestiging was dat deze brief was aangekomen, heeft de rechtbank op 19 juli 2021 opnieuw een aangetekende brief gestuurd, die onbestelbaar retour kwam. De rechtbank heeft vervolgens op 21 juli 2021 en 23 juli 2021 nogmaals brieven gestuurd, maar ook deze zijn onbestelbaar retour gekomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het griffierecht niet is ontvangen en dat de verzoeker geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen. Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek om een voorlopige voorziening niet inhoudelijk te behandelen en het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.