ECLI:NL:RBMNE:2021:5001

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
21/852
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [plaats], was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] vastgestelde waarde van € 249.000,- voor het belastingjaar 2020, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en pleitte voor een lagere waarde van € 256.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde echter de vastgestelde waarde van € 294.000,-.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Dit werd onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen die recentelijk waren verkocht. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning in overeenstemming was met de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen en dat de toegepaste waardecorrecties adequaat waren.

Eiser voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de gebreken van de woning, zoals gedateerde voorzieningen en onderhoudsproblemen. De rechtbank volgde dit standpunt niet en concludeerde dat de heffingsambtenaar de verschillen tussen de woningen voldoende had onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 249.000,- werd gehandhaafd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/852

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: R. Taibi)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: M. Heek).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 249.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 26 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op de Skypezitting van 5 augustus 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Inleiding

1. De woning is een in 2003 gebouwde rijwoning met aanbouw van 7 m², berging en dakterras. De woning heeft een oppervlakte van 124 m² en ligt op een kavel van 159 m².
2. In geschil is de WOZ-waarde van de woning. Eiser staat een lagere waarde voor van € 256.000,-.Verweerder handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 294.000,-.

De beoordeling van de zaak

De waarde van de woning
3. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald. De waarde wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. Dit volgt uit de artikelen 17 en 18 van de Wet WOZ, de Uitvoeringsregeling [1] en de rechtspraak in WOZ-zaken.
4. Om de waarde te onderbouwen heeft verweerder in beroep een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning is vergeleken met vier referentiewoningen. Dat zijn de volgende in [plaats] gelegen rijwoningen:
- [adres 2] , verkocht op 9 april 2019 voor € 335.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 31 juli 2019 voor € 331.180,-;
- [adres 4] , verkocht op 19 juli 2018 voor € 285.000,-;
- [adres 5] , verkocht op 3 november 2018 voor € 295.000,-.
Maakt verweerder de waarde aannemelijk?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het verweerschrift, de overgelegde taxatiematrix en de toelichting op zitting aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van € 294.000,- niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatieopbouw blijkt dat de woning is vergeleken met verkoopcijfers die rondom de waardepeildatum zijn gerealiseerd voor woningen die gelet op de ligging, bouwjaar, grootte en kaveloppervlakte voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Daarnaast heeft verweerder met de taxatiematrix de waardeverschillen tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt door de waarde voor de grond en de bijgebouwen uit de verkoopprijzen te halen en de prijs per vierkante meter voor de referentiewoningen te berekenen. Hieruit volgt dat de voor de woning gehanteerde waarde per vierkante meter lager ligt dan de gerealiseerde verkoopprijzen per vierkante meter van de referentiewoningen. Het is daarmee aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
6. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna uit.
Waarde-opbouw
7. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedateerde voorzieningen en matige kwaliteit van de woning. De keuken en badkamer bevinden zich in nagenoeg oorspronkelijke staat en het badkamermeubilair en de inbouwkeuken zijn verrot. Daarnaast is sprake van vochtschade door een lekkage in het toilet en heeft de woning verouderde installaties. Naast het onderhoud van de woning dat in de taxatiematrix is gekwalificeerd met een ‘2’ (matig), moet ook de kwaliteit van de woning naar een ‘2’ (matig) worden bijgesteld. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt ook foto’s overhandigd.
8. De rechtbank kan zich niet vinden in het standpunt van eiser. Verweerder heeft het onderhoud van de woning gekwalificeerd met een ‘2’ (matig) en de kwaliteit van de woning met een ‘3’ (gemiddeld). De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat deze kwalificaties passend zijn bij de foto’s die door eiser zijn overgelegd. Dat verweerder vervolgens voldoende rekening heeft gehouden met de gestelde gebreken van de woning en de verschillen daarin met de referentiewoningen, blijkt uit de waardecorrectie die is toegepast. Voor de woning is ten opzichte van de referentiewoningen namelijk de laagste prijs per vierkante meter woonoppervlakte gehanteerd.
Herleiding WOZ-waarde
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat het niet mogelijk is om de vastgestelde WOZ-waarde te herleiden uit de uitspraak op bezwaar. De rechtbank kan het standpunt van eiser niet volgen. De heffingsambtenaar is allereerst vrij om in beroep nieuwe gegevens en/of een nadere onderbouwing te gebruiken voor zijn standpunt dat te waarde niet te hoog is vastgesteld. [2] Verweerder heeft in beroep ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatierapport met taxatiematrix overgelegd. Uit de hiervoor gegeven volgt dat verweerder voldoende inzicht heeft gegeven in de waarde-opbouw van de woning en de referentiewoningen. Uit de gegevens van de referentiewoningen in de taxatiematrix kan daarbij de waarde van eisers woning worden herleid.
Motivering uitspraak op bezwaar
10. Eiser voert tot slot aan dat verweerder het motiveringsbeginsel heeft geschonden door in de uitspraak op bezwaar niet in te gaan op de foto’s van het achterstallige onderhoud en de gedateerde voorzieningen die tijdens te hoorzitting zijn overgelegd. De rechtbank is het niet eens met eiser. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar namelijk gemotiveerd dat rekening is gehouden de verschillen in onder meer voorzieningen tussen de woning en de referentiewoningen gelet op de onderlinge waardeverhoudingen. De enkele omstandigheid dat verweerder daarbij niet uitdrukkelijk is ingegaan op de overgelegde foto’s, leidt er niet toe dat het motiveringsbeginsel is geschonden. De rechtbank merkt daarbij nog op dat, ook al zou wel sprake zijn van een gebrekkige motivering in het bestreden besluit, dat niet hoeft te leiden tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Dergelijke gebreken hoeven immers niet te betekenen dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld of dat de aanslag onroerendezaakbelasting niet terecht is opgelegd en eventuele motiveringsgebreken kunnen in beroep worden hersteld. [3] In dit geval is verweerder in beroep meer uitgebreid op de standpunten van eiser ingegaan en heeft eiser daarop kunnen reageren.
Conclusie
11. De beroepsgronden slagen niet. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 6 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3943.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1200.