ECLI:NL:RBMNE:2021:4978

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
519145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het belang van hun opgroeiperspectief

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], behandeld. De kinderrechter heeft op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak, waarin de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De minderjarigen zijn sinds 2019 onder toezicht gesteld en verblijven bij hun pleegmoeder, die ook hun tante is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het opgroeiperspectief van de kinderen bij de pleegmoeder ligt en dat de huidige stabiliteit en ontwikkeling van de kinderen gewaarborgd moet blijven.

De ouders van de kinderen hebben verzet aangetekend tegen de verlenging van de maatregelen, met de stelling dat zij bereid zijn om de zorg voor de kinderen weer op zich te nemen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ouders, ondanks hun inzet, niet in staat zijn om de stabiliteit en veiligheid te bieden die de kinderen nodig hebben. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 april 2022, met de noodzaak om verder onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit voor de kinderen en de noodzaak om de relatie tussen de pleegmoeder en de ouders te blijven ondersteunen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de ouders hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/519145 / JE RK 21-518
Datum uitspraak: 17 mei 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling,
Samen Veilig Midden-Nederland,
locatie [plaatsnaam] , hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats] (België),
hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] (België),
hierna te noemen: [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] (België),
advocaat: mr. R.F.P. Scheele,
[belanghebbende 2], hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 1] (België),
advocaat: mr. R.F.P. Scheele,
[belanghebbende 3], hierna te noemen: tante moederszijde,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 13 april 2021;
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 12 mei 2021.
1.2.
Op 12 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet. Verschenen zijn:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- de pleegmoeder;
- mevrouw [A] , namens de GI;
- meneer [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) die door de rechtbank is uitgenodigd om advies te geven over de verzoeken van de GI. [1]

2.Waar gaat het over?

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wordt uitgevoerd door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen bij de pleegmoeder.
2.3.
Bij beschikking van 24 januari 2019 zijn [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voorlopig onder toezicht gesteld. Sindsdien is de ondertoezichtstelling steeds verlengd. Ook zijn [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij beschikking van 24 januari 2019 uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin. De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 april 2020 de termijn van de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 19 april 2021 en de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een netwerkpleeggezin verlengd tot 19 april 2021.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij beschikking van 8 september 2020 de beschikking van de kinderrechter van 6 april 2020 bekrachtigd.
2.4.
In de tussenbeschikking van 13 april 2021 heeft de kinderrechter, nadat een uitstelverzoek van de ouders werd toegewezen, de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in een netwerkpleeggezin voor vier weken verlengd, dus tot 17 mei 2021. De beslissing op het overige deel van de verzoeken van de GI heeft de kinderrechter uitgesteld in afwachting van de mondelinge behandeling op 12 mei 2021. Op 12 mei heeft de kinderrechter, met instemming van de belanghebbenden, de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing kort verlengd tot 18 mei 2021.
2.5.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verlengen met een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in een netwerkpleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Nu in de beschikking van deze rechtbank van 12 mei 2021 al een deel van de verzoeken van de GI is toegewezen, gaat het nu nog om het resterende deel van de verzoeken tot een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
tot 19 april 2022.
De GI legt aan haar verzoeken het volgende ten grondslag. Het opgroeiperspectief van de kinderen ligt volgens de GI bij de pleegmoeder. De GI is van mening dat de huidige rust en stabiliteit dienen te worden gecontinueerd. De GI en de pleegmoeder zien dat de kinderen met de ouders en pleegmoeder een relatie kunnen aangaan zonder twijfels over waar zij zullen wonen. De kinderen genieten ook van omgang met de ouders. De GI vindt een verlenging van de maatregelen noodzakelijk ter waarborging van de plaatsing en om de huidige veiligheid en stijgende ontwikkeling te kunnen blijven monitoren en waarborgen.
2.6.
De Raad is het eens met de GI dat het perspectief van de kinderen bij de pleegmoeder ligt. Nu er geen zicht meer is op terugplaatsing van de kinderen bij de ouders, is het van belang dat er snel onderzoek wordt gedaan naar een gezagsbeëindigende maatregel.
2.7.
De ouders vinden primair dat de verzoeken van de GI moeten worden afgewezen. Zij hebben namens hun advocaat naar voren gebracht dat zij nog steeds het liefst willen dat de kinderen bij hen thuis zijn. Zij zijn altijd bereid zijn om de zorg en opvoeding van de kinderen weer op zich te nemen. Zij willen in Nederland gaan wonen om zo dichter bij de kinderen te zijn en zodat moeder ook steun van haar familie heeft als zij een ziekteperiode ervaart. Ook geven de ouders aan dat zij goede stappen hebben gezet ten aanzien van de (psychische) gezondheid van de moeder. Zij weten hoe zij moeten handelen als het psychisch gezien niet goed gaat met haar. Verder vinden de ouders het kwalijk dat de GI het afgelopen jaar op geen enkele manier heeft teruggewerkt naar een terugplaatsing van de kinderen bij hen. Zowel op de GI als op de Nederlandse staat berust een plicht om terug te werken naar een terugplaatsing. Gezinshereniging moet voorop staan. Subsidiair vinden de ouders dat de verzoeken voor een kortere tijd moeten worden toegewezen en het overige gedeelte moet worden aangehouden. Dan kan er gekeken worden of de ouders de positieve ontwikkeling vast blijven houden en of zij inmiddels naar Nederland zijn verhuisd.
2.8.
De pleegmoeder vertelt dat het goed gaat met de kinderen bij haar en dat zij zich goed ontwikkelen. Ook gaat het contact tussen de pleegmoeder met de ouders, en het contact tussen de kinderen met de ouders goed. Wel merkt de pleegmoeder dat op het moment dat de moeder een terugval krijgt, dat veel onzekerheid, onrust en verdriet bij de kinderen teweeg brengt. De kinderen halen op zulke momenten van alles in hun hoofd. Het lukt de pleegmoeder uiteindelijk wel om de kinderen weer tot rust te brengen. De pleegmoeder vindt wel dat het van belang is om te kijken naar het gegeven dat het in het verleden vaak is misgegaan en de kinderen niet voor niets al een lange tijd bij haar zijn. Het zou heel drastisch voor de kinderen zijn om hen weg te rukken uit hun veilige hechtingsplek. De plaatsing bij haar moet worden voortgezet en er moet gekeken worden naar hoe het contact tussen de kinderen en de ouders - of zij in Nederland gaan wonen of in België blijven wonen - het beste kan worden vormgegeven.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De kinderrechter zal nu een eindbeslissing nemen op de verzoeken van de GI en de beslissing niet verder aanhouden. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verlengen tot 19 april 2022. Ook zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in een netwerkpleeggezin verlengen tot 19 april 2022. De kinderrechter legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
De toelichting op de beslissing
3.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in een netwerkpleeggezin noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
3.3.
De kinderrechter vindt het namelijk het meeste in het belang van de kinderen dat zij bij hun tante, de pleegmoeder, blijven wonen. Hoewel de ouders stellen dat de GI niet aan terugplaatsing van de kinderen werkt, terwijl zij juist goed bezig zijn - en de GI ook bevestigt het afgelopen jaar niet aan terugplaatsing te hebben gewerkt, neemt dat niet weg dat de aanvaardbare termijn waarbinnen het perspectief waar de kinderen zullen opgroeien moet worden bepaald, is verstreken. De kinderen verblijven - aanvankelijk met onderbrekingen - vanaf juli 2018 bij de pleegmoeder. Het hof heeft al eerder in zijn beschikking van 8 september 2020 in rechtsoverweging 5.12. overwogen dat de kinderen niet langer in onzekerheid moeten verkeren over de plaats waar zij opgroeien:
“De kinderen zijn gewend aan de opvoedsituatie bij pleegmoeder en pleegmoeder is een
hechtingsfiguur voor de kinderen. De kinderen ontwikkelen zich daar goed. Deze ontwikkeling moet niet in gevaar gebracht worden door een nog verder voortdurende onzekerheid over hun perspectief.”De kinderrechter vindt het positief om te horen dat de ouders begrijpen dat de moeder psychisch kwetsbaar is en daardoor extra zorgvuldig moeten zijn en veiligheidsplannen daarvoor hebben opgesteld, maar de kinderrechter ziet tegelijkertijd dat de moeder heel kwetsbaar blijft. Meerdere keren is gebleken dat de ouders, ondanks de aanwezigheid van een veiligheidsplan, niet snel (kunnen) handelen als de moeder last krijgt van psychische problemen. Zoals ook door het hof in rechtsoverweging 5.9. van zijn beschikking van 8 september 2020 is overwogen. De kinderen hebben daar ook onder hebben geleden. Zij hebben onveiligheid, onduidelijkheid en onrust meegemaakt. Zij hebben daardoor een grote behoefte aan stabiliteit. De kinderrechter acht het dan ook in het licht hiervan en de bewoordingen van het hof begrijpelijk dat de GI het afgelopen jaar niet heeft gewerkt aan een terugplaatsing van de kinderen bij de ouders.
3.4.
De kinderrechter ziet tegelijkertijd wel dat de GI het afgelopen jaar vooral heeft geïnvesteerd in de relatie tussen de pleegmoeder en de ouders, en de ouders en de kinderen. De kinderrechter vindt het van groot belang dat dat wordt voortgezet. Er moet goed gekeken worden naar hoe de ouders hun ouderschap op een goede manier kunnen vormgeven zonder de dagelijkse verzorging en opvoeding te hebben voor hun kinderen. De ouders hebben naar voren gebracht dat zij naar Nederland willen verhuizen. Het lijkt de kinderrechter in het belang van de kinderen dat de ouders dichterbij komen wonen zodat zij makkelijker het contact met elkaar kunnen onderhouden. De ouders krijgen dus een andere rol dan de opvoedersrol in het leven van de kinderen. De GI zal de ouders daarin mogelijk ondersteuning kunnen bieden.
3.5.
Ten aanzien van de termijn van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing hebben de ouders subsidiair verzocht om een kortere termijn dan een jaar (tot 19 april 2022). De kinderrechter vindt wel dat de maatregelen tot 19 april 2022 moeten worden verlengd. Zo vertelde de Raad op de zitting dat er onderzoek gedaan moet worden naar een gezagsbeëindigende maatregel. De GI heeft daarop aangegeven het afgelopen jaar geen onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel te hebben voorgelegd aan de Raad, omdat zij dat te ingrijpend vond. De ouders toonden het afgelopen jaar veel inzet en zo’n onderzoek zou dan niet helemaal eerlijk overkomen op de ouders. De GI heeft wel op de zitting toegezegd voornemens te zijn om een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel wel voor te leggen aan de Raad. De kinderrechter overweegt daarbij dat de insteek van de GI van het afgelopen jaar aan de ene kant wel logisch lijkt te zijn. Echter, het vergoot aan de andere kant weer onduidelijkheid en oneerlijkheid voor de kinderen, omdat het perspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt. De kinderrechter benadrukt dan ook dat het van belang is dat de komende tijd onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel zal worden gedaan. Zo’n onderzoek is niet binnen een half jaar afgerond, daarom is de verlenging van een jaar noodzakelijk.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] tot 19 april 2022;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in een netwerkpleeggezin tot 19 april 2022;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2021 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van Delft, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 mei 2021.

Voetnoten

1.Artikel 810 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).