ECLI:NL:RBMNE:2021:497
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiseres, de eigenaar van een twee-onder-één-kapwoning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 332.000,- voor het belastingjaar 2019, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2018. De heffingsambtenaar had in zijn beschikking van 28 februari 2019 de waarde vastgesteld en een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd. Eiseres stelde dat de overlast van de ligging van de woning, nabij een supermarkt en andere voorzieningen, een waardedrukkend effect had, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat deze overlast de WOZ-waarde negatief beïnvloedde.
De rechtbank heeft de taxatiematrix van de heffingsambtenaar beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende inzicht gaf in de waardebepaling. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de vergelijkingsmethode correct was toegepast. Eiseres had geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank tot een ander oordeel konden brengen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.