Overwegingen
1. De ex-werknemer heeft geen toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht om de gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan zijn voormalig werkgever te verstrekken. De rechtbank zal daarom de motivering van haar oordeel zoveel mogelijk beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden. Op sommige plekken is het noemen van medische gegevens echter noodzakelijk voor de begrijpelijkheid van de uitspraak.
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
Waar gaat deze uitspraak over?
3.Deze zaak gaat over de WIA-uitkering van de ex-werknemer. Verweerder heeft met het bestreden besluit bepaald dat de ex-werknemer geen recht heeft op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), omdat de ex-werknemer volgens verweerder wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiseres vindt dat de ex-werknemer wel duurzaam arbeidsongeschikt is en dat de ex-werknemer daarom in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering.
4.In de tussenuitspraak heeft de rechtbank gebreken in het bestreden besluit geconstateerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende concreet heeft gemotiveerd waarom de verslavingsproblematiek van de ex-werknemer niet duurzaam is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had daarbij informatie moeten opvragen bij de behandelaars van de ex-werknemer en die moeten betrekken bij zijn conclusies over de (niet-)duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Dat heeft hij ten onrechte niet gedaan. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om deze gebreken binnen zes weken te herstellen.
5.Verweerder heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en heeft op 20 augustus 2021 een aanvullende motivering ingediend (de aanvullende motivering) en een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 augustus 2021 (het aanvullende rapport). Eiseres heeft hier op gereageerd met haar zienswijze van 14 september 2021. Volgens eiseres heeft verweerder de geconstateerde gebreken niet hersteld.
6.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de geconstateerde gebreken heeft hersteld.
Gewijzigd standpunt verweerder
7.In de tussenuitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de ex-werknemer op
27 maart 2020, de datum waar het in deze zaak om gaat, volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 oktober 2020 niet duidelijk blijkt of de ex-werknemer (tijdelijk) volledig arbeidsongeschikt is vanwege de opname in een zorginstelling, of dat hij volledig (maar niet duurzaam) arbeidsongeschikt is op basis van de FML van 20 juli 2020. Omdat verweerder op de zitting heeft bevestigd dat de ex-werknemer volledig arbeidsongeschikt is op basis van de FML van 20 juli 2020, is de rechtbank daar ook van uit gegaan in de tussenuitspraak. Maar in de aanvullende motivering heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de ex-werknemer op 27 maart 2020 volledig arbeidsongeschikt is vanwege zijn opname in een zorginstelling.
8.Deze standpuntwisseling van verweerder is op zichzelf al een reden om het beroep van eiseres gegrond te verklaren. Maar de rechtbank vindt ook dat verweerder de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken niet heeft hersteld met de aanvullende motivering en het aanvullende rapport. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij dat vindt. Daarna zal zij ingaan op de gevolgen voor het bestreden besluit en zal zij uitleggen hoe het verder gaat.
De geconstateerde gebreken zijn niet hersteld
9. In het aanvullende rapport schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de
(niet-) duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer het volgende. De detoxbehandeling die de ex-werknemer onderging is gericht op stabilisatie. Als dan blijkt dat iemand stabiel is, kan worden begonnen met re-integratie. Dit draagt bij aan resocialisatie, vergroten van zelfvertrouwen, betere financiële positie enzovoort, en kan daarmee verder bijdragen het stabiel houden van de situatie. Hervatten kan het beste opbouwend worden gedaan. Het is dan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ook voor de ex-werknemer, niet onmogelijk dat hij weer volledig aan het werk kan.
10. De rechtbank vindt dat hiermee nog steeds onvoldoende is gemotiveerd waarom de verslavingsproblematiek van de ex-werknemer niet duurzaam is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft een algemene beschrijving van hoe een verslaving kan verlopen bij iemand die een detoxbehandeling ondergaat, maar het is nog steeds niet duidelijk waarom het in het concrete geval van de ex-werknemer mogelijk is om weer duurzaam aan het werk te gaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft (weer) niet betrokken dat de ex-werknemer in ieder geval sinds augustus 2018 niet belastbaar is voor arbeid en dat hij al meerdere behandeltrajecten heeft gevolgd, waarna hij steeds is teruggevallen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen informatie opgevraagd bij de behandelaars van de ex-werknemer.
11. De conclusie is dat verweerder de geconstateerde gebreken niet heeft hersteld. Verweerder heeft nog steeds niet voldoende gemotiveerd waarom de ex-werknemer niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is gegrond. De rechtbank legt hierna uit wat dit betekent voor het bestreden besluit en hoe het verder gaat met deze zaak.
12. Omdat het beroep gegrond is, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Omdat de gebreken in het bestreden besluit niet zijn hersteld, kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand blijven. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om zelf in de zaak te voorzien en aan de ex-werknemer een IVA-uitkering toe te kennen, maar die optie is in dit geval niet mogelijk. Verweerder kan de geconstateerde gebreken namelijk nog herstellen door opnieuw medisch onderzoek te laten verrichten, waarbij de overwegingen uit deze uitspraak en de tussenuitspraak in acht worden genomen, en opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. De rechtbank geeft verweerder de opdracht om dat te doen. Verweerder moet binnen 16 weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres nemen.
Proceskosten en griffierecht
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. De rechtbank stelt de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
14. Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige, verzekeringsarts R.M.E. Blanker. De vergoeding voor die kosten stelt de rechtbank vast op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt voor opdrachten verstrekt in 2020 een maximumtarief van € 129,63 per uur exclusief BTW en voor opdrachten verstrekt in 2021 een maximum tarief van € 134,04 per uur exclusief BTW.
15. De deskundige heeft twee rapporten opgesteld: het rapport van 23 november 2020 en het rapport van 26 april 2021. Eiseres heeft een factuur van 30 november 2020 overlegd, waaruit blijkt dat de deskundige 3,5 uren aan het rapport uit 2020 heeft besteed, en een factuur van 28 april 2021, waaruit blijkt dat hij 1,75 uren aan het rapport uit 2021 heeft besteed. De rechtbank vindt dit een redelijk aantal uren. De totale kosten bedragen, inclusief 21% BTW, € 832,82 (3,5 x € 129,63 + 1,75 x € 134,04, vermeerderd met 21% BTW).
16. Het totale bedrag aan proceskosten dat verweerder aan eiseres moet vergoeden komt daarmee op € 2.702,82.
17. Verweerder moet ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 354,- vergoeden.