ECLI:NL:RBMNE:2021:4941
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kinderrechter bij verzoek om toelating als gemachtigde in het kader van ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek van eiseres om haar moeder als gemachtigde toe te laten bij de Stichting Samen Veilig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuursrechter niet bevoegd is om over dit verzoek te oordelen, aangezien het besluit betrekking heeft op de uitvoering van de ondertoezichtstelling (OTS). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een eerdere beslissing van de Stichting Samen Veilig, waarin werd aangegeven dat haar moeder niet als gemachtigde werd geaccepteerd. De rechtbank heeft het beroep behandeld tijdens een zitting, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de Stichting Samen Veilig door haar gemachtigden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het verzoek van eiseres en de daaropvolgende beslissing van de Stichting Samen Veilig verband houden met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, wat betekent dat de kinderrechter bevoegd is om hierover te oordelen. Dit is in overeenstemming met artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat geschillen omtrent de uitvoering van de ondertoezichtstelling aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij onbevoegd is om over het verzoek te oordelen en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om het besluit bij de kinderrechter aan te vechten.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien zij zich onbevoegd heeft verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de kinderrechter in zaken die de ondertoezichtstelling van minderjarigen betreffen.