ECLI:NL:RBMNE:2021:4932

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
1628851820
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie, medeplegen van dealen van cocaïne en het voorhanden hebben van drugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, het medeplegen van de handel in cocaïne en het voorhanden hebben van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2020 tot en met 13 november 2020 samen met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder cocaïne, MDMA, hasjiesj en hennep. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er tapgesprekken en analyses van telefoons gepresenteerd als bewijs. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de deelname aan de criminele organisatie en het handelen in drugs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.288518.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 februari 2021, 1 april 2021 en 29 september 2021. Op 29 september 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld, gelijktijdig met het onderzoek tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (16-288520-20). Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. Het onderzoek op de zitting is op 29 september 2021 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de regiezitting van 1 april 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen/Mijdrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet
;
Feit 2
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen/Mijdrecht samen met anderen heeft gedeald in cocaïne
en/of
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen/Mijdrecht samen met anderen heeft gedeald in hennep;
Feit 3
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen/Mijdrecht samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 1365,38 gram cocaïne
- 11 XTC-pillen
en/of
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen/Mijdrecht samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 15,1 gram hasjiesj
- 86,3 gram hennep.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie komt tot een bewezenverklaarde periode van 1 januari 2020 tot en met 13 november 2020, inhoudende een partiële vrijspraak voor de ten laste gelegde periode in 2019.
Als reactie op wat de verdediging in haar pleidooi heeft gezegd over mogelijke vormverzuimen voert de officier van justitie het volgende aan. Volgens de officier van justitie is het heimelijk maken van een forensische kopie van een telefoon toegestaan en valt dit in ieder geval binnen de bevoegdheden van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), waarvoor de officier van justitie reeds toestemming had gegeven. Met betrekking tot het uitlezen van de telefoons en het opvragen van historische verkeersgegevens heeft de officier van justitie aangegeven dat hij daar opdracht toe heeft gegeven in het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Er is daarmee geen min of meer volledig beeld verkregen van het leven van verdachte nu de telefoon slechts is doorzocht met zoektermen die verband houden met het onderzoek. De eventuele inbreuk op de privacy van verdachte is daarmee niet meer dan beperkt gebleven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Primair heeft de verdediging gesteld dat bewijsuitsluiting van meerdere bewijsmiddelen dient te volgen als gevolg van diverse vormverzuimen in het onderzoek. Daardoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 te komen.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat er ook zonder de bewijsuitsluiting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman subsidiair vrijspraak bepleit voor de drugs die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres] en zich ten aanzien van de drugs die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres] aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Vormverzuimen
De verdediging heeft gesteld dat de heimelijke inbeslagname van de twee telefoons op 29 juli 2020 onrechtmatig heeft plaatsgevonden, nu er geen machtiging door de rechter-commissaris is afgegeven voor deze handeling en de telefoons niet op deze manier, zonder kennisgeving, in beslag genomen hadden mogen worden ingevolge artikel 94 Sv. Met dit handelen zijn het eigendomsrecht en het recht op privacy van verdachte geschonden. Naast dit nadeel is het nadeel van verdachte gelegen in de schending van artikel 13 EVRM. Immers heeft verdachte geen klaagschrift ex artikel 552a Sv kunnen indienen. Ten aanzien van de telefoon die niet kon worden uitgelezen ( [telefoonnummer] ) heeft de verdediging verzocht het vormverzuim enkel te constateren. Ten aanzien van de telefoon die wel is uitgelezen ( [telefoonnummer] ) heeft de verdediging primair verzocht over te gaan tot bewijsuitsluiting, subsidiair strafvermindering. Ook de uit het vormverzuim voortgevloeide resultaten dienen van het bewijs te worden uitgesloten.
Verder heeft de verdediging gesteld dat is gehandeld in strijd met het Europese recht (het Prokuratuur-arrest) doordat de historische verkeersgegevens van de telefoons van verdachte zijn verkregen zonder dat daarvoor toestemming is gegeven door een onafhankelijke instantie. Nu die toestemming ontbreekt, de gegevens zien over een langere periode en aan de hand daarvan een compleet beeld is ontstaan waar verdachte was en met wie hij omging, heeft de verdediging gesteld dat de historische verkeersgegevens van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Een analoge toepassing van het Prokuratuur-arrest maakt dat ook het uitlezen van de telefoons onrechtmatig is geweest, omdat daarvoor geen toestemming is gegeven door de rechter-commissaris. Voor verdachte is er sprake van nadeel nu zijn privacy onherstelbaar is geschonden. De verkregen inhoud van de telefoons [telefoonnummer] , [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] dient te worden uitgesloten van het bewijs, net als de uit dit vormverzuim voortvloeiende resultaten.
De verdediging heeft verder nog opgemerkt dat bovenstaande onrechtmatigheden tezamen met de andere ingezette opsporingsmiddelen, te weten geplaatste camera’s bij de woning van verdachte, de observaties en het plaatsen van een peilbaken, een compleet beeld hebben gegeven van het leven van verdachte, en dat daarom de enige juiste conclusie is dat de genoemde bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Ten slotte heeft de verdediging gesteld dat de doorzoeking ter inbeslagneming aan de [adres] en [adres] niet rechtmatig heeft plaatsgevonden, nu die zoeking niet heeft plaatsgevonden onder leiding van een rechter-commissaris, doordat zij niet lijfelijk bij de gehele zoeking aanwezig is geweest en uit het proces-verbaal niet blijkt dat zij maatregelen heeft getroffen omtrent haar bereikbaarheid. Dit heeft tot gevolg gehad dat verdachte door de zoeking is geschonden in zijn huisrecht en zijn recht op privacy ex artikel 8 EVRM. Gelet op de ernst van het verzuim dient bewijsuitsluiting te volgen van de spullen die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres] . Ten aanzien van de aangetroffen spullen in de woning aan de [adres] heeft de verdediging verzocht het vormverzuim enkel te constateren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuimen
Heimelijke inbeslagname telefoons
De rechtbank stelt vast dat verdachte in verband met een vernieling is aangehouden. Het onderzoek dat tot onderhavige zaak heeft geleid, liep toen al. Tijdens zijn insluiting heeft de politie twee telefoons kort in beslag genomen en van een van die telefoons ( [telefoonnummer] ) is een forensische kopie gemaakt. Verdachte is hiervan niet in kennis gesteld.
De rechtbank overweegt dat deze handelswijze niet bij wet is voorzien. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gehandeld in strijd met artikel 94 Sv; meer in het bijzonder is het voorschrift geschonden dat is neergelegd in het derde lid: verdachte is niet van de inbeslagname op de hoogte gebracht. In tegenstelling tot wat de officier van justitie heeft betoogd, biedt ook artikel 126g Sv geen grondslag voor deze heimelijke inbeslagname. Het stelselmatig volgen of waarnemen van een persoon is iets wezenlijks anders dan het kopiëren van de inhoud van een telefoon.
De inbreuk op het eigendomsrecht van verdachte is zeer beperkt geweest. Verdachte kon tijdens zijn insluiting toch al niet over de telefoons beschikken en had bij zijn vrijlating weer de beschikking over zijn telefoons. Ook is geen sprake geweest van een ernstige privacyschending. De telefoon waarvan de gegevens zijn gekopieerd, is volgens de politie namelijk een dealtelefoon geweest welke weinig sociale contacten bevatte. Daarnaast is artikel 13 EVRM ook slechts in geringe mate geschonden; verdachte had toen hij wel bekend raakte met de inbeslagname en de gekopieerde gegevens daar alsnog tegen kunnen klagen op grond van 552a Sv. Gelet op de geldende beoordelingskaders is het onaannemelijk dat een dergelijk klaagschrift tot een gegrondverklaring had geleid, nu vormverzuimen niet kunnen leiden tot gegrondverklaring en er ook geen materiële gronden aanwezig lijken te zijn die tot gegrondverklaring hadden kunnen leiden.
De rechtbank zal het eventuele aan het vormverzuim te verbinden gevolg hierna bespreken.
Verkrijging historische verkeersgegevens in strijd met Europees recht
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de historische verkeersgegevens zijn opgevraagd van de periode 1 februari 2020 tot en met 14 augustus 2020 van de IMEI- en telefoonnummers van twee van de bij verdachte in beslag genomen telefoons. In het Prokuratuur-arrest [1] heeft het Europese Hof van Justitie (hierna: ‘HvJ EU’) onder meer bepaald dat de verkrijging van verkeers- en locatiegegevens van telecommunicatieaanbieders moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Gelet op de vereiste onafhankelijkheid, mag de instantie die die toetsing verricht niet betrokken zijn bij de uitvoering van het strafrechtelijk onderzoek en moet zij neutraal zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure. Dat is niet het geval bij een Openbaar Ministerie dat strafrechtelijke onderzoeken leidt en in dit geval ook optreedt als openbaar aanklager tijdens strafprocedures. Een latere toetsing van het besluit van de officier van justitie is niet voldoende om aan het onafhankelijkheidsvereiste te voldoen, omdat de controle door een onafhankelijke autoriteit moet plaatsvinden voorafgaand aan de machtiging.
De in Nederland gebruikelijke werkwijze ten aanzien van het vorderen van de gegevensverstrekking van telecommunicatieaanbieders, conform artikel 126n Sv, voldoet derhalve niet aan het Unierecht. Het is immers de officier van justitie die de gegevens op grond van voornoemd artikel vordert en in onderhavige zaak ook de gegevens heeft ontvangen, zonder dat die vordering voorafgaand is getoetst door een onafhankelijke rechterlijke instantie (bijvoorbeeld de rechter-commissaris) of bestuurlijke entiteit. De rechtbank gaat er vanuit dat de gegevensverstrekking in onderhavige zaak op voornoemde wijze heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat – achteraf gezien – de vordering tot verstrekking van de historische verkeersgegevens niet in overeenstemming is met het Unierecht. De gegevens die op grond van deze vordering zijn verstrekt, zijn daarom onrechtmatig verkregen.
Vervolgens moet worden nagegaan welke rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan dit vormverzuim.
Het HvJ EU geeft in het arrest
La Quadrature du Nete.a. van 6 oktober 2020 [2] een beoordelingskader voor de vraag hoe omgegaan moet worden met processen-verbaal die zijn opgesteld op basis van informatie die in strijd met de voorschriften van het Unierecht zijn verkregen. Het HvJ EU overweegt allereerst dat het volgens het beginsel van procedurele autonomie een zaak van het nationale recht is om de regels vast te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid van (onrechtmatig verkregen) informatie/bewijs. De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij het beoordelingskader van artikel 359a Sv dat gaat over vormverzuimen.
Op grond van vaste nationale rechtspraak geldt dat aan de verschillende in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen als uitgangspunt ten grondslag ligt dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens gelet op het uitgangspunt van subsidiariteit dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg.
Zoals hiervoor al is overwogen, zijn de bewaarde gegevens weliswaar opgevraagd in overeenstemming met de wettelijke regeling maar is daarbij – achteraf bezien – in strijd gehandeld met het Unierecht. De onrechtmatige toegang tot deze historische verkeers- en locatiegegevens moet worden beschouwd als een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit verzuim levert een schending op van het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Uit vaste rechtspraak volgt dat een dergelijke schending niet zonder meer maakt dat er ook sprake is van een inbreuk op de in artikel 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces. Daar is in dit geval ook geen sprake van. Het is niet gesteld en ook niet gebleken dat door de onrechtmatige verkrijging van locatie- en verkeersgegevens het recht van verdachte op een eerlijk proces in het geding is (geweest).
De rechtbank overweegt dat het Openbaar Ministerie de geldende voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering heeft gevolgd. Het Openbaar Ministerie heeft dus niet bewust tegen de regels in gehandeld. Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat op grond van de concrete gegevens van dit geval, zoals neergelegd in het proces-verbaal “Start proces-verbaal onderzoek 09DRECHT20” van 29 juli 2020 en in combinatie met de TCI-meldingen over verdachte in dit dossier, een onafhankelijke rechterlijke autoriteit hoogstwaarschijnlijk een machtiging zou hebben verleend om de verkeers- en locatiegegevens te vorderen, ook wanneer daarbij zou zijn getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank concludeert dat verdachtes recht op privacy door dit vormverzuim in enige mate is geschonden, omdat met de historische verkeersgegevens over de opgevraagde periode een beeld is verkregen met wie verdachte contact had. De rechtbank zal het eventuele aan het vormverzuim te verbinden gevolg hierna bespreken.
Analoge toepassing van het Prokuratuur-arrest
De rechtbank volgt de verdediging niet in de stelling dat het Prokuratuur-arrest analoog toegepast kan of moet worden op het uitlezen van de telefoons. De uitleg die het HvJ EU in het Prokuratuur-arrest geeft, ziet op de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie (2002/58/EG). Die richtlijn heeft betrekking op de opslag en verwerking van verkeersgegevens via openbare communicatienetwerken en via openbare elektronische-communicatiediensten. Bij het uitlezen van telefoons gaat het om gegevens die door de betrokkene zelf, in dit geval verdachte, zijn bewaard. Daarop is de richtlijn niet van toepassing.
Doorzoeking rechter-commissaris
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van doorzoeking blijkt dat de rechter-commissaris de zoeking telefonisch heeft gesloten, waaruit naar het oordeel van de rechtbank voldoende blijkt dat de politie beschikte over de telefoongegevens van de rechter-commissaris. Er is daarmee geen sprake van een vormverzuim. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging.
Overige opsporingsbevoegdheden
De rechtbank stelt voorop dat van stelselmatige observatie in de zin van artikel 126g Sv sprake is indien de observaties in verband met de plaats waar zij zijn uitgevoerd, de duur, het doel, de intensiteit en frequentie ervan, alsmede het gebruik van technische hulpmiddelen, geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van verdachte.
Uit het strafdossier volgt dat naast het opvragen van verkeersgegevens en het uitlezen van telefoons, er een camera op de deur van het pand en de woning van verdachte is geplaatst van 21 augustus 2020 tot en met 13 november 2020, zijn telefoon gedurende enige tijd is afgeluisterd, van 7 september 2020 tot en met 13 november 2020 een peilbaken onder de auto van verdachte is geplaatst, IMSI scans hebben plaatsgevonden op 3, 4 en 7 september 2020 en verdachte is geobserveerd op 3, 4, 7 en 17 september 2020, 22 en 23 oktober 2020, 5, 9 en 12 november 2020. Door de inzet van deze opsporingsbevoegdheden is een min of meer compleet beeld verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van verdachte.
Uit het dossier blijkt dat deze opsporingsbevoegdheden zijn uitgeoefend met toestemming van de officier van justitie, met uitzondering van de telefoontaps waar toestemming van de rechter-commissaris voor is gegeven. Daarmee zijn deze bevoegdheden rechtmatig uitgeoefend.
Gevolgen van de vormverzuimen
De rechtbank komt tot de vaststelling dat er sprake is geweest van twee vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek jegens verdachte, te weten de heimelijke inbeslagname van de telefoons en het verstrekken van de historische verkeersgegevens.
Op basis van voornoemde beoordeling van de vormverzuimen – wat betreft de aard en de ernst van het verzuim en het nadeel van verdachte – komt de rechtbank tot de conclusie dat het nadeel dat verdachte daarmee heeft geleden zeer beperkt is gebleven en door de verdediging weinig specifiek is onderbouwd. De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering dat er sprake is van vormverzuimen en hier geen verdere gevolgen aan verbinden.
Bewijsmiddelen [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Het telefoonnummer [telefoonnummer] is mijn telefoonnummer. [4]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende een analyse van de telefoontap op het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) [5] blijkt onder meer het volgende:
Uit de tap is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] veel contact heeft met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [6] Uit de tap is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] contact heeft met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De stem van de gebruiker van [telefoonnummer] werd herkend als zijnde de stem van verdachte [medeverdachte 1] . [7]
Wat betreft de inhoud van de tapgesprekken: het werd duidelijk dat er afspraken gemaakt worden voor het afleveren van goederen.
Tapgesprek 31-07-2020 18:34
Beller en gebelde: [telefoonnummer] SMS [telefoonnummer]
vraagt of er 1 door zijn brievenbus gegooid kan worden. [telefoonnummer] legt dan 50 in en de
rest komt later. [telefoonnummer] noemt [telefoonnummer] buurman. [8]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende een eind pv van de telefoontap op het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) [9] blijkt onder meer het volgende:
Tapgesprek 16-10-2020 15:31
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
zegt niet door de bus doen dat kan niet
[telefoonnummer] zegt O
[telefoonnummer] zegt Ja laat effe weten anders ja en anders onder de papier container, maar in ieder
geval niet in mijn brievenbus dat is belangrijk
[telefoonnummer] zegt oké hoi hoi [10]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende een onderzoek naar de iPhone 6sblijkt onder meer het volgende:
Deze iPhone 6s werd op 13 november 2020 onder [verdachte] in beslag genomen. Het mobiele telefoonnummer is volgens de toestelgegevens + [telefoonnummer] . [11]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 1] ) en [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 2] )
Startdatum: 18-09-2020
[telefoonnummer] (18-9-2020 18:40:22(UTC+0):
Bro hoe laat komt je collega?
+ [telefoonnummer] 18-9-2020 18:43:23(UTC+0)
1. min sorry vriend [12]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 1] ) en [telefoonnummer] ( [contactnaam 3] ).
Startdatum: 27-07-2020
+ [telefoonnummer] 5-9-2020 20:32:13 (UTC+0)
Ik stuur iemand na jou goed
+ [telefoonnummer] 5-9-2020 20:32:54 (UTC+0)
Ze belt als ze er is
+ [telefoonnummer] 29-9-2020 21:24:15 (UTC+0)
[telefoonnummer]
+ [telefoonnummer] 29-9-2020 21:24:20 (UTC+0)
Is me neefje
+ [telefoonnummer] 29-9-2020 21:24:26 (UTC+0)
Bel hem [13]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 1] ) en [telefoonnummer] ( [contactnaam 4] ).
Startdatum: 10-07-2020
[telefoonnummer] 22-9-2020 20:23:24(UTC+0)
Kan je misschien iemand langs sturen [14]
+ [telefoonnummer] 22-9-2020 20:25:23(UTC+0)
Me neefje [medeverdachte 1] goed [15]
Ik zag dat er in de telefoon 2146 contacten waren uitgelezen. Ik zag dat bij veel van deze contacten alleen een telefoonnummer stond en geen naam. Daarnaast zag ik dat er bij veel personen een plaatsnaam in de naam verwerkt was.
Een van de contacten betrof [contactnaam 8] met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit onderzoek blijkt dat dit een dealertelefoonnummer is. Daarnaast is bij de aanhouding van [verdachte] een telefoon aangetroffen die gekoppeld stond aan dit telefoonnummer. [16]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende een analyse van de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] )blijkt onder meer het volgende:
Gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] :
Het bovengenoemde telefoonnummer is in gebruik van verdachte [medeverdachte 2] .
Tapgesprek 01-09-2020 09:25
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer] I
[telefoonnummer] meld zich af op school. Noemt zichzelf [medeverdachte 2] , geboren op [1997] . [17]
Uit de tap is gebleken dat verdachte [medeverdachte 2] contact heeft met verdachte [verdachte] . Dit blijkt uit gesprekken en sms berichten naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het contact tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] gaat voornamelijk over de tijd en plaats waar afgesproken wordt.
Tapgesprek 25-09-2020 17:34
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
wordt door [telefoonnummer] aangestuurd naar Kruytvat te gaan naar die rooie. Ze moet appen
als ze er bijna is. [18]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar een iPhone 11blijkt onder meer het volgende:
Het toestel werd tijdens de aanhouding op 13 november 2020 onder [medeverdachte 2] aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] in gebruik is bij [medeverdachte 2] . [19]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] en + [telefoonnummer]
Startdatum: 16-04-2020, einddatum 11-11-2020
Ik zag dat er in de gesprek 2089 berichten stonden. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] in gebruik is bij [verdachte] .
+ [telefoonnummer] 18-6-2020 18:22:41 (UTC+2)
Waar zie ik je
+ [telefoonnummer] 18-6-2020 18:25:52(UTC+2)
Ben in Mijdrecht app alsje na Mijdrecht rijd
+ [telefoonnummer] 18-6-2020 18:27:12(UTC+2)
Moet ik naar Mijdrecht komen?
+ [telefoonnummer] 18-6-2020 18:31:02(UTC+2)
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:38:46(UTC+2)
Kanje naar Mijdrecht gaan nu
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:39:22(UTC+2)
Even langs gaan bedoel je
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:39:50(UTC+2)
Of wil je dat ik nu kom ben net wakker
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:39:50(UTC+2)
Ja
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:40:00(UTC+2)
Welke van de twee
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:40:10(UTC+2)
Die ding brengen [21]
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 12:56:03(UTC+2)
App me alsje er bent dan loopt hij na je toe
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 13:04:52(UTC+2)
Ik ben er
+ [telefoonnummer] 20-6-2020 13:09:39(UTC+2)
Ga naar binnen [22]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende een eind pv van de telefoontap op het telefoonnummer [telefoonnummer]blijkt onder meer het volgende:
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij onder andere verdachte [medeverdachte 1] . Dit blijkt uit gesprekken die zijn opgenomen onder een telefoonnummer in gebruik bij verdachte [verdachte] waarin de gebruiker van het telefoonnummer zichzelf kleine noemt. Tijdens het uitluisteren van de tap werd duidelijk middels verschil in stem dat het telefoonnummer [telefoonnummer] bij meerdere personen in gebruik was. Hieruit werd de stem van verdachte [verdachte] herkend als zijnde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ook werd uit gesprekken duidelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] door meerdere personen gebruikt wordt. [23]
Tapgesprek, 06-11-2020, 13:07
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
vraagt waar ben jij
[telefoonnummer] zegt ik ben nu in Mijdrecht, is die kleine er niet
[telefoonnummer] zegt Mijdrecht
[telefoonnummer] zegt Ja is die kleine er niet
[telefoonnummer] vraagt wat
[telefoonnummer] zegt O is die kleine weg
[telefoonnummer] zegt Nee, ja [24]
Tapgesprek, 06-11-2020, 15:53
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
wil weten waar die andere is. * [telefoonnummer] laat hem bellen als hij hem ziet
Tapgesprek, 06-11-2020, 16:10
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
Hé gozer
[telefoonnummer] Hé alles goed
[telefoonnummer] zegt O een andere stem ben jij die andere gozer weer, ja wel
[telefoonnummer] zegt Ja ja ja ja
Op vrijdag 13 november 2020 werd [verdachte] aangehouden op verdenking van de handel in verdovende middelen. [verdachte] had op het moment van de aanhouding 3 telefoons bij zich, waaronder een iPhone 7 voorzien van IMEI nummer [IMEI nummer] . Dit betreft het IMEI nummer waarin het telefoon nummer [telefoonnummer] werd gebruikt.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de
gebruikers zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [25]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek naar de iPhone 7blijkt onder meer het volgende:
De iPhone 7 werd op 13 november 2020 onder [verdachte] in beslag genomen. In de uitgelezen chatgegevens van de telefoon is te zien dat de telefoon te koppelen is aan telefoonnummer [telefoonnummer] . [26] Ik zag dat veel gesprekken gingen over het maken van afspraken op verschillende tijdstippen en locaties. [27]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] en [telefoonnummer]
8-11-2020 12:55:12 (UTC+0)
kan je ff halfe opschrijfe tot morgen?? [28]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 5] ) en + [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 6] )
Startdatum: 11-10-2020, einddatum 13-11-2020.
+ [telefoonnummer] 5-11-2020 01:27:47 (UTC+0)
Kan je er 1 droppen
+ [telefoonnummer] 5-11-2020 18:09:13 (UTC+0)
Maat kan je er 1 droppen nog
+ [telefoonnummer] 5-11 -2020 18:10:43 (UTC+0)
ja 10 min [29]
Ik zag dat er in de uitgelezen telefoon 2 notities stonden. Uit deze notities is op te maken dat het administratie betreft van wat mensen nog moeten betalen. Enkele namen komen ook overeen met de namen die worden benoemd in de chatgesprekken. [30]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Uit een proces-verbaal van bevindingen betreffende een onderzoek op de iPhone7 van verdachteblijkt onder meer het volgende:
Ik stelde een onderzoek in naar de gegevens van de Iphone 7. Deze telefoon werd op vrijdag 13 november 2020 onder [verdachte] in beslag genomen.
In de uitgelezen chatgegevens van de telefoon is te zien dat de telefoon te koppelen is aan telefoonnummer + [telefoonnummer] . Op het telefoonnummer + [telefoonnummer] heeft een tap gelopen. Uit analyse van de tapgegevens is gebleken dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebruik hebben gemaakt van dit telefoonnummer. [31]
Gesprek tussen: + [telefoonnummer] (met naam: + [telefoonnummer] ) en [telefoonnummer] (met naam: [contactnaam 7] )
Startdatum: 21-10-2020, einddatum 06-11-2020
[telefoonnummer] 21-10-2020 02:35:34(UTC+0)
Rechter achterband Mitsubishi [adres]
[telefoonnummer] 29-10-2020 18:34:50(UTC+0)
Hé alles goed? Brievenbus? [32]
[telefoonnummer] 1-11-2020 00:38:35(UTC+0)
Leg maar een onder het konijn op het bankje naast de voordeur Thanx [33]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen betreffende een analyse van de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) in het toestel met als IMEI nummer [IMEI nummer] [34] blijkt onder meer het volgende:
Gebruikers dealerlijn:
Tijdens het analyseren van de tapgesprekken werd duidelijk dat de dealers die dealerlijn
[telefoonnummer] gebruiken, handelen in vermoedelijk verdovende middelen. Dit blijkt uit gesprekken en of sms berichten waarin gesproken word over het afnemen van producten onder de benaming halve, kleine en aantallen van hoeveel ze willen. Tevens wordt er gesproken over betalingen die nog openstaan.
Tapgesprek 25-09-2020, 23:33
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
*1168 wil er graag nog een halve bij. Afspraak in Waverveen
[telefoonnummer] Vrouw
Tapgesprek 01-11-2020, 12:42
Beller en gebelde [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
Afspraak bij [naam] , [telefoonnummer] komt er aan
[telefoonnummer] zegt ik moet er effe 2 hebben
[telefoonnummer] zegt is goed
[telefoonnummer] Man
Tapgesprek 11-09-2020 14:37
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
Afspraak op een parkeerplaats bij Cuilensmeer te Vinkeveen.
[telefoonnummer] wil weten of [telefoonnummer] er 2 heeft. [telefoonnummer] zegt er 2 te hebben.
[telefoonnummer] Vrouw [35]
Verder werd het duidelijk dat meerdere personen gebruik maken van de dealerlijn. Op 4 september 2020 werd door het observatieteam een IMSI scan uitgevoerd. Hieruit kwam dealerlijn [telefoonnummer] naar boven. De scan werd uitgevoerd op een persoon genaamd [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kwam op dat moment uit het appartementencomplex gelopen aan de [straat] te [woonplaats] . Dit betreft het appartementencomplex waar verdachte [verdachte] woonachtig is.
Op de tap is met regelmaat een vrouwenstem te horen, als gebruiker van de dealerlijn. Opvallend is dat de vrouwenstem, horende bij [medeverdachte 2] , voornamelijk de dealerlijn op de vrijdagen en zaterdagen in gebruik heeft.
Ook zijn er op tap 2 mannenstemmen te horen. In dit proces-verbaal zal ik de mannenstemmen benoemen onder mannenstem 1 en mannenstem 2. [36]
Mannenstem 1:
Opvallend aan deze gebruiker is dat er veel afspraken gemaakt worden op het thuis adres van de gebruiker van de dealerlijn. De afnemers krijgen de opdracht om naar de voordeur te komen of ze spreken in de straat af op een bepaalde locatie. Het adres wat opgeven wordt is [adres] .
Tapgesprek 11-09-2020 18:49
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
vraagt hoe de straat heet. [telefoonnummer] antwoord met [straat]
[telefoonnummer] Vrouw
De vrouwenstem, [medeverdachte 2] , maakt ook afspraken op dit adres. [37]
Op het adres [adres] te [woonplaats] is woonachtig verdachte [verdachte] . Mannenstem 1 werd door wijkagent [verbalisant 1] herkend als zijnde de stem van verdachte [verdachte] .
Mannenstem 2:
Door de bovengenoemde wijkagent werd mannenstem 2 herkend als zijnde verdachte [medeverdachte 1]
. Het is ambtshalve bekend dat [medeverdachte 1] de neef van [verdachte] betreft en als bijnaam de naam kleine draagt. Over de tap is te horen dat mannenstem aangeeft de neef van die andere te zijn en noemt zichzelf kleine.
Tapgesprek 28-10-2020, 19:44
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
zegt jij bent een andere of niet
[telefoonnummer] zegt Ja man, ik ben die kleine
[telefoonnummer] Man
Tapgesprek 30-09-2020 16:41
Beller en gebelde: [telefoonnummer] BUM [telefoonnummer]
zegt dat hij even weg moest en dat [telefoonnummer] de neef van hem is.
[telefoonnummer] man of vrouw
Uit bovenstaande informatie kan geconcludeerd worden dat de gebruikers van dealerlijn
[telefoonnummer] zijn:
• [verdachte]
• [medeverdachte 1]
• [medeverdachte 2]
Uit analyse is gebleken dat het werkgebied van de dealers voornamelijk de regio West-Utrecht
betreft. In de volgende plaatsen vinden veel afspraken en/of ontmoetingen plaats:
• Mijdrecht
• Vinkeveen
Uit de tapgesprekken en de sms berichten bleek dat er benamingen gebruikt waarvan het ambtshalve bekend is dat hiermee verdovende middelen bedoeld kunnen worden. De volgende benamingen worden gebruikt:
• Hele
• Halve
• Kleine [38]
Uit
een proces-verbaal van bevindingen betreffende stemherkenningenblijkt onder meer het volgende:
Op 28 oktober 2020 heb ik, [verbalisant 2] samen met wijkagent [verbalisant 1] tapgesprekken beluisterd. Ik heb hem de onderstaande tapgesprekken laten beluisteren.
Taplijn 002 IMEI [IMEI nummer]
Taplijn 009 Telefoonnummer [telefoonnummer]
Taplijn 013 Telefoonnummer [telefoonnummer]
Taplijn 014 Telefoonnummer [telefoonnummer]
Stemherkenning [IMEI nummer] (
opm. rb: telefoonnummer [telefoonnummer])
De stem van IMEI nummer [IMEI nummer] herkende ik, [verbalisant 1] , als die van [verdachte] . [39]
Stemherkenning # [IMEI nummer] (
opm. rb: telefoonnummer [telefoonnummer])
De stemmen van IMEI nummer [IMEI nummer] herkende ik, [verbalisant 1] , als die van [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Stemherkenning * [telefoonnummer]
De stem van telefoonnummer [telefoonnummer] herkende ik, [verbalisant 1] , als die van [verdachte] .
Stemherkenning * [telefoonnummer]
De stem van telefoonnummer herkende ik, [verbalisant 1] , als die van [medeverdachte 1] . [40]
Uit
een proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen camera voordeurblijkt onder meer het volgende:
Op 01 november 2020 gaat de deur van [adres] open. Te zien is dat [verdachte] half naar buiten komt. [41] Persoon komt naar de voordeur en steekt ze hand uit. Te zien is dat er iets word overgegeven. [42] Bij het inzoomen is te zien dat het een klein wit voorwerp is. Dit voorwerp herken ik als zijnde een ponypack. Het is mij ambtshalve bekend dat er in deze ponypacks cocaïne word vervoerd. [43]
Uit
een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1]blijkt onder meer het volgende:
Mr. Poelmeijer: Heeft u een concreet adres of nummer?
Ik ben bij nummer [adres] geweest. In mijn straat dus. [44]
Kunt u zich herinneren dat bij dat verhoor aan u foto’s zijn getoond?
Ja, ik heb een paar foto’s gezien.
Kunt u zich herinneren wat u daarover heeft verklaard?
Dat ik ze herken.
Als wat herkende u ze?
Waar ik wel eens geweest ben, bij twee van die jongens. [45]
Had u één of meerdere dealers?
Er waren twee jongens, dus twee dan.
Wat voor verdovende middelen kocht u?
Ik heb wel eens coke gehaald.
Heeft u wel eens lachgas van hen gekocht?
Nee. [46]
Uit
een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1]blijkt onder meer het volgende:
V: Wat voor drugs koop jij?
A: Cocaïne [47]
V: Van wie koop jij de drugs?
A: Van iemand hier in de flat. Hij woont op het adres [adres] in [woonplaats] .
V: Hoe krijg jij drugs?
A: Thuis werd het door de brievenbus gegooid en als ik het ging ophalen dat was op het adres [adres] . [48]
M: Wij gaan jou enkele foto’s tonen. Dit betreft foto l. (
de rechtbank begrijpt: verdachte)
V: Heb jij van deze persoon drugs gekocht?
A: Ja
V: Waaraan herken je de persoon?
A: Dit is nummer [woonplaats] . Zijn gezicht. Dit is hem
M: Foto 2 (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1])
V: Heb jij van deze persoon drugs gekocht?
A: Dat is het neefje die ik ken als kleine
V: Waaraan herken je hem?
A: Zijn bolle kop [49]
Uit
een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2]blijkt onder meer het volgende:
V: Op welk adres sta je ingeschreven?
A: [adres] [woonplaats] [50]
V: Wanneer ben jij voor het laatst in de woning aan de [adres] te [woonplaats] geweest?
A: Ongeveer drie weken geleden ben ik in de woning geweest.
V: Wie maken er nog meer gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ?
A: Mijn buurman, [verdachte] , heeft ook al heel lang een sleutel. Hij heeft de sleutel, omdat ik in januari 2020 in het ziekenhuis lag en hij de boel in de gaten zou houden. Farid wilde daar eventueel een beetje gaan chillen. Omdat ik hem vertrouwde heb ik dit toegestaan. [51]
Uit
een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingblijkt onder meer het volgende:
Op 13 november 2020 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning, [adres] te [woonplaats] . [52] Op de lijst van inbeslaggenomen goederen staan de volgende goederen vermeld:
Ponypacks met wit poeder uit keuken [53]
5 grijze pillen in de vorm van een buddha.
6 roze pillen in de vorm van het Louis Vuitton [54]
Uit
een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingblijkt onder meer het volgende:
Op 13 november 2020 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning, [adres] te [woonplaats] . [55] Op de lijst van inbeslaggenomen goederen staan de volgende goederen vermeld:
Wit brok in sealzak van Albert Heijn, aangetroffen in broodbak in keuken. [56]
Schaal met wit poeder, aangetroffen in broodbak in keuken.
Aardappelschilmes. Aangetroffen in boordbak, waar tevens wit poeder in is aangetroffen.
1. plastic bakje met wit poeder, aangetroffen in paarse plastic tas in kast naast de keuken.
Bruin blok met daarin mogelijk cocaine, aangetroffen in witte geldkist in een zijkast naast de keuken. [57]
Uit
een proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van goederen bij insluitingsfouilleringblijkt onder meer het volgende:
Tijdens de insluitingsfouillering van [verdachte] op 13 november 2020 te Mijdrecht trof ik een witte (1) ponypack en een (1) sleutelbos aan. Deze zijn in beslag genomen ten behoeve van het onderzoek. [58]
Uit de kennisgeving van inbeslagname blijkt dat de volgende goederen in beslag zijn genomen:
PL0900-2020116878-2733924: Blok met vermoedelijk cocaïne
PL0900-2020116878-2733927: Schaaltje met wit poeder
PL0900-2020116878-2733931: Wit brok
PL0900-2020116878-2733937: Bakje wit poeder
PL0900-2020116878-2733938: Ponypack [59]
Overzicht inbeslaggenomen goederen [adres] in [woonplaats] :
Broodbak keuken Aardappelschilmesje goednummer: 2733942 [60]
Uit de kennisgeving van inbeslagname blijkt dat de volgende goederen in beslag zijn genomen:
Goednummer: PL0900-2020116878-2733799 24 grote ponypacks en 57 kleine ponypacks
Goednummer: PL0900-2020116878-2733813 6 pillen vermoedelijk xtc
Goednummer: PL0900-2020116878-2733814 5 pillen vermoedelijk xtc [61]
Uit
processen-verbaal onderzoek verdovende middelenblijkt onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2020116878-2733938
Sporendrager: SIN AANQ9198NL
Relatie met SIN AANZ6037NL (monster A)
Wikkel met wit poeder, 0,06 gram
Goednummer: PL0900-2020116878-2733790
Sporendrager: SIN AANQ9199NL
Relatie met SIN AANZ6036NL [62] (monster B)
Papieren wikkel met 0,40 gram wit poeder/brokjes [63]
Goednummer: PL0900-2020116878-2733813
Sporendrager: SIN AANQ9250NL
Relatie met SIN AANZ6031NL (monster G)
6 pillen
Gripzak met 2,91 gram roze tabletten
Goednummer: PL0900-2020116878-2733814
Sporendrager: SIN AANQ9206NL
Relatie met SIN AANZ6030NL [64] (monster H)
5 pillen
Plastic zak met 1,71 gram groene tabletten
Goednummer: PL0900-2020116878-2733799
Sporendrager: SIN AANQ6029NL
Relatie met SIN AANZ6029NL (monster I)
Gripzak met 81 wikkels met wit poeder, 42,13 gram wit poeder [65]
Goednummer: PL0900-2020116878-2733927
Sporendrager: SIN AANR5440NL
Relatie met SIN AANW6522NL [66] (monster A)
Kom met wit poeder 47,81 gram
Goednummer: PL0900-2020116878-2733937
Sporendrager: SIN AANR5442NL
Relatie met SIN AANW6523NL (monster B)
Diepvriesbakje met wit poeder en brokjes 117,67 gram
Goednummer: PL0900-2020116878-2733931
Sporendrager: SIN AANR5441NL
Relatie met SIN AANW6524NL [67] (monster C)
Witte brokken omwikkeld met folie 171,0 gram
Goednummer: PLO900-2020116878-2733924
Sporendrager: SIN AANR5439NL
Relatie met SIN AANW6525NL (monster D)
Blok geperst wit poeder 986,3 gram
Goednummer: PL0900-2020116878-2733942
Sporendrager: SIN AANR5443NL
Relatie met SIN AANW6526NL [68] (monster E)
Resten wit poeder op mes 0,01 gram [69]
De inbeslaggenomen drugs zijn onderzocht door het NFI. Zij hebben de volgende rapportages opgesteld:
Een NFI-rapport van 25 november 2020:
Kenmerk AANZ6037NL: poeder, wit, uit 0,06 gram
Conclusie: bevat cocaïne [70]
Een NFI-rapport van 25 november 2020:
Kenmerk AANZ6036NL: poeder en brokjes, wit, uit 0,4 gram
Conclusie: bevat cocaïne [71]
Een NFI-rapport van 25 november 2020:
Kenmerk AANZ6030NL: tablet en delen, groen, uit 1,71 gram
Conclusie: bevat MDMA [72]
Een NFI-rapport van 25 november 2020:
Kenmerk AANZ6031NL: tablet, delen en poeder, roze, uit 2,91 gram
Conclusie: bevat MDMA [73]
Een NFI-rapport van 4 december 2020:
Kenmerk AANW6522NL, poeder, wit, uit 47,81 gram
Conclusie: bevat cocaïne [74]
Een NFI-rapport van 4 december 2020:
Kenmerk AANW6523NL, poeder en brokjes, wit, uit 117,67 gram
Conclusie: bevat cocaïne [75]
Een NFI-rapport van 4 december 2020:
Kenmerk AANW6524NL, brok, wit, uit 171,0 gram
Conclusie: bevat cocaïne [76]
Een NFI-rapport van 4 december 2020:
Kenmerk AANW6525NL, brok, wit, uit 986,3 gram
Conclusie: bevat cocaïne [77]
Een NFI-rapport van 3 december 2020:
Kenmerk AANW6526NL, poeder, wit, uit 0,01 gram
Conclusie: bevat cocaïne [78]
Uit
de deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van het TMIFblijkt onder meer het volgende:
De DNA-profielen van onderstaande verdachten dienen vergeleken te worden met de DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal:
(…) RAAP2038NL Verdachte [verdachte] (SKN [nummer] )
Ontvangen sporenmateriaal:
SIN-nummer: AAMT7276NL
Beschrijving item: bemonstering voorraaddoos en folie [79]
Resultaat van het vergelijkend DNA-onderzoek:
Voorraaddoos en folie, aanr5442nl, vegen en niet bruikbare dactyAAMT7276NL:
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal vier donoren, van wie zeker één man. [80]
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en drie onbekend, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van vier onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. De bijbehorende likelihood ratio van zeer veel waarschijnlijker is 10.000-1.000.000 [81]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Dealen drugs (feit 2)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij handelde in lachgas en niet in drugs. De rechtbank acht zijn verklaring niet aannemelijk geworden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de tapgesprekken komen termen als ‘hele’, ‘halve’, ‘kleine’ en ‘grote’ voor. Volgens verdachte betekenen ’kleine’ en ‘halve’ een doosje met lachgaspatronen en betekenen ‘grote’ en ‘hele’ een lachgasfles. De rechtbank is echter ambtshalve bekend met de terminologie halve, hele, kleine en grote in de context van het dealen van cocaïne. Verder leidt de rechtbank uit de tapgesprekken af dat verdachte de bestellingen van zijn klanten op plaatsen moest afleveren die naar het oordeel van de rechtbank niet passen bij doosjes patronen of lachgasflessen, maar eerder bij ponypacks met cocaïne. In de tapgesprekken wordt namelijk gesproken over afleveren in de brievenbus, op de rechterachterband van een auto of ‘onder het konijn op het bankje naast de voordeur’. Verdachtes verklaring hierover dat hij een lege ballon door de brievenbus deed en het doosje of de fles dan bij de voordeur zette, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Een andere aanwijzing voor het dealen van cocaïne zijn camerabeelden waarop te zien is dat verdachte een ponypack overhandigt aan een afnemer. Daar komt bij dat verdachte meerdere ponypacks voorhanden heeft gehad en getuige [getuige 1] heeft verklaard cocaïne bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] te hebben afgenomen. Dat verdachte de ponypacks moest bewaren voor een vriend acht de rechtbank in onderlinge samenhang en verband bezien met de overige bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Ook blijkt uit de telefoongesprekken en chatberichten dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebruik maakten van dezelfde dealertelefoons waarbij de een soms de telefoon opnam en de ander de drugs wegbracht. Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft gehandeld in cocaïne.
Gelet op de gegevens verkregen uit de verscheidene telefoons, zoals hiervoor weergegeven, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring voor de periode vanaf 1 juni 2020. Voor een langere periode biedt het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het dealen van hennep in de uitoefening van beroep of bedrijf en van het dealen van cocaïne in de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2020, nu daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is.
Voorhanden hebben drugs (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen de aangetroffen drugs in de woningen aan de [adres] en [adres] voorhanden heeft gehad omdat deze zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Met betrekking tot de drugs aangetroffen in de woning aan de [adres] geldt dat verdachte de sleutels van die woning heeft gekregen van de huurster van de woning en die huurster heeft verklaard dat zij zelf niet meer in de woning is geweest. In het licht van het bewezenverklaarde dealen, de aangetroffen drugs tijdens de fouillering van verdachte en de aangetroffen drugs in zijn eigen woning, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de drugs in de woning aan de [adres] ook in de machtssfeer van verdachte lagen. De rechtbank overweegt daarnaast dat verdachte zelf woont in de woning aan de [adres] . De in die woning aangetroffen drugs rekent de rechtbank in diezelfde context van het bewezenverklaarde dealen toe aan verdachte.
Deelname criminele organisatie (feit 1)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow). Een organisatie in de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming in de zin van artikel 11b Ow te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor is overwogen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte in de periode van 1 juni 2020 tot en met 13 november 2020 samen met anderen heeft gedeald in cocaïne. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere structuur en duurzaamheid tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: medeverdachten) met betrekking tot het dealen in cocaïne. De structuur van de organisatie wordt tot uitdrukking gebracht door de rolverdeling tussen de verdachten. De telefoon met telefoonnummer * [telefoonnummer] was wisselend in gebruik bij verdachte en [medeverdachte 1] en de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] werd door alle drie gebruikt. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte maakten zelf afspraken, brachten cocaïne naar een klant op een afgesproken locatie of lieten de cocaïne achter op een met de klant afgesproken plek. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken en de chatgesprekken blijkt dat verdachte zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] opdracht gaf om cocaïne naar bepaalde plekken en mensen te brengen. Daarnaast is in de woning [adres] , waar zowel verdachte als [medeverdachte 1] toegang toe hadden, een voorraad drugs aangetroffen. Een groot deel daarvan, ongeveer 1 kilogram, bevond zich in een kluis waarvan de sleutel bij medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen. De rechtbank gaat er vanuit dat de handelsvoorraad van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte in de woning aan de [adres] werd bewaard. Dat verdachte ook wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs wordt bevestigd door het feit dat op een van de schaaltjes waar drugs in is aangetroffen het DNA van verdachte zat. De duurzaamheid van de organisatie komt tot uitdrukking in de periode dat de samenwerking plaatsvond. Die periode stelt de rechtbank vast op 1 juni 2020 tot en met 13 november 2020, gelet op de data van het aangetroffen berichtenverkeer tussen verdachten onderling en de afnemers. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in die periode deelgenomen aan de criminele organisatie door de strafbare feiten, te weten het verkopen en vervoeren van cocaïne, zelf uit te voeren. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten een gestructureerd en duurzaam karakter had, zodat aan de vereisten voor het aannemen van een criminele organisatie is voldaan.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van deelneming aan de criminele organisatie in de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2020, nu daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1

omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen en Mijdrecht
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde lid, Opiumwet;

2

op tijdstippen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen en Mijdrecht, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende

- cocaïne,

(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3

op 13 november 2020 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen) en de [adres] te [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen))

- 1365,38 gram cocaïne, en
-11 pillen, althans 4,62 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, MDMA, zijnde cocaïne, MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid van de Opiumwet;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een locatieverbod, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat uit de rapportages volgt dat detentie extra belastend is voor verdachte en zelfs niet gewenst is. De verdediging heeft dan ook verzocht om een groot deel voorwaardelijk op te leggen, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt. Verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna een half jaar schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs in de context van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Verder had verdachte een grote voorraad drugs voorhanden. In algemene zin kan worden gezegd dat drugshandel moet worden bestreden en bestraft omdat het onze maatschappij veel schade toebrengt. De daarmee gepaard gaande criminaliteit wordt steeds ernstiger en gaat gepaard met veel geweld tot liquidaties aan toe. Daarvan zijn onschuldige burgers niet alleen steeds vaker getuige maar in sommige gevallen zelfs slachtoffer. Daarnaast wordt de samenleving op kosten gejaagd, zowel vanwege de zorg voor gebruikers en verslaafden als vanwege de (zware) criminaliteit en overlast die drugshandel met zich brengt. Feiten als deze brengen bovendien onrust in de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag en om te voorzien in zijn eigen drugsverslaving.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2021. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 15 september 2021, waarin geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank de rapportage psychologisch onderzoek van Fivoor van 27 september 2021 ontvangen, waarin de onderzoeksresultaten van de verdiepingsdiagnostiek zijn beschreven.
De strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen voor het dealen in harddrugs gedurende een periode van meer dan drie, maar minder dan zes maanden met enige regelmaat, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden als uitgangspunt. Voor het voorhanden hebben van de bewezenverklaarde hoeveelheid harddrugs nemen de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 5 maanden als uitgangspunt. Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van bijna een half jaar deelgenomen aan een criminele organisatie en had hij harddrugs in zijn bezit op de dag dat hij werd aangehouden. De rol die verdachte had in de organisatie was sturend. Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten, en op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten, is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht het vanuit het oogpunt van zowel speciale als generale preventie bovendien van belang dat in de strafoplegging tot uiting komt dat de handel in drugs uiteindelijk niet loont en zwaar wordt bestraft. Daarbij komt dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven ter terechtzitting.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen, zal een gedeelte van 3 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport. De rechtbank zal daarbij een proeftijd van twee jaren stellen als stok achter de deur en om gedurende lange tijd ondersteuning te bieden om de risico’s op de praktische leefgebieden en daarmee het recidivegevaar te verminderen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoons die voor het dealen zijn gebruikt, verbeurd worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] terug te geven aan verdachte, nu dit zijn privételefoon is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- telefoon, iPhone 7, 632399,
- telefoon, iPhone 6s, 632391,
- telefoon, iPhone 7, 632396,
- telefoon, iPhone 7, 631947
verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de bewezenverklaarde feiten begaan.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgegeven op het moment dat de rechtbank een veroordelend vonnis uitspreekt.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel een veroordelend vonnis onvoldoende is om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst op 1 april 2021. Nu de rechtbank tot een veroordeling komt en tot oplegging van een gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, dient verdachte nog een deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan. Gelet op de ernst van de feiten en het signaal dat van de straf moet uitgaan weegt het strafvorderlijk belang zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten. Bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn daartoe ook niet aangevoerd. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 11b van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 3 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
Algemene voorwaarden
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
* zich na het ingaan van de proeftijd binnen vijf dagen meldt bij Leger des Heils
Reclassering op het adres Zeehaenkade 30, Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door FACT Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachte [medeverdachte 1] , tenzij het bijzondere situaties betreft in de sfeer van familiebijeenkomsten, waarbij ook andere familieleden aanwezig zijn, onder de voorwaarde dat daarvoor vooraf toestemming wordt gevraagd aan en verkregen van de reclassering, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* zich niet bevindt in de gemeente Ronde Venen, buiten overleg met de reclassering, zolang de reclassering dit nodig vindt. De reclassering acht het bij een veroordeling niet gewenst dat verdachte zich begeeft in de Gemeente Ronde Venen (uitgezonderd van een bezoek aan familie, in overleg met de reclassering);
* meewerkt aan controle van het gebruik van lachgas/cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* zich inspant om een geschikte dagbesteding te vinden en te behouden;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • telefoon, iPhone 7, 632399,
  • telefoon, iPhone 6s, 632391,
  • telefoon, iPhone 7, 632396,
  • telefoon, iPhone 7, 631947.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te Vinkeveen en/of Mijdrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,
in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere): verdachte, [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde,
vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
( art 11b lid 1 Opiumwet)
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te
Vinkeveen en/of Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- cocaïne,
- zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te
Vinkeveen en/of Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd,
(telkens) een of meerdere (gebruikers)hoeveelheden van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van
hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te
Vïnkeveen en/of Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen) en/of de [adres]
te [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen))
- 1365,38 gram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid cocaine en/of
-11 althans één of meerdere XTC-pillen en/of pillen, althans 4,62 gram (bevattende) amfetamine/MDMA/MDA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, amfetamine, MDMA en/of MDA,
zijnde cocaïne, amfetamine, MDMA en/of MDA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 november 2020 te
Vinkeveen en/of Mijdrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen) en/of de [adres]
te [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen))
15,1 gram hasjiesj en/of
86,3 gram hennep, althans één of meerdere henneptoppen althans gedroogde hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel
van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj) en/of hennep, zijnde hasjiesj/of hennep (telkens) een middel als vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.HvJ EU 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152.
2.C-511/18, C-512/18, C-520-18, ECLI:EU:C:2020:791
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het proces-verbaal van 5 maart 2021, genummerd 2020192768C, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1610 en het proces-verbaal van 29 april 2021, genummerd 2020192768D, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1611 tot en met 1648. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Een proces-verbaal van terechtzitting van 29 september 2021.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 861.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 864.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 868.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 863.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 861.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 895.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1323.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1327, Dossier B.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1332, Dossier B.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1333.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1334.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1340, Dossier B.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 899.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 900.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1478.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1483.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1484.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1485.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1004.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1005.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1006.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1344.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1346.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1347.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1349.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1364.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1407.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1409
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1410.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 943.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 944.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 945.
37.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 946.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 948.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1027.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1028.
41.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 816.
42.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 817.
43.Een proces-verbaal van bevindingen, blad 39.
44.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, pagina 2.
45.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, pagina 4.
46.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris, pagina 5.
47.Een proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 1294.
48.Een proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 1295.
49.Een proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 1297.
50.Een proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 1265.
51.Een proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 1266.
52.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1112.
53.Bijlage bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1115.
54.Bijlage bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1116.
55.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1124.
56.Bijlage bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1127.
57.Bijlage bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1128.
58.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1091.
59.Beslagdossier, proces-verbaal met registratienummer: PL0900-2020116878-26, pagina’s zijn ongenummerd.
60.Beslagdossier: Beslag Locatie B: [adres] in [woonplaats] , pagina is ongenummerd
61.Beslagdossier, proces-verbaal met registratienummer: PL0900-2020116878-23, pagina’s zijn ongenummerd.
62.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1219.
63.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1220.
64.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1222.
65.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1223.
66.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1236.
67.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1237.
68.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1238.
69.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 1239.
70.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1226.
71.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1232.
72.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1233.
73.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1227.
74.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1240.
75.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1243.
76.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1241.
77.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1244.
78.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, pagina 1242.
79.Een geschrift, te weten TMFI forensisch DNA-onderzoek d.d. 29 maart 2021, opgesteld door Dr. M. Hidding, losse bijlage, p. 2
80.Een geschrift, te weten TMFI forensisch DNA-onderzoek d.d. 29 maart 2021, opgesteld door Dr. M. Hidding, losse bijlage, p. 3
81.Een geschrift, te weten TMFI forensisch DNA-onderzoek d.d. 29 maart 2021, opgesteld door Dr. M. Hidding, losse bijlage, p. 4