ECLI:NL:RBMNE:2021:4927

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
16.071110.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 oktober 2019 in Nieuwegein. De verdachte, bestuurder van een tractor met giertank, heeft een fietser aangereden aan wie hij voorrang had moeten verlenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een te hoge snelheid het kruispunt naderde en door rood licht reed, wat resulteerde in een aanrijding met de fietser die op dat moment groen licht had. Het slachtoffer liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gecompliceerde enkelbreuk, waarvoor meerdere operaties nodig waren. Tijdens de zitting op 30 september 2021 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie eiste een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank achtte de verkeersongevalsanalyse betrouwbaar en gebruikte deze als bewijs. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.071110.20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2021

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: ‘verdachte’.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 8 april 2021 en 30 september 2021. Op 30 september 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. L.E. Toet en de officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser.

TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de (op de zitting gewijzigde) tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
primair:op 7 oktober 2019 in Nieuwegein een ongeval heeft veroorzaakt door roekeloos, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, te rijden in een voertuig, waardoor [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: op dezelfde datum en plaats als bestuurder van een motorrijtuig gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer op de weg heeft gehinderd.

VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier dat verdachte te hard heeft gereden en door rood is gereden, waardoor het ongeval met slachtoffer [slachtoffer ] heeft plaatsgevonden. Het rijgedrag was volgens de officier van justitie aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De officier van justitie vindt dat het letsel van het slachtoffer te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.

Het standpunt van de verdediging

De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Het meest verstrekkende verweer houdt in dat het proces-verbaal over de verkeersongevalsanalyse (hierna: ‘VOA’) zoals opgenomen in het procesdossier onvoldoende betrouwbaar is. In dit kader heeft de verdediging onder meer aangevoerd dat er bij de rijproeven een ander voertuig dan het ongevalsvoertuig is gebruikt en dat er geen tijdsvalidatie heeft plaatsgevonden. Ten slotte zou er een verkeerde correctie zijn toegepast (0,25 meter in plaats van 0,5 meter). Omdat dit volgens de verdediging niet overeenkomt met de voor een VOA geldende ‘FO-norm’ moeten de resultaten onbetrouwbaar worden geacht en de VOA uitgesloten van het bewijs. De advocaat vindt ook dat niet met voldoende zekerheid uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte door rood licht is gereden, te hard heeft gereden, niet goed heeft gekeken of de kruising vrij was van verkeer en geen voorrang heeft verleend, zodat niet bewezen kan worden dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Voor zover relevant worden de standpunten van de advocaat verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De betrouwbaarheid van de verkeersongevalsanalyse
Gezien het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging, zal de rechtbank eerst moeten beoordelen of deze verweren de conclusies van de VOA (kunnen) aantasten. Daar zal de rechtbank dus eerst op ingaan.
Een VOA is een forensisch-technische analyse van een verkeersongeval en geldt in het kader van een strafprocedure als een deskundigenbericht.
In deze strafzaak is er in de VOA gebruikgemaakt van de data van de verkeerslichtregeling op basis van videodetectie (camera’s) boven het kruispunt waar het ongeval plaatsvond. De camera is dan zodanig op een verkeerspunt gericht dat het hele gebied waarbinnen objecten (zoals voertuigen) gedetecteerd moeten worden, binnen het videobeeld vallen. Dit wordt ook wel het detectiegebied genoemd. In dat detectiegebied worden één of meer detectievelden gedefinieerd. [2] Het signaal dat de videodetector afgeeft, kan door de verkeersregelinstallatie op dezelfde manier worden verwerkt als het signaal van een lusdetector (die in het wegdek is verwerkt). [3]
Nu er voor deze VOA gebruik is gemaakt van videodetectie met detectiegebieden die al dan niet geactiveerd worden, kán de lengte van het voertuig dat bij de rijproeven wordt gebruikt in theorie de resultaten van de VOA beïnvloeden indien er sprake zou zijn van een dusdanig ander voertuig qua lengte. In dat geval zou immers het detectiegebied eerder, later of langer kunnen worden geactiveerd en gedeactiveerd. Dat is echter in dit geval niet aan de orde. In de VOA staat beschreven dat de combinatie van de tractor met aanhangwagen die bij de rijproeven is gebruikt qua lengte en omvang gelijk was aan de combinatie die bij het ongeval betrokken was. [4] Hierover is nog nader toegelicht dat de verschillen tussen de gebruikte tractors minimaal waren. De lengte van de tractor die bij het ongeval was betrokken ligt tussen de 389 en 397 cm en die van de tractor die bij de proeven is gebruikt is 393 cm. Het gaat dus om een verschil van enkele centimeters op een totale lengte van bijna 4 meter. Door deze zeer minimale verschillen tussen de afmetingen van de beide voertuigen, is een verschil in moment van activatie of deactivatie (van het detectiegebied) volgens de verkeersanalist te verwaarlozen. [5] De rechtbank volgt dit standpunt en stelt op grond daarvan vast dat deze minimale verschillen de (betrouwbaarheid van de) conclusies van de VOA niet aantasten.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat de VOA ook betrouwbaar is ten aanzien van de tijdsregistratie en de gebruikte data uit de faselogs. In de VOA is immers duidelijk het exacte moment van het ongeval omschreven, waarmee ook kon worden bepaald welk gedeelte van het faselog bij het onderzoek moest worden betrokken. Om 08.46 uur ontving de politie de melding van het ongeval. Het ongeval had logischerwijs vlak voor dit tijdstip plaatsgevonden. In het faselog zagen de verkeersanalisten dat het normale verkeersbeeld op het kruispunt vanaf 08.44 uur verstoord was. De doorstroming van het verkeer stagneerde toen op het kruispunt. In het faselog zagen de verkeersanalisten voorafgaand aan het tijdstip van de melding èn de verstoring van het verkeersbeeld detectorregistraties op de rijrichtingen van de bij het ongeval betrokken bestuurders. Gelet op de verstoring van het verkeersbeeld ná dit moment, zijn de detectorregistraties van deze voertuigen vrijwel zeker veroorzaakt door de bij het ongeval betrokken voertuigen. [6] Ook is nader toegelicht dat de verkeersregelinstallaties in Nieuwegein zijn aangesloten op een kwaliteitscentrale en beheerscentrale waardoor alle data en eventuele storingen bewaard blijven. De tijd van het verkeersregeltoestel wordt regelmatig gesynchroniseerd met de NTP (
netwerktijdprotocol) tijd van de centrale, waardoor een grote tijdsafwijking is uitgesloten. [7] Het voorgaande maakt dat de rechtbank de tijdsvalidatie en de gebruikte data uit de faselogs juist en betrouwbaar acht. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de advocaat.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank hier nog op dat de verdediging een feitelijk onjuist betoog heeft gehouden, door te stellen dat in de VOA in strijd met de vakbijlage VRI 2020 is gehandeld, omdat bij het berekenen van de afstand tussen de ingemeten detectiepunten een correctie heeft plaatsgevonden van 0,25 meter en niet van 0,5 meter. De rechtbank wijst er in dit verband op dat uit de VOA blijkt dat door de correcties van de detectiepunten (meervoud) met 0,25 meter een variatie in de lengte van elk traject van in totaal 0,5 meter ontstond. In totaal heeft er dus wel degelijk een correctie van 0,5 meter plaatsgevonden, zodat aan de eis in de vakbijlage is voldaan. [8]
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de verdediging voor alle andere naar voren gebrachte punten onvoldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd waarom en op welke wijze deze genoemde verweren de betrouwbaarheid van de VOA zouden kunnen aantasten. De rechtbank zal deze verweren om die reden verwerpen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de VOA betrouwbaar is en zal de VOA dan ook gebruiken voor het bewijs.
De advocaat heeft voorwaardelijk verzocht om de betrouwbaarheid van de VOA nader te laten onderzoeken, indien de rechtbank de VOA voor het bewijs zou gebruiken. Nu de rechtbank de VOA betrouwbaar acht, vindt zij een aanvullend onderzoek naar de VOA niet noodzakelijk. De rechtbank wijst dit verzoek van de advocaat dan ook af.
De bewijsmiddelen
De verkeersongevalsanalyse
Uit de VOA blijkt dat op 7 oktober 2019, rond 08.45 uur, op het kruispunt van de Symfonielaan en de Utrechtsestraatweg in Nieuwegein een verkeersongeval had plaatsgevonden. Het verkeer op het betreffende kruispunt werd ten tijde van het verkeersongeval geregeld door een verkeersregelinstallatie (VRI). Bij het ongeval was een op de Symfonielaan rijdende landbouwtrekker met aangekoppelde aanhangwagen in botsing gekomen met een op de Utrechtsestraatweg rijdende fietser. [9] De bestuurder van de landbouwtrekker reed over de rijstrook van de Symfonielaan (
rijrichting 8). De bestuurder van de fiets reed over de Utrechtstestraatweg (
rijrichting 22). [10]
De melding van het ongeval was door de politie geregistreerd om 08:46 uur. Het ongeval had logischerwijs vlak voor dit tijdstip plaatsgevonden. In het faselog was te zien dat koplus 081 (vlak voor de stopstreep) van richting 8, werd geactiveerd om 08.44.27,7 uur en werd gedeactiveerd om 08.44.29,0 uur. Het stoplicht was om 8.44.26,1 uur op rood gesprongen. Dat houdt in dat het voertuig op richting 8 de stopstreep passeerde terwijl de verkeerslichten voor die richting minimaal 1,6 seconden rood licht uitstraalden. Door de ligging van het detectieveld moest de bestuurder op dat moment nog ongeveer 2,3 meter afleggen om de stopstreep te passeren. De werkelijke duur dat de verkeerslichten rood uitstraalden op het moment dat de bestuurder de stopstreep passeerde was dus nog langer.
In het faselog was te zien dat koplus 22.1 van richting 22 werd geactiveerd om 08.44.20,4 uur en werd gedeactiveerd om 08.44.34,6 uur. Het stoplicht stond vanaf 08.44.29,6 uur op groen. [11]
Op basis van de activatie en de deactivatie van detectielus 081 is een indicatieve gemiddelde snelheid van de landbouwtrekker met aanhangwagen berekend. [12] Uit de snelheidsberekening bleek dat de bestuurder van de landbouwtrekker het kruispunt was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid van tussen de 30 en 36 kilometer per uur. [13] Met de berekende indicatieve snelheid kon ook berekend worden dat de bestuurder van de landbouwtrekker zich bij een snelheid van 30 kilometer per uur ongeveer 31,5 meter voor de stopstreep bevond bij de overgang van groen naar geel licht. De bestuurder had – na een normale reactietijd van ongeveer 1 seconde – zijn voertuig op normale wijze tot stilstand kunnen brengen voor de stopstreep als hij had gereageerd op de overgang van groen naar geel licht. [14]
Verklaring verdachte
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij de bestuurder van de tractor was. Hij heeft een geel stoplicht gezien vóórdat hij de kruising met zijn combinatie overstak. Hij verklaarde ook dat hij aan zijn rechterkant fietsers zag staan toen hij het kruispunt naderde en overstak. Hij had geen snelheid geminderd. [15]
Letsel slachtoffer
Op 13 januari 2020 heeft [slachtoffer ] bij de politie verklaard dat zij op 7 oktober 2019 op de fiets voor een verkeerslicht stond. Toen het stoplicht groen werd, zag zij dat vanaf de linkerkant een tractor aan kwam rijden. Zij dacht dat de tractor zou stoppen en is vervolgens de weg overgestoken. Direct daarna zag ze dat de tractor over haar voorwiel reed. Zij werd de lucht in gelanceerd en belandde vervolgens op het asfalt. Zij bleek een gecompliceerde breuk in haar been te hebben en heeft dezelfde dag gips om haar been gekregen. Daarna zijn ook een plaat en schroeven in haar been gezet. [16] Uit de geneeskundige verklaring bleek dat [slachtoffer ] een breuk in haar linkerenkel had opgelopen. [17]
Op 7 juni 2021 heeft [slachtoffer ] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij nog steeds pijn had in haar enkel. De pinnen en de plaat zaten er nog in. Daarna moest nog bekeken worden wanneer zij opnieuw geopereerd moest worden. [18]
De bewijsoverwegingen
Verdachtes schuld?
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor culpa is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Tot slot kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt in dit kader allereerst dat verdachte de bestuurder was van een tractor van bijna 4 meter lang met daaraan nog een aanhangwagen gekoppeld. Verdachte heeft een speciaal rijbewijs moeten halen voor het rijden van zo’n voertuig en wist dus waar hij op moest letten en dat hij nog voorzichtiger moest zijn dan een bestuurder van een auto. Zo wist hij dat een tractor met een relatief beperkte snelheid rijdt ten opzichte van de rest van het gemotoriseerde verkeer, en er dus ook langer over doet om een kruispunt in zijn geheel over te steken. Dit maakt de kans op een botsing met het overige verkeer op een kruispunt, wanneer er wordt doorgereden bij het zien van een geel stoplicht, aanmerkelijk groter. Verdachte heeft desondanks een geel licht genegeerd, is vervolgens door rood licht gereden en is het kruispunt, waar ook fietsers – zijnde kwetsbare verkeersdeelnemers – stonden te wachten, met onverminderde snelheid opgereden. Vervolgens heeft verdachte geen voorrang aan [slachtoffer ] verleend en is hij tegen haar fiets aangereden. Dit maakt dat verdachte zich er (kennelijk) ook niet van heeft vergewist dat het kruispunt vrij was voor het verkeer dat op dat moment groen licht had en mocht gaan rijden.
Gezien het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien oordeelt de rechtbank dat verdachte door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden het verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Zwaar lichamelijk letsel?
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de rechter bij de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel de volgende onderdelen moet betrekken: de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer ] door het ongeval een gecompliceerde breuk in haar enkel heeft opgelopen, waaraan zij meerdere keren geopereerd moest worden. In juni 2021 zaten er nog steeds pinnen en een plaat in haar enkel en had zij nog steeds last van haar enkel, waardoor het letsel nog niet volledig was hersteld. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het letsel van [slachtoffer ] moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 7 oktober 2019 te Nieuwegein als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een tractor met giertank aanhanger), daarmede rijdende over de weg, de kruising van de Symfonielaan met de Utrechtsestraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, - niet te stoppen voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat reeds rood licht uitstraalde, - met een hogere snelheid te rijden dan de voor landbouwvoertuigen toegestane maximum snelheid van 25 km/u, - zich daarbij in onvoldoende mate, ervan te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van kruisend verkeer, - geen voorrang te verlenen aan [slachtoffer ] die voor hem, verdachte, op een fiets (Spirit) van rechts kwam en in wiens richting het verkeerslicht groen licht uitstraalde en - (vervolgens) tegen de door [slachtoffer ] bestuurde fiets (Spirit) te rijden, waardoor [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde enkelbreuk, werd toegebracht.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat [slachtoffer ] door toedoen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Aan de andere kant heeft de officier van justitie ook oog voor de jonge leeftijd van verdachte, zijn lege strafblad, het tijdsverloop in deze zaak en de baan van verdachte, waarbij hij zijn rijbewijs nodig heeft.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

Het standpunt van de verdediging

De advocaat verzoekt de rechtbank rekening te houden met de kwetsbaarheid van verdachte, het tijdsverloop, het feit dat verdachte heeft geprobeerd zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer, de baan van verdachte en zijn lege strafblad.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte de straf op die door de officier van justitie is geëist. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft een aanrijding met een fietser veroorzaakt aan wie hij voorrang had moeten verlenen. Hij is met een voor zijn voertuig (tractor met giertank) te hoge snelheid een kruispunt genaderd en is, toen het stoplicht op geel sprong, niet gestopt en heeft ook geen gas losgelaten of geremd, maar is uiteindelijk door rood licht het kruispunt opgereden. Hij heeft daarmee, zeker gezien het feit dat hij een trekker met aanhanger bestuurde, een enorm risico genomen. Uiteindelijk is dit risico verwezenlijkt doordat verdachte het slachtoffer (die een groen stoplicht zag) geen voorrang heeft verleend en heeft verdachte een ongeval met het slachtoffer veroorzaakt. Het slachtoffer heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank rekent dat verdachte aan.

De persoonlijke omstandigheden van verdachte

Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook staan er geen onherroepelijke of openstaande verkeersovertredingen op het strafblad van verdachte. De rechtbank gaat er, mede vanwege de houding van verdachte op de terechtzitting, van uit dat het verkeersongeval dat verdachte heeft veroorzaakt een incident is geweest. Dat weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee bij het bepalen van de straf.
Persoon van verdachte
Verdachte was toen hij het verkeersongeval veroorzaakte 19 jaar oud. Daarnaast heeft verdachte een licht verstandelijke beperking en een vorm van autisme. Verdachte werkt in de landbouw en heeft voor zijn baan een rijbewijs nodig. De rechtbank houdt met al deze omstandigheden rekening bij het bepalen van de straf.

Tijdsverloop

Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld en als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting moet zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Het verkeersongeval dat verdachte heeft veroorzaakt heeft op 7 oktober 2019 plaatsgevonden. Verdachte is toen direct door een politieagent verhoord en kon op dat moment ook in redelijkheid verwachten dat tegen hem een vervolging werd ingesteld. Op het moment dat de rechtbank een uitspraak doet over deze zaak, is meer dan twee jaar verstreken. Dat betekent dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met dat tijdsverloop, maar laat het voor wat de overschrijding van de redelijke termijn betreft – aangezien het gaat om een overschrijding van één week – bij de constatering daarvan.

Conclusie

De rechtbank komt tot de conclusie dat de straf die door de officier van justitie geëist is passend is en zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 90 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 45 dagen hechtenis;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat
de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2021.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Nieuwegein als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een tractor met giertank aanhanger), daarmede rijdende over de weg, Structuurbaan en/of Symfonielaan en/of de kruising van die Structuurbaan en/of Symfonielaan met de Utrechtsestraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - niet te stoppen voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat reeds rood licht uitstraalde en/of - zijn snelheid onvoldoende aan te passen naar de situatie ter plaatse en/of met een te hoge snelheid te rijden en/of met een hogere snelheid te rijden dan de voor landbouwvoertuigen toegestane maximum snelheid van 25 km/u en/of - zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate ervan te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van (kruisend) verkeer en/of - (daarbij) geen voorrang te verlenen aan [slachtoffer ] die voor hem, verdachte, op een fiets (Spirit) van rechts kwam en in wiens richting het verkeerslicht groen licht uitstraalde en/of - (vervolgens) op/tegen de door [slachtoffer ] bestuurde fiets (Spirit) te botsen/rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer ] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde) enkelbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 7 oktober 2019 te Nieuwegein als bestuurder van een voertuig (tractor merk Case met giertank aanhanger), daarmee rijdende op de weg, Structuurbaan en/of Symfonielaan en/of de kruising van die Structuurbaan en/of Symfonielaan met de Utrechtsestraatweg, - niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat reeds rood licht uitstraalde en/of - zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast naar de situatie ter plaatse en/of met een te hoge snelheid heeft gereden en/of met een hogere snelheid heeft gereden dan 1e voor landbouwvoertuigen toegestane maximum snelheid van 25 km/u en/of - zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate ervan heeft vergewist
dat voornoemde kruising vrij was van (kruisend) verkeer en/of - (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer ] die voor hem, verdachte, op een fiets (Spirit) van rechts kwam en in wiens richting het verkeerslicht groen licht uitstraalde en/of - (vervolgens) op/tegen de door [slachtoffer ] bestuurde fiets (Spirit) is gebotst/gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL09002019299826 van 23 maart 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 53. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Bijlage 1 VRI, p. 17 van 25.
3.Bijlage 1 VRI, p. 18 van 25.
4.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 34.
5.Aanvullend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse door verbalisant [verbalisant] , p. 7 van het betreffende proces-verbaal.
6.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 33.
7.Aanvullend proces-verbaal verkeersongevalsanalyse door verbalisant [verbalisant] , p. 4 van het betreffende proces-verbaal.
8.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 11.
9.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 29.
10.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 31.
11.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 33.
12.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 34.
13.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 37.
14.Proces-verbaal analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, p. 39.
15.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 30 september 2021.
16.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 14-15.
17.Een geschrift, te weten: een geneeskundige verklaring, p. 26.
18.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris.