ECLI:NL:RBMNE:2021:4923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake gemeentelijke heffingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 31 januari 2021 bekend was gemaakt, maar het bezwaarschrift was pas op 13 mei 2020 door de verweerder ontvangen, wat meer dan een week na de afloop van de bezwaartermijn was. De rechtbank overweegt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dat verweerder het bezwaar terecht niet inhoudelijk heeft behandeld. Eiser had in een e-mail van 6 juni 2020 aangevoerd dat er problemen waren met de postbezorging, maar de rechtbank oordeelt dat deze algemene stelling niet voldoende onderbouwd is om als geldige reden voor de te late indiening van het bezwaarschrift te worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake was van omstandigheden die hem niet konden worden toegerekend. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en is er geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/385

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 11 december 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 31 januari 2021. De bezwaartermijn is dus geëindigd op 31 maart 2020. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 13 mei 2020. Dat is meer dan een week na afloop van de bezwaartermijn en dus te laat. Dat betekent dat de datum waarop eiser het bezwaarschrift op de post heeft gedaan niet meer relevant is. Als een bezwaarschrift te laat is ontvangen, is de hoofdregel dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser heeft in een e-mail aan verweerder van 6 juni 2020 aangevoerd dat er dagelijks poststukken niet of vertraagd worden bezorgd.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is deze algemene, niet onderbouwde stelling geen geldige reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Het ligt op de weg van eiser om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren die tot de conclusie kunnen leiden dat
hij verschoonbaar te laat is met het indienen van zijn bezwaarschrift, maar dat heeft hij niet
gedaan.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.