In deze zaak heeft de Woningexploitatiemaatschappij Nederland B.V. beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig een nieuw besluit heeft genomen na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 november 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van twaalf weken, die aan verweerder was gegeven om een nieuw besluit te nemen, op 3 februari 2021 is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat verweerder deze niet zelf heeft vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-. Verweerder is ook verplicht om het griffierecht aan eiser te betalen.
De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 20 augustus 2021. De rechtbank heeft de beslissing gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, met de verplichting voor verweerder om alsnog een besluit te nemen.