ECLI:NL:RBMNE:2021:4919

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/2562
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de Woningexploitatiemaatschappij Nederland B.V. beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig een nieuw besluit heeft genomen na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 november 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van twaalf weken, die aan verweerder was gegeven om een nieuw besluit te nemen, op 3 februari 2021 is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.

De rechtbank heeft overwogen dat, volgens artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat verweerder deze niet zelf heeft vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-. Verweerder is ook verplicht om het griffierecht aan eiser te betalen.

De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 20 augustus 2021. De rechtbank heeft de beslissing gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, met de verplichting voor verweerder om alsnog een besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2562

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2021 in de zaak tussen

Woningexploitatiemaatschappij Nederland B.V. , te Nieuwegein , eiseres,

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2698). In die uitspraak staat dat verweerder binnen twaalf weken na de verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank stelt vast dat de bij uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020 opgedragen termijn van twaalf weken op 3 februari 2021 is verstreken en dat verweerder nog steeds geen nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
4. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). In dit geval is verweerder de maximale dwangsom van € 1.442,- verschuldigd.
5. Omdat verweerder nog geen nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb). Verweerder heeft gevraagd om een langere termijn, omdat de inspecteur vanwege de lockdownperiodes geen inspectie heeft kunnen uitvoeren. De rechtbank ziet geen reden voor een langere termijn omdat het in de weg van verweerder lag om hier een passende oplossing voor te vinden. Er is al geruime tijd sprake van deze situatie en verweerder heeft dan ook de tijd gehad om op zoek te gaan naar alternatieven.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374,-.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin griffier
.De beslissing is uitgesproken op 20 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.