In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, nadat de rechtbank op 28 januari 2021 had bepaald dat verweerder binnen twee weken opnieuw moest beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelt dat verweerder deze beslissing niet heeft genomen, wat aanleiding geeft tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn van twee weken op 12 februari 2021 is verstreken zonder dat er een besluit is genomen door verweerder.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank concludeert dat eiser, gezien de omstandigheden, niet in een gunstiger positie kan komen door het indienen van dit beroep, aangezien er al een dwangsom van € 15.000,- loopt als gevolg van de eerdere uitspraak. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder bepaald dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is op 16 augustus 2021 bekendgemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.