In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 17 januari 2021 is ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedraagt het griffierecht € 49,-. De rechtbank heeft eiser op 28 maart 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Echter, het griffierecht is niet op tijd ontvangen en eiser heeft geen geldige reden opgegeven voor deze vertraging.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten, aangezien het beroep niet ontvankelijk is verklaard. De beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, rechter, en de griffier K.F.K. Hoogbruin. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 augustus 2021 en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.