In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld dat op 2 november 2020 is ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen om een beroep in te dienen. In dit geval bedroeg het griffierecht € 49,-. De rechtbank heeft eiseres op 15 maart 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Echter, het griffierecht is niet tijdig ontvangen door de rechtbank, en eiseres heeft geen geldige reden opgegeven voor deze vertraging. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres geen kopie van de uitspraak op bezwaar heeft ingediend, ondanks een verzoek daartoe. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aangetekende brief van 6 april 2021 door eiseres niet is afgehaald en is geretourneerd. De rechtbank heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, met de mededeling dat de termijn uit de eerdere brief niet opnieuw aanvangt. Dit heeft bijgedragen aan de beslissing om het beroep niet inhoudelijk te behandelen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden, en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.