ECLI:NL:RBMNE:2021:4887

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
9092852
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging pakketreisovereenkomst wegens niet voldoen aan precontractuele informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap PRIJSVRIJ.NL B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een pakketreisovereenkomst waarbij Prijsvrij niet heeft voldaan aan de (precontractuele) informatieverplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 7:502 en 7:504 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Prijsvrij onvoldoende informatie heeft verstrekt over de mogelijkheid tot opzegging van de overeenkomst en de hoogte van de annuleringskosten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de pakketreisovereenkomst vernietigd moet worden, omdat Prijsvrij niet aan haar wettelijke verplichtingen heeft voldaan.

De procedure begon met een tussenvonnis op 16 juni 2021, waarin de kantonrechter al had geoordeeld dat er sprake was van een pakketreisovereenkomst. Prijsvrij kreeg de kans om aan te tonen dat zij aan haar informatieverplichtingen had voldaan, maar de overgelegde bewijsstukken, waaronder schermafdrukken van een digitaal boekingsproces, waren onvoldoende. De kantonrechter oordeelde dat de informatie niet op een duidelijke en begrijpelijke manier was verstrekt, wat in strijd is met de wettelijke vereisten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Prijsvrij afgewezen en geoordeeld dat de vernietiging van de overeenkomst ook de rechtsgrond voor de gevorderde hoofdsom doet vervallen. Prijsvrij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot, aangezien deze zich niet had laten bijstaan door een professionele gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van transparante informatieverstrekking in het kader van pakketreisovereenkomsten en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9092852 MC EXPL 21-1982 A/45353
Vonnis van 13 oktober 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIJSVRIJ.NL B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch ,
verder ook te noemen Prijsvrij ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.J.M. van Rossem,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juni 2021;
- de akte van Prijsvrij met producties;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2. De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar hetgeen in het tussenvonnis van 16 juni 2021 is overwogen en beslist. De kantonrechter blijft daarbij. Hierna volgt de verdere beoordeling.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake is van een pakketreisovereenkomst als bedoeld in artikel 7:500 sub b BW. Prijsvrij is in de gelegenheid gesteld om bij akte aan te tonen dat zij aan haar (precontractuele) informatieverplichtingen heeft voldaan, zoals omschreven in artikel 7:502 BW e.v.
2.3.
Prijsvrij heeft vervolgens schermafdrukken van een digitaal boekingsproces overgelegd. Noch afgezien van het feit dat het in deze schermafdrukken gaat om een fictieve boeking, daaruit volgt niet dat de reiziger tijdens het boekingsproces is geïnformeerd over de mogelijkheid tot opzegging van de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis en de hoogte van de beëindigingsvergoeding (annuleringskosten). Dit betekent dat Prijsvrij niet heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichting van artikel 7:502 lid 1 sub g BW. In de laatste stap van het boekingsproces wordt weliswaar gevraagd om akkoord te gaan met een aantal sets toepasselijke voorwaarden welke via een hyperlink zijn te raadplegen, echter deze wijze van informatieverschaffing voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan artikel 7:502 lid 4 BW. Daarin is immers bepaald dat de verplicht gestelde precontractuele informatie op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier moet worden verstrekt. Bovendien bevatten zowel de van toepassing verklaarde Algemene voorwaarden van Prijsvrij (artikel 2.3.1. en 3.5.3.), de ANVR-Reizigersvoorwaarden (artikel 9) en de Reis- en boekingsvoorwaarden van Sunmix (onder ‘Annuleren’) verschillende beëindigingsvergoedingen. De onderlinge verhouding tussen deze vergoedingen is onvoldoende duidelijk, zodat Prijsvrij ook in dit opzicht de vereiste informatie niet op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier onder de aandacht van [gedaagde] heeft gebracht.
2.4.
Daarnaast heeft Prijsvrij niet aangetoond dat zij heeft voldaan aan de informatieverplichtingen bij de contractsluiting, zoals omschreven in artikel 7:504 lid 3 BW. Daarin is bepaald dat ook de pakketreisovereenkomst zelf, of de bevestiging daarvan, de verplichte precontractuele informatie moet bevatten, waaronder de mogelijkheid tot opzegging van de pakketreisovereenkomst en de hoogte van de beëindigingsvergoeding. Ingevolge lid 5 van voornoemd artikel moet ook hier de informatie op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier worden verstrekt. Uit de door Prijsvrij bij dagvaarding overgelegde boekingsbevestiging blijkt niet dat zij hieraan heeft voldaan. Daarin wordt immers slechts verwezen naar toepasselijke algemene voorwaarden.
2.5.
Door [gedaagde] niet naar behoren te informeren, heeft Prijsvrij niet aan haar wettelijke verplichtingen voldaan. Uit de artikelen 6:193b lid 1 en lid 3a in verbinding met 6:193d lid 1 en 2 en 6:193f onder c BW volgt bovendien dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Uit artikel 25 van de Richtlijn (EU) 2015/2302 en vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat een sanctie dient te volgen die doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend is. Met het oog op deze Europeesrechtelijke beginselen ziet de kantonrechter aanleiding om de pakketreisovereenkomst onder toepassing van artikel 3:40 lid 2 en/of artikel 6:193j lid 3 BW ambtshalve te vernietigen. Zoals in het tussenvonnis al is overwogen valt niet uit te sluiten dat [gedaagde] , als hij door Prijsvrij voldoende was geïnformeerd over de essentiële onderdelen van de precontractuele informatie, in dit geval de mogelijkheid tot opzegging van de overeenkomst en de annuleringskosten, hij van de overeenkomst had afgezien of deze (tijdig) had opgezegd. [gedaagde] is deze mogelijkheden door nalaten van Prijsvrij ontnomen en dat dient voor rekening van Prijsvrij te komen.
2.6.
Door de vernietiging van de overeenkomst is de rechtsgrond aan de door Prijsvrij gevorderde hoofdsom komen te ontvallen en zal deze vordering worden afgewezen. Dit betekent dat ook de rente en buitengerechtelijke incassokosten als nevenvorderingen worden afgewezen.
2.7.
Prijsvrij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil, omdat hij zich niet heeft bij laten staan door een professionele gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Prijsvrij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.