ECLI:NL:RBMNE:2021:486
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepplanten
Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennepplanten. De officier van justitie had verzocht om een bedrag van € 23.272,60 aan ontneming, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 11.636,30. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J. Lamers, voerde aan dat de rapportages onjuiste aannames bevatten en vroeg om afwijzing van de vordering of om de betalingsverplichting op nihil te stellen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde financieel voordeel had genoten uit het aanwezig hebben van hennep. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de hennepkwekerij zich in de woning van de veroordeelde bevond, er geen concrete aanwijzingen waren dat zij financieel had geprofiteerd van het feit dat zij hennep aanwezig had. Daarom werd de vordering tot ontneming afgewezen.