ECLI:NL:RBMNE:2021:486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
16.200717.19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepplanten

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennepplanten. De officier van justitie had verzocht om een bedrag van € 23.272,60 aan ontneming, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 11.636,30. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J. Lamers, voerde aan dat de rapportages onjuiste aannames bevatten en vroeg om afwijzing van de vordering of om de betalingsverplichting op nihil te stellen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde financieel voordeel had genoten uit het aanwezig hebben van hennep. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de hennepkwekerij zich in de woning van de veroordeelde bevond, er geen concrete aanwijzingen waren dat zij financieel had geprofiteerd van het feit dat zij hennep aanwezig had. Daarom werd de vordering tot ontneming afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad/Utrecht
Parketnummer: 16.200717.19 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2021 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. D.C. Smits en van dat wat de raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie van 22 december 2020 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van
€ 23.272,60.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd, in die zin dat hij heeft verzocht aan veroordeelde de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de helft van het geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 11.636,30.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Volgens hem liggen aan de rapportages onjuiste aannames ten grondslag. Zo heeft Stedin volgens hem ten onrechte geconcludeerd dat de hennepkwekerij in de woning van veroordeelde in werking is geweest met ingang van 27 december 2018. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de betalingsverplichting voor veroordeelde op nihil te stellen, dan wel van het gevorderde bedrag de kosten in mindering te brengen die veroordeelde al aan elektriciteit en huur heeft betaald.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van 9 februari 2021 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor het volgende strafbare feit:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
in de periode van 27 december 2018 tot en met 13 december 2019.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit, dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling van de vordering
De rechtbank heeft in de hoofdzaak de veroordeelde vrijgesproken van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep. De veroordeling ziet uitsluitend op het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in de periode van 27 december 2018 tot en met 13 juni 2019.
Het door de politie berekende en door de officier van justitie gevorderde berekende wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op het telen van hennep in de periode van 27 december 2018 tot en met 13 juni 2019.
De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde zich ook aan het telen van hennep heeft schuldig gemaakt. Er zijn wel voldoende aanwijzingen dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep. Dat betekent dat het aanwezig hebben van hennep in de periode van 27 december 2018 tot en met 13 juni 2019 de basis vormt van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op grond van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit het aanwezig hebben van hennep. Weliswaar bevond de hennepkwekerij zich in haar woning, maar hieruit kan nog niet de conclusie worden getrokken dat zij zonder meer financieel voordeel heeft gehad van het feit dat zij deze hennep aanwezig heeft gehad. Er zijn concrete aanwijzingen nodig dat zij hiervan financieel heeft geprofiteerd. Deze aanwijzingen zijn er niet.
De rechtbank zal de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel daarom afwijzen.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2021.