ECLI:NL:RBMNE:2021:4854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
16.179514.18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor smaadschrift met geldboete en voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van smaadschrift. De verdachte, een gemeenteraadslid, heeft in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2019 opzettelijk de eer en goede naam van twee benadeelden aangetast door hen publiekelijk te beschuldigen van ernstige strafbare feiten, waaronder corruptie en fraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via Twitter, internetsites en verkiezingsfolders smadelijke uitlatingen heeft gedaan, met het kennelijke doel om deze beschuldigingen onder de aandacht van het publiek te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat haar beschuldigingen waar waren en dat zij geen rechtvaardiging had voor haar uitlatingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, een geldboete van € 1.000,- en een contactverbod met de benadeelden. De benadeelde partij [benadeelde1] heeft een immateriële schadevergoeding van € 750,- toegewezen gekregen. De rechtbank benadrukte dat de uitlatingen van de verdachte ernstige gevolgen hebben gehad voor de benadeelden en dat zij geen respect heeft getoond voor hun integriteit en goede naam.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.179514.18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 december 2020 en 28 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [benadeelde1] vertegenwoordigd door mr. A.R. van Roo, advocaat te Nieuwegein en de benadeelde partij [benadeelde 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 22 december 2020 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2019 te [gemeente] schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift door opzettelijk de eer en/of goede naam van [benadeelde1] aan te randen;
Feit 2:
zich in de periode van 12 november 2017 tot en met 15 november 2019 te [gemeente] schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift door opzettelijk de eer en/of goede naam van [benadeelde 2] aan te randen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend in zijn geheel bewezen. Hij baseert zich hiervoor op de hieronder genoemde bewijsmiddelen, welke uitvoerig zijn uitgewerkt in het door hem ter terechtzitting overgelegde schriftelijk requisitoir. Ten aanzien van het onderdeel zoals weergegeven in alinea twee onder feit 1 wijst de officier van justitie op krantenberichten zoals opgenomen in het procesdossier. Het is opvallend dat deze specifieke uitlatingen zoals door verdachte gedaan in de interne e-mail ook letterlijk terug komt in de krantenberichten, waardoor verdachte geen immuniteit (meer) toekomt ten aanzien van die berichten. Ook kan verdachte geen rechtsgeldig beroep toekomen op de rechtvaardigingsgrond zoals opgenomen in artikel 261 lid 3 Wetboek van Strafrecht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Voor een deel van de berichten (zoals weergegeven in alinea twee, drie en vier onder feit 1 van de tenlastelegging) geldt dat verdachte immuniteit toekomt als gemeenteraadslid, omdat deze berichten intern door verdachte zijn verzonden aan raadsleden en personeelsleden. Voor het overige is er volgens de verdediging voldaan aan een bewezenverklaring. Verdachte is er van overtuigd dat haar uitlatingen waar zijn. In dat kader heeft de verdediging een beroep gedaan op de bijzondere rechtvaardigingsgrond van artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. Aangevoerd is dat de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het ten laste gelegde waar was en dat het algemeen belang het ten laste gelegde eiste.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Bewijsmiddelen [1]
Een verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
Het klopt dat ik de onder 1 en 2 ten laste gelegde uitlatingen heb gedaan. [2]
[benadeelde1]heeft op 6 december 2017 aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik doe aangifte van smaad over meerdere publicaties en openbare uitingen van een raadslid van de gemeenteraad van [gemeente] . Haar naam is [verdachte] . Momenteel is zij namens [politieke partij 1] in de raad gekozen en heeft zij daar zitting als een éénmansfractie. In 2010 had ik als plaatsvervangend voorzitter zitting in de gemeenteraad van [gemeente] . Daarnaast was ik gekozen raadslid binnen de partij [politieke partij 2] . Als plaatsvervangend voorzitter was ik de aangewezen persoon om klachten tegen de Burgemeester in ontvangst te nemen en te behandelen. De behandeling werd gedaan door een klachtencommissie waar ik voorzitter van was. [verdachte] heeft een klacht tegen de toenmalige burgemeester [A] ingediend. Deze klacht werd ongegrond verklaard. Sinds die tijd werd mij misbruik van sleutelposities verweten. [verdachte] publiceerde dat op haar eigen site. [3] Zij verweet mij dat ik de raad hinderde en saboteerde. Ik heb van een deel van haar publicaties voor u uitgeprint waarin mijn naam en mijn functioneren door haar bekritiseerd wordt. In 2013 is er vanuit de gemeenteraad een onderzoek verricht naar de bevindingen van [verdachte] . Daarvan is een rapport opgemaakt door een onafhankelijke bestuurskundige. Uit dit rapport is gebleken dat mevrouw [verdachte] geen reden had de raad of mij van wangedrag of misbruik van gezag te betichten. Dit rapport was voor [verdachte] geen reden te stoppen met haar publicaties.
Op 12 november 2017 heeft zij zowel per mail als via een openbaar toegankelijke site mij van diefstal beticht. Daarnaast twittert [verdachte] ook dagelijks. Niet altijd over mij persoonlijk, maar zij verwijst in haar twitterberichten naar haar website. De publicatie over mij waarin zij mij beticht van diefstal, deed mij besluiten aangifte te doen van smaad. Ik ben mij ervan bewust dat binnen de politiek heel veel onder de immuniteit van een raadslid valt. Maar hiermee heeft zij wat mij betreft een grens overschreden. [4]
Uit een proces-verbaal van bevindingenvan 31 januari 2018 volgt:
De aangifte is vooral gericht op het feit dat [verdachte] [benadeelde1] beschuldigd van
diefstal op 1 december 2017. Op deze datum plaatste [verdachte] namelijk een stuk op haar website van " [website] met als kop:
" [benadeelde1] , fractievz [politieke partij 2] betaalt privefactuur met gemeentegeld." [5]
Uit het proces-verbaal van ontvangst klacht van 6 december 2017volgt het volgende:
Op 6 december 2017, heb ik, als hulpofficier van justitie van Eenheid Midden-Nederland te [gemeente] een mondelinge klacht ontvangen terzake van smaad. De klacht werd gedaan door: [benadeelde1] .
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te
gaan. De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik doe aangifte van smaad. Door de publicaties van de verdachte voel ik mij
in mijn eer en goede naam aangerand. Zij heeft opzettelijk feiten openbaar gemaakt
kennelijk met het doel daaraan ruchtbaarheid te geven. De verdachte wist dat de
feiten niet waar waren. [6]
De heer [benadeelde 2]heeft op 4 april 2018 aangifte gedaan. Hij heeft het volgende
verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
"Ik doe aangifte van smaadschrift. [verdachte] heeft mij meerdere malen publiek beschuldigd van het plegen van "bewezen, illegale, stiekeme grondverkoop voor vriendenprijsjes aan vriendjes." "Van kostbare [plaats] grond." Dit zou ik volgens haar gedaan hebben vanuit mijn functies als [politieke partij 3] wethouder in [gemeente] .
[verdachte] heeft deze beschuldigingen geuit op:
-haar internetsite, www. [website] .nl,
-haar twitteraccount [twitteraccount] ,
-een huis aan huis verspreide verkiezingsfolder verspreid via de reclamemap wat
vermoedelijk zo'n 10.000 huishoudens binnen [gemeente] bereikt,
-een interview wat ze had met de nieuwssite www. [gemeente] .hu.nl.
Daarnaast laat ze een aantal malen via haar genoemde twitteraccount en via een
interview met RTV Utrecht weten dat zij heel goed weet dat het strafbaar is om deze
beschuldigingen te uiten zonder concreet bewijs.
Een quote van mevrouw [verdachte] tijdens het interview, d.d. 20 maart 2018, met RTV
Utrecht is: "Het is strafbaar om te zeggen dat iemand fraude heeft gepleegd terwijl
hij dat niet gedaan heeft. Ik heb daar bewijs voor."
[verdachte] zit in de gemeenteraad van [gemeente] en doet daar al jaren haar beschuldigingen tegen mij en ook meneer [benadeelde1] en anderen. Persoonlijk vind ik dat er binnen de politieke arena een hoop gezegd moet kunnen worden. Ik vind dat [verdachte] echter alle grenzen heeft overschreden door publiekelijk deze [7] beschuldigingen te uiten, ook nadat de politieke discussie hierover was afgerond.
[verdachte] weet namelijk dat deze beschuldigingen helemaal niet waar zijn. Er is
onder meer een motie van wantrouwen door haar tegen mij ingediend. Deze is met 32 van
de 33 stemmen afgewezen. Dit was in oktober 2017.
Van al deze quotes heb ik printjes gemaakt van de bronnen en deze overhandig ik u bij
deze. Ik verklaar bij deze over het feit waarvan [verdachte] mij beschuldigt het
volgende: "De grondverkoop heeft plaatsgevonden, echter niet voor een vriendenprijsje en niet aan een vriend. Ook was deze verkoop niet illegaal en stiekem. Deze hele verkoop is
volgens de regels verkopen en hierover is verantwoording aan de gemeenteraad
afgelegd." Over de pleegplaats en datum wil ik nog het volgende verklaren:
De pleegplaats is niet exact te benoemen. Vanwege praktische redenen heb ik nu mijn
werkadres opgegeven. De pleegdatum loopt van 20 december 2017 tot heden en duurt zolang er geen rectificatie heeft plaatsgevonden. [8]
Uit het proces-verbaal van ontvangst klachtvan 4 april 2018 volgt het volgende:
Op 4 april 2018, heb ik, als hulpofficier van justitie van Eenheid Midden-Nederland te [gemeente] een schriftelijke klacht ontvangen terzake van smaad. De klacht werd gedaan door: [benadeelde 2] .
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te
gaan. De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik word onterecht beschuldigd van het plegen van fraude. [9]
Als bijlagen bij de twee aangiften en de zojuist opgesomde processen-verbaalzitten geschriften, voor zover relevant voor het bewijs:
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 28 februari 2018:
“Zo heeft de [F] geen woord gewijd/mogen wijden aan de onderzoeksfraude en de declaratiefraude van [politieke partij 2] fractievoorzitter @ [benadeelde1] en de illegale verkoop van kostbare bouwgrond voor weinig aan vriendjes door [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] # [gemeente] ”. [10]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 14 maart 2018:
"Ook voor raadsleden geldt dat ze strafbaar zijn als ze zonder bewijs mensen beschuldigen van fraude en vriendjespolitiek (corrupt bestuur) #GR2018 # [gemeente] Rara waarom kan ik deze beweringen gewoon wel doen? Antwoord: het zijn bewezen feiten, daarom!" [11]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 15 maart 2018:
"Onderzoeksfraude, declaratiefraude en bouwfraude in het bestuur van [gemeente] . Allemaal bewezen en alleen daarom kan ik daarover publiekelijk melding doen. Anders waren het valse beschuldigingen en dus strafbaar. Zie tweet hieronder en ook onze website”. [12]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 1 december 2017:
"Een kassiere die een greep in de kas doet wordt bij de politie aangegeven. Waarom @ [benadeelde1] niet? http://www. [website] .nl". [13]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 12 november
2017:
"Wil je weten hoe corruptie eruit ziet? # [gemeente] # [politieke partij 2] # [benadeelde1] # [politieke partij 3] # [benadeelde 2] # [politieke partij 4] #burgemeester # [B] ". [14]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 9 januari 2017:
"Heel concreet gaat t over [politieke partij 5] raadslid @ [C] [politieke partij 4] raadslid @ [D] allebei juristen die óók de declaratiefraude van @ [benadeelde1] steunen en de illegale grondverkoop door @ [benadeelde 2] Dus: wat heb je aan goed opgeleid mensen in de gemeenteraad? Helemaal Niets." [15]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 3 oktober 2019:
“De grootste en meest kwalijke fout van [politieke partij 6] is dat ze een lokale partij zijn. In [gemeente] wordt de declaratiefraude van fractievoorzitter [politieke partij 2] [benadeelde1] niet onderzocht maar juist afgedekt door de [politieke partij 4] burgemeester [B] #zittendemacht”. [16]
Een Twitterberichtvan het twitteraccount [twitteraccount] van 21 mei 2019:
“VVD staatssecr Harbers treedt af vanwege verdoezelde misdaadcijfers. In [gemeente] blijft [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] rustig zitten terwijl hij al 2 X betrapt is op stiekeme handjeklap grondverkoop aan bedrijven. Betrapte deals overstijgen al de waarde van 1 miljoen Euro, laat staan!“ [17]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www. [website] .nl, met de inhoud:
“Fractievoorzitter [politieke partij 2] , [benadeelde1] . betaalde zijn privéfactuur met geld van de gemeenschap. Een stevige integriteitschending. [E] , raadsgriffier heeft voor hem het geld (€ 491.40) van de rekening van de afdeling Griffie afgeschreven. Topje van de ijsberg?”. [18]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www. [website] .nl, met de inhoud:
“ [benadeelde1] pleegt als voorzitter van onderzoekscommissie onderzoeksfraude met betaling van € 4200.- gemeenschapsgeld”. [19]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www. [website] .nl, met de inhoud:
“De burgemeester, [B] , is al op 11 november door [website] op de hoogte gesteld maar hij heeft tot op heden niets van zich laten horen. Terwijl hij naar de politie zou moeten stappen om aangifte te doen van verduistering in dienstbetrekking een misdrijf dat ernstiger is dan ‘gewone’ verduistering. Als een kassière een greep doet in de kassa van de supermarkt waar ze voor werkt en het geld in haarprivétasje stopt dan is zij strafbaar vanwege het plegen van verduistering in dienstbetrekking. Waarom [benadeelde1] niet?” [20]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www. [website] .nl, met de inhoud:
“Aanleiding voor het opzeggen van het vertrouwen was dat ons was gebleken dat u misbruik heeft gemaakt van alle drie sleutelposities om niet alleen het democratisch systeem van [gemeente] buiten werking testellen wanneer dat het college uitkomt maar ook omdat u een heel urgent integriteitonderzoek heeft gesaboteerd”. [21]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www. [website] .nl, met de inhoud:
Open brief aan [benadeelde1] : “Recent is gebleken dat u niet schroomt om een urgent integriteitonderzoek te saboteren door vergaande misleiding van de Raad, knoeien met informatie en verzwijgen van informatie als waarnemend voorzitter van het presidium heeft u de Raad opzettelijk voorgelogen en verkeerd voorgelicht en als voorzitter van de onderzoekscommissie heeft u het onderzoek gesaboteerd door listige kunstgrepen, een samenweefsel van verdichtsels, manipulatie en leugens”. [22]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www.pen.nl met de inhoud:
“Voor fractie [verdachte] en [politieke partij 7] is de maat vol. Ze zeggen hun vertrouwen op in de waarnemend voorzitter van het presidium de heer [benadeelde1] . De fractievoorzitter van de [politieke partij 2] is behalve ex-wethouder ook plaatsvervangend voorzitter van de Raad. Hij misbruikt zijn sleutelposities om de Raad onjuist te informeren en te misleiden en ongeldige stemmen door te drukken als dat het college goed uitkomt”. [23]
Een geschrift, te weten een kopie van een huis aan huis verkiezingsfolder in de Gemeente [gemeente] , met de inhoud:
“Is aan de het licht gekomen en bewezen dat kostbaar [plaats] grond illegaal en stiekem en voor vrienden prijsjes is verkocht door de [politieke partij 3] wethouder. En dat er onderzoeksfraude en declaratiefraude is gepleegd door de fractievoorzitter van de [politieke partij 2] . En dat met goedvinden van 32 van de 33 raadsleden en de Burgemeester?”. [24]
Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
www. [website] .nl, met de inhoud:
“Onlangs heb ik, na maanden onderzoek, ook kunnen bewijzen dat [gemeente] bouwgrond stiekem, ondergronds en met verlies door de [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] wordt verkocht aan hem welgevallige bevriende projectontwikkelaars. Zeg maar gerust dat dit het topje van de corruptie-ijsberg is.” [25]
Een geschrift, te weten een afdruk van een interview op papier dat is gepubliceerd op de internetsite van www. [gemeente] .hu.nl, met de inhoud:
“Onlangs hebben we de declaratiefraude door dezelfde [politieke partij 2] fractievoorzitter bewezen evenals de illegale en stiekeme verkoop van kostbare [plaats] bouwgrond tegen vriendenprijsjes door de [politieke partij 3] wethouder aan een door hem uitverkoren projectontwikkelaar. Dat zijn nog slechts de zaken die zijn komen bovendrijven.” (terwijl het interview vervolgens is gepubliceerd op de internetsite van www. [gemeente] .hu.nl).” [26]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Inleiding
Het kader waarin de onderhavige verdenking zich heeft afgespeeld is dat de verdachte en aangevers elkaar kennen vanuit de door hun uitgeoefende (en: op dit moment uit te oefenen) publieke functies bij de gemeente [gemeente] . Zo is verdachte lid van de gemeenteraad (eenmansfractie [website] ), als ook aangever [benadeelde1] (fractievoorzitter van de partij [politieke partij 2] ) en is aangever [benadeelde 2] aangesteld als wethouder in [gemeente] .
De rechtbank stelt vast dat uit het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier volgt dat verdachte in de aan haar onder 1 en 2 ten laste gelegde periodes Twitterberichten en berichten op internetsites heeft geplaatst, huis aan huis verkiezingsfolders heeft laten verspreiden en een interview heeft gegeven dat op een website is gepubliceerd, met daarin genoemd de teksten zoals omschreven op de tenlastelegging. De verdachte heeft ter terechtzitting ook bevestigd dat zij dit heeft gedaan. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of daarmee ook sprake is van smaadschrift.
Juridisch kader
Smaad(schrift) - artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht - is een specifieke vorm van belediging, waarbij strafbaar is gesteld: “de aanranding van iemands eer of goede naam door middel van de tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel het geven van ruchtbaarheid”.
De vraag die de rechtbank moet stellen is of de berichten geplaatst door de verdachte onder ‘smaadschrift’ in de zin van artikel 261 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht vallen en daarmee dus strafbaar zijn.
Aanranding
Een belangrijk bestanddeel van artikel 261 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is de ‘aanranding van de eer en goede naam’. Hiervan is sprake als de reputatie publiekelijk wordt geschaad of aangetast, door iemand bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen.
Verdachte schrijft in haar uitlatingen bepaalde concrete (ernstige) feiten toe aan [benadeelde1] (feit 1) binnen zijn functie als raadslid en plaatsvervangend voorzitter in de Raad van de Gemeente. Verdachte beschuldigt [benadeelde1] onder andere van “vriendjespolitiek, corruptie, fraude, listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, verduistering, onderzoeksfraude, declaratiefraude, integriteitsschennis, sabotage van een integriteitsonderzoek, misleiding, voorliegen en misbruik van zijn sleutelposities”.
Ten aanzien van [benadeelde 2] (feit 2) beschuldigt verdachte hem onder andere van corruptie, bouwfraude, en illegale, stiekeme en ondergrondse verkoop van bouwgrond. Dit zijn eveneens bepaalde concrete (ernstige) feiten die verdachte aan [benadeelde 2] toeschrijft binnen zijn functie als wethouder.
De rechtbank stelt vast dat de gemene deler van alle voornoemde uitlatingen is dat verdachte zowel [benadeelde1] als [benadeelde 2] niet integer vindt handelen in hun publieke functies, en dat [benadeelde1] en [benadeelde 2] zelfs (volgens verdachte: vaststaand) zich schuldig zouden maken aan ernstige strafbare feiten. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank daarmee dan ook vast dat [benadeelde1] en [benadeelde 2] hiermee in een ongunstig daglicht worden gesteld.
‘Bepaald feit’Vooropgesteld moet worden dat sprake is van tenlastelegging van een "bepaald feit" als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht, als het feit op een zodanige wijze aan de verdachte is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst (zie het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2016, ECLI:HR:2016:2291)Verdachte schrijft in haar uitlatingen de zojuist genoemde bepaalde concrete (ernstige) feiten aan aangevers toe Het bestanddeel "tenlastelegging van een bepaald feit" is daarmee vervuld, zodat het als smaadschrift onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard.
"Het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven"
Voor een bewezenverklaring van smaadschrift is onder meer vereist dat vast komt te staan dat de verdachte de kennelijke bedoeling heeft gehad om aan het door haar tenlastegelegde feit ruchtbaarheid te geven. Onder "ruchtbaarheid geven" als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden verstaan "het ter kennis van het publiek brengen". Met zodanig 'publiek' is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. Van "het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven" kan ook sprake zijn indien de mededeling aan niet meer dan één persoon is gedaan. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Partiële vrijspraak feit 1 tweede, derde en vierde [27] alineaUit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de onder feit 1 tweede, derde en vierde alinea ten laste gelegde brieven en/of e-mailberichten door verdachte naar diverse personen zijn verstuurd, waaronder de burgermeester, wethouders, raadsleden en overige ambtenaren/medewerkers van de gemeente [gemeente] . De inhoud van die berichten wordt vervolgens in de tenlastelegging geconcretiseerd onder gedachtestreepjes 1, 2 en 3. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze berichten binnen haar rol als raadslid heeft verzonden en haar als raadslid volgens artikel 22 van de Gemeentewet bescherming tegen vervolging in rechte toekomt ter zake hetgeen zij in de vergadering van de raad heeft gezegd of aan de raad schriftelijk heeft overgelegd. Op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze e-mailberichten ook naar de kranten heeft gelekt, zoals is gesuggereerd door de officier van justitie. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte in redelijkheid mocht verwachten dat haar mededelingen in deze brieven en/of e-mailberichten niet in een bredere kring van willekeurige derden zouden worden verspreid. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met het kennelijke doel om aan de aan haar tenlastegelegde feiten in de brieven en e-mailberichten ruchtbaarheid te geven en spreekt verdachte voor dit onderdeel dan ook partieel vrij.
Ten aanzien van de overige onder feit 1 en 2 ten laste gelegde gedragingen overweegt de rechtbank als volgt. Het gaat in deze zaak telkens om smaad via geschriften die verspreid zijn of openlijk tentoon zijn gesteld. Verdachte heeft haar beschuldigingen geplaatst in Twitterberichten, berichten op internetsites, in huis aan huis verkiezingsfolders en door middel van het geven van een interview dat vervolgens op een internetsite is gepubliceerd.
Als geschrift wordt aangemerkt informatie die op duurzame en leesbare wijze is vastgelegd. Ook elektronisch doorgegeven informatie kan een geschrift zijn. Van verspreiden is sprake indien er meerdere exemplaren van het geschrift of de afbeelding in meerdere handen terechtkomen. Indien een smadelijk bericht op internet is geplaatst, is er sprake van het ‘openlijk tentoonstellen’. Op deze wijzen heeft verdachte ‘ruchtbaarheid’ gegeven in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop de boodschap door verdachte werd verspreid, het mogelijk maakte dat deze boodschap door eigenlijk iedereen die dat wilde (en daarmee dus een brede kring van personen) kon worden gelezen.
Ook wanneer er slechts een mededeling is gedaan aan één persoon kan er toch gehandeld zijn met het kennelijk doel om aan het feit ruchtbaarheid te geven. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de mededeling slechts aan één persoon wordt gedaan, omdat verwacht wordt dat deze de aantijging publiek maakt. Gelet hierop voldeed verdachte ook met het geven van het interview (feit 2) aan het vereiste van ‘ruchtbaarheid geven’.
Gezien het voornoemde kunnen de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen. Vervolgens doet zich de vraag voor of de feiten ook strafbaar zijn.
Uitsluitingen van strafbaarheid
Ingevolge artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht is er geen sprake van strafbaarheid bij ‘handelen tot noodzakelijke verdediging’. Dan moet er voor de dader wel de noodzaak bestaan deze belangen te verdedigen. Ook moet de verdediging van die belangen proportioneel zijn. Daarnaast is het feit niet strafbaar indien de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het ten laste gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste. Hierin ligt de eis besloten dat degene die het bepaalde feit ten laste legt een doel- en middelenafweging maakt: met de beschuldiging moet een redelijk doel zijn gediend en daarnaast moet nagegaan zijn of minder vergaande middelen dat doel kunnen bewerkstelligen. Dus ook hier geldt een proportionaliteitseis.
Overweging rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft in de bewezen verklaarde periode zeer ernstige beschuldigingen geuit aan het adres van [benadeelde1] en [benadeelde 2] . Deze beschuldigingen zijn publiekelijk (buiten de gemeenteraadzaal) gedaan, waarbij de meest vergaande beschuldigingen het betichten van misdrijven betreffen. In de berichten werden de misdrijven duidelijk gericht op de personen [benadeelde1] en [benadeelde 2] en werden de beschuldigingen ook gepresenteerd als ‘vaststaand feit’, terwijl in een enkel geval zelfs door verdachte letterlijk wordt opgemerkt dat zij haar uitlatingen kon doen ómdat het vaststaande c.q. bewezen feiten zouden zijn. Het is verdachte zeer kwalijk te nemen dat zij haar beschuldigingen presenteerde als vaststaande feiten en dit ook keer op keer herhaalde terwijl in het geheel niet is gebleken, dan wel door haar is onderbouwd, dat [benadeelde1] en/of [benadeelde 2] zich schuldig zouden hebben gemaakt aan één van de door haar genoemde misdrijven.
Verdachte heeft nadat zij de beschuldigingen al diverse malen heeft geuit op 9 juli 2018 aangifte gedaan tegen [benadeelde1] wegens onderzoeksfraude en declaratiefraude en tegen [benadeelde 2] wegens bouwgrondfraude. Het Openbaar Ministerie heeft verdachte bij brief van 8 augustus 2018 kenbaar gemaakt dat geen van de onderdelen van haar aangifte leidt tot een vermoeden dat er strafbare feiten zoals door verdachte zijn bedoeld, zijn gepleegd door [benadeelde1] of [benadeelde 2] en dat het Openbaar Ministerie geen strafrechtelijk onderzoek zal instellen. Ondanks deze mededeling is verdachte doorgegaan met haar beschuldigingen die zij nog steeds presenteerde als vaststaande feiten. Nadat verdachte een klacht op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering heeft ingediend heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2021 beslist dat het beklag van [verdachte] ongegrond is. Het hof heeft daarin geoordeeld dat een (begin van) bewijs ontbreekt, waardoor het hof de kans gering, zo niet nihil, acht dat een later oordelende strafrechter tot een veroordeling van [benadeelde1] en [benadeelde 2] ter zake van de door verdachte gestelde feiten zal kunnen komen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat de door haar geuite beschuldigingen waar waren en dat het algemene belang de tenlastelegging eiste. Verdachte zag zich in haar rol als raadslid genoodzaakt onrecht aan de kaak te stellen en zij voelde zich niet gehoord door de gemeenteraad.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes uitlatingen geen bijdrage hebben geleverd aan het publiek debat en ook niet het algemeen belang diende. Het waren – zoals hierboven overwogen - onnodige op de persoon gerichte aanvallen. Hierbij is van belang dat verdachte ook op een andere wijze en op andere momenten haar vermoedens aan de kaak kon stellen. Zo kon verdachte – zoals ook op zitting is besproken – haar klachten binnen de gemeenteraad uiten. Dat de gemeenteraad haar mening vervolgens niet deelde, maakt echter niet dat verdachte zo kon handelen zoals zij gedaan heeft nu er ook daarna nog andere (voor aangevers minder schadelijke) opties open stonden. Verdachte had voor haar uitlatingen voorts mildere of andere bewoordingen kunnen gebruiken om haar doel te bereiken en de rechtbank acht haar uitlatingen dan ook onnodig grievend. Verder is gebleken dat de uitlatingen van verdachte aanhielden terwijl er op dat moment geen sprake was van een actueel debat. Vanwege het schadelijke karakter van haar uitlatingen, die zien op de integriteit van [benadeelde1] en [benadeelde 2] , had verdachte, hoezeer zij ook bepaalde misstanden wenste aan te kaarten, die beschuldigingen niet op deze wijze mogen uiten. Haar handelen kan dan ook niet als proportioneel worden bestempeld.
Conclusie
Dit betekent dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde als smaadschrift zal worden bewezen verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2019 te [gemeente] , telkens opzettelijk, de eer en de goede naam van [benadeelde1] heeft aangerand, door tenlastelegging van telkens bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften, verspreid en/of openlijk tentoongesteld en door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
immers heeft verdachte telkens berichten op Twitter (twitteraccount [twitteraccount] ) geplaatst, met (onder meer) de inhoud:
- “ Zo heeft de [F] geen woord gewijd/mogen wijden aan de onderzoeksfraude en de declaratiefraude van [politieke partij 2] fractievoorzitter @ [benadeelde1] en de illegale verkoop van kostbare bouwgrond voor weinig aan vriendjes door [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] # [gemeente] ”, en
- “ Ook voor raadsleden geldt dat ze strafbaar zijn als ze zonder bewijs mensen beschuldigen van fraude en vriendjespolitiek (corrupt bestuur) #GR2018 # [gemeente] Rara waarom kan ik deze beweringen gewoon weldoen? Antwoord: het zijn bewezen feiten, daarom!” en
- “ Onderzoeksfraude, declaratiefraude en bouwfraude in het bestuur van [gemeente] . Allemaal bewezen en alleen daarom kan ik daarover publiekelijk melding doen. Anders waren het valse beschuldigingen en dus strafbaar. Zie tweet hieronder en ook onze website”, en
- Een kassiere die een greep in de kas doet wordt bij de politie aangegeven. Waarom @ [benadeelde1] niet? http: / /www. [website] .nl”, en
- “ Wil je weten hoe corruptie eruit ziet? # [gemeente] # [politieke partij 2] # [benadeelde1] # [politieke partij 3] # [benadeelde 2] # [politieke partij 4] #burgemeester # [B] ”, en
- ‘ Heel concreet gaat t over [politieke partij 5] raadslid @ [C] [politieke partij 4] raadslid@ [D] allebei juristen die ook de declaratiefraude van @ [benadeelde1] steunen en de illegale grondverkoop door @ [benadeelde 2] Dus: wat heb je aan goed opgeleid mensen in de gemeenteraad? Helemaal Niets,” en
-“De grootste en meest kwalijke fout van [politieke partij 6] is dat ze een lokale partij zijn. In [gemeente] wordt de declaratiefraude van fractievoorzitter [politieke partij 2] [benadeelde1] niet onderzocht maar juist afgedekt door de [politieke partij 4] burgemeester [B] #zittendemacht”, en
telkens berichten op een of meerdere internetsites geplaatst (waaronder op www. [website] .nl en/of www.pen.nl), met (onder meer) de inhoud:
- “ Fractievoorzitter [politieke partij 2] , [benadeelde1] . betaalde zijn privéfactuur met geld van de gemeenschap. Een stevige integriteitschending. [E] , raadsgriffier heeft voor hem het geld (€ 491.40) van de rekening van de afdeling Griffie afgeschreven. Topje van de ijsberg?” en
- “ [benadeelde1] pleegt als voorzitter van onderzoekscommissie onderzoeksfraude met betaling van € 4200.- gemeenschapsgeld.” en
- “ De burgemeester, [B] , is al op 11 november door [website] op de hoogte gesteld maar hij heeft tot op heden niets van zich laten horen. Terwijl hij naar de politie zou moeten stappen om aangifte te doen van verduistering in dienstbetrekking een misdrijf dat ernstiger is dan ‘gewone’ verduistering. Als een kassiere een greep doet in de kassa van de supermarkt waar ze voor werkt en het geld in haarprivétasje stopt dan is zij strafbaar vanwege het plegen van verduistering in dienstbetrekking. Waarom [benadeelde1] niet?”, en
- “ Aanleiding voor het opzeggen van het vertrouwen was dat ons was gebleken dat u misbruik heeft gemaakt van alle drie sleutelposities om niet alleen het democratisch systeem van [gemeente] buiten werking testellen wanneer dat het college uitkomt maar ook omdat u een heel urgent integriteitonderzoek heeft gesaboteerd.” en
- Open brief aan [benadeelde1] : “Recent is gebleken dat u niet schroomt om een urgent integriteitonderzoek te saboteren door vergaande misleiding van de Raad, knoeien met informatie en verzwijgen van informatie als waarnemend voorzitter van het presidium heeft u de Raad opzettelijk voorgelogen en verkeerd voorgelicht en als voorzitter van de onderzoekscommissie heeft u het onderzoek gesaboteerd door listige kunstgrepen, een samenweefsel van verdichtsels, manipulatie en leugens”, en
- “ Voor fractie [verdachte] en [politieke partij 7] is de maat vol. Ze zeggen hun vertrouwen op in de waarnemend voorzitter van het presidium de heer [benadeelde1] . De fractievoorzitter van de [politieke partij 2] is behalve exwethouder ook plaatsvervangend voorzitter van de Raad. Hij misbruikt zijn sleutelposities om de Raad onjuist te informeren en te misleiden en ongeldige stemmen door te drukken als dat het college goed uitkomt, en
(telkens) verkiezingsfolders in de gemeente [gemeente] (huis aan huis) verspreid, onder andere met de inhoud:
- “ is aan de het licht gekomen en bewezen dat kostbaar [plaats] grond illegaal en stiekem en voor vrienden prijsjes is verkocht door de [politieke partij 3] wethouder. En dat er onderzoeksfraude en declaratiefraude is gepleegd door de fractievoorzitter van de [politieke partij 2] . En dat met goedvinden van 32 van de 33 raadsleden en de Burgemeester.?”
Feit 2op tijdstippen in de periode van 12 november 2017 tot en met 15 november 2019 te [gemeente] , telkens opzettelijk, de eer en de goede naam van [benadeelde 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van telkens bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en verspreid en openlijk tentoongesteld en door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, immers heeft verdachte
(telkens) een bericht op een of meerdere internetsites geplaatst (waaronder op www. [website] .nl), met (onder meer) de inhoud:
- “ Onlangs heb ik, na maanden onderzoek, ook kunnen bewijzen dat [gemeente] bouwgrond stiekem, ondergronds en met verlies door de [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] wordt verkocht aan hem welgevallige bevriende projectontwikkelaars. Zeg maar gerust dat dit het topje van de corruptie-ijsberg is.” en
telkens berichten op Twitter (twitteraccount [twitteraccount] ) geplaatst, met (onder meer) de inhoud:
- “ Zo heeft de [F] geen woord gewijd/mogen wijden aan de onderzoeksfraude en de declaratiefraude van [politieke partij 2] @ [benadeelde1] en de illegale verkoop van kostbare bouwgrond voor weinig aan vriendjes door [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] # [gemeente] ”, en
- “ Ook voor raadsleden geldt dat ze strafbaar zijn als ze zonder bewijs mensen beschuldigen van fraude en vriendjespolitiek (corrupt bestuur) #GR2018 # [gemeente] Rara waarom kan ik deze beweringen gewoon wel doen? Antwoord: het zijn bewezen feiten, daarom!”, en
- “ Onderzoeksfraude, declaratiefraude en bouwfraude in het bestuur van [gemeente] . Allemaal bewezen en alleen daarom kan ik daarover publiekelijk melding doen. Anders waren het valse beschuldigingen en dus strafbaar. Zie tweet hieronder en ook onze website.” en
- “ Wil je weten hoe corruptie eruit ziet? # [gemeente] # [politieke partij 2] # [benadeelde1] # [politieke partij 3] # [benadeelde 2] # [politieke partij 4] #burgemeester # [B] ”, en
- “ [politieke partij 4] staatssecr Harbers treedt af vanwege verdoezelde misdaadcijfers. In [gemeente] blijft [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] rustig zitten terwijl hij al 2 X betrapt is op stiekeme handjeklap grondverkoop aan bedrijven. Betrapte deals overstijgen al de waarde van 1 miljoen Euro, laat staan!“, en
een interview gegeven en daarin onder andere gezegd:
- “ Onlangs hebben we de declaratiefraude door dezelfde [politieke partij 2] fractievoorzitter bewezen evenals de illegale en stiekeme verkoop van kostbare [plaats] bouwgrond tegen vriendenprijsjes door de [politieke partij 3] wethouder aan een door hem uitverkoren projectontwikkelaar. Dat zijn nog slechts de zaken die zijn komen bovendrijven.” (terwijl het interview vervolgens is gepubliceerd op de internetsite van www. [gemeente] .hu.nl).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde
onder 1 en 2levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
smaadschrift, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 1 en 2 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 40 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door
20 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een geldboete van € 1.000,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis;
- een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zijnde een contactverbod met [benadeelde1] en [benadeelde 2] inhoudende dat verdachte binnen een maand na het vonnis de website(s) en/of de websites van anderen en/of andere openbaar toegankelijke digitale media, waarin zij smadelijke mededelingen doet over de [benadeelde1] en de [benadeelde 2] , zal schonen en/of doen schonen en geschoond (doen) houden van deze mededelingen. Met daarbij de vervangende hechtenis voor de duur van 3 dagen voor iedere keer dat niet aan het voornoemde contactverbod wordt voldaan, met een maximale duur van 6 maanden. De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel voor de duur van 5 jaren wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte niet strafbaar dient te worden geacht en dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, dan heeft de raadsman opgemerkt dat hij niet zal bepleiten om in deze zaak een ‘onsje minder’ op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan het plegen van smaadschrift ten aanzien van de heren [benadeelde1] en [benadeelde 2] , raadsleden bij de gemeente [gemeente] . Door het al dan niet tijdens verkiezingstijd plaatsen van Twitterberichten, berichten op internetsites, het verspreiden van huis aan huis verkiezingsfolders en het geven van een interview met daarin smadelijke teksten heeft verdachte aangevers ernstig in hun eer en goede naam aangetast. Publicaties op het internet zijn tegenwoordig door veel mensen gemakkelijk te raadplegen en te gebruiken. Uitspraken op het internet kunnen dan ook verstrekkende gevolgen hebben voor de aangevers. Aangevers hebben beschreven hoezeer de berichten nadelige gevolgen hebben voor hun privéleven en voor het uitoefenen van hun werkzaamheden. Met het plegen van de feiten heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans integriteit en goede naam.
Verdachte voerde in haar optiek een gerechtvaardigde strijd, maar zij heeft zich van een niet gerechtvaardigd middel bediend. Verdachte heeft ter zitting bij de rechtbank – na herhaaldelijke vragen - aangegeven dat zij haar ‘ongenoegen’ mogelijk ook op een minder verstrekkende wijze had kunnen uiten, maar zij heeft niet gezegd dat zij er spijt van heeft. Bovendien gaf verdachte er ter zitting blijk van de strijd met de aangevers nog niet te kunnen laten rusten, nu zij het nog steeds als haar taak ziet om de in haar ogen gaande misstanden aan de kaak te stellen bij een groter publiek nu zij in haar wens om tot een gesprek te komen met de gemeenteraad tegen een muur oploopt.
Uit het strafblad van verdachte van 17 november 2020 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten. De rechtbank houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter zitting bij de rechtbank zijn besproken. De rechtbank merkt daarbij wel op dat verdachte weinig over haar privéleven kenbaar heeft willen maken en ook geen medewerking heeft willen verlenen aan reclasseringscontact.
Alles afwegende acht de rechtbank de straffen zoals deze zijn gevorderd door de officier van justitie, zowel qua strafsoort als strafmaat, het meest passend bij de persoon van verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Met de oplegging van de voorwaardelijke taakstraf beoogt de rechtbank enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de verdachte ervan te doordringen en weerhouden - opnieuw - de grenzen van het strafwaardige op te zoeken.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke taakstraf, anders dan de door de officier van justitie gevorderde maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafboek, een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c lid 2 onder 14 van het Wetboek van Strafrecht verbinden.
De rechtbank legt als bijzondere voorwaarde aan de verdachte op om binnen een maand na het onherroepelijk worden van het vonnis haar Twitteraccount evenals haar websites en andere openbare voor haar toegankelijke digitale media, waarin zij smadelijke mededelingen doet over [benadeelde1] en [benadeelde 2] te schonen en/of doen schonen en geschoond te (doen) houden van deze mededelingen. De rechtbank geeft het Openbaar Ministerie de opdracht om hierop toezicht te houden. Anders dan door de officier van justitie verzocht, zal de rechtbank deze bijzondere voorwaarde niet dadelijk uitvoerbaar verklaren nu niet wordt voldaan aan de eisen die in de wet hiervoor gesteld worden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.278,95. Dit bedrag bestaat uit € 1.528,95 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij het bedrag aan materiële schade ingetrokken en de immateriële vordering van € 750,- gehandhaafd.
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, maar daarbij geen schadebedrag gevorderd. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij aangegeven een bedrag van € 0,- te vorderen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 750,- aan gevorderde immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 2]
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde1]
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde1]
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde1] als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit in zijn eer of goede naam is geschaad. Deze gevorderde immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde voor de hand liggen, zodat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank schat de immateriële schade op een bedrag van € 750,-. De rechtbank zal de vordering mitsdien tot het bedrag van €750,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat door verdachte wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 2]
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 2] weliswaar een vergoeding voor immateriële schade heeft gevorderd, maar daarbij geen bedrag heeft genoemd. De rechtbank zal de vordering om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 36f en 261 van het Wetboek van Strafrecht
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als
algemene voorwaarden geldendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
als bijzondere voorwaarde geldtdat verdachte:
binnen een maand na het onherroepelijk worden van het vonnis haar Twitteraccount evenals haar websites en andere openbare voor haar toegankelijke digitale media, waarin zij smadelijke mededelingen doet over [benadeelde1] en [benadeelde 2] dient te schonen en/of doen schonen en geschoond te (doen) houden van deze mededelingen, waarbij het toezicht hierop aan het Openbaar Ministerie wordt opgelegd;
- veroordeelt verdachte voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot
een geldboetevan
€ 1.000,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen;
Benadeelde partij
[benadeelde1]
  • wijst de vordering van [benadeelde1] toe tot een bedrag van € 750,- bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde1] aan de Staat € 750,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en A. Bouteibi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2019 te [gemeente] , althans in Nederland, (telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde1] heeft aangerand, door tenlastelegging van (telkens) (een) bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen, verspreid en/of openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of door (een) geschrift(en) waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, immers heeft verdachte
(telkens) brieven en/of e-mails naar diverse personen verstuurd, waaronder de burgermeester en/of wethouders en/of raadsleden en/of (overige) ambtenaren/medewerkers van de gemeente ( [gemeente] ), met (onder meer) de inhoud:
- “ Het is een publiek geheim dat [benadeelde1] en [E] al voor de aanstelling van [E] privé bevriend met elkaar waren. Wij zouden hun vriendschap graag als privé willen wegzetten en wij gunnen iedereen zijn/haar ambities indien die volgens de regels der kunst, dus op een fatsoenlijke manier via daadwerkelijke prestaties worden bereikt. Het wordt anders als duidelijk zichtbaar is geworden dat vriendjespolitiek het bestuur compleet heeft vercorrumpeerd.” (procesdossier, p. 22),
en/of
- “ Behalve het jaar van deze fraude door de door u zeer gewaardeerde doofpottenbakker [benadeelde1] - 2011 - en de corruptie - zijn er nog meer overeenkomsten. (..) Is er echt niemand die bedenken kan dat dit erop wijst dat deze [benadeelde1] (en niet alleen hij) een hoop te verbergen heeft (de beerputten vertonen reeds flinke barsten). Is er echt niemand die een link heeft gelegd naar - bijvoorbeeld - de 40 miljoen die in zijn periode als wethouder Financiën buiten de boeken zijn gehouden? Is er echt niemand die zich af vraagt waarom hij zijn persoonlijke bestfriend hier naar binnen loodste om tot gemeentesecretaris te bombarderen?” (procesdossier, p. 32),
en/of
- “ Vertel [benadeelde1] , (cc en bcc) Vanwaar die intense behoefte om door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, met smoesjes en doorgestoken kaarten, aan een griffier te komen die schatplichtig is aan jou? Waarom wil je zo dolgraag een raadsgriffier die haar aanstelling aan jouw persoonlijk te danken heeft, die schatplichtig is aan jou? Zodat zij als tegenprestatie gedurende de tijd dat zij hier werkzaam is in dankbaarheid jouw privérekeningen te doen betalen uit gemeenschapsgeld? Zoals jouw goede vriend [E] die - direct nadat hij door jou door de strot van de gemeenteraad was geduwd - uit dankbaarheid voor zijn aanstelling (zonder proeftijd) jouw privé factuur moest accorderen zodat die betaald kon worden door het geld dat gestolen is van de gemeenschap? Verduistering in dienstbetrekking en Fraude die zoals bekend - open en bloot door de raadsleden worden afgedekt? om slechts één voorbeeldje uit de reeks te noemen man, man, man (..)“ (aanvullend procesdossier, p. 39)
en/of
(telkens) berichten op Twitter (twitteraccount [twitteraccount] ) geplaatst, met (onder meer) de inhoud:
- “ Zo heeft de [F] geen woord gewijd/mogen wijden aan de onderzoeksfraude en de declaratiefraude van [politieke partij 2] fractievoorzitter @ [benadeelde1] en de illegale verkoop van kostbare bouwgrond voor weinig aan vriendjes door [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] # [gemeente] ” (procesdossier, p. 49),
en/of
- “ Ook voor raadsleden geldt dat ze strafbaar zijn als ze zonder bewijs mensen beschuldigen van fraude en vriendjespolitiek (corrupt bestuur) #GR2018 # [gemeente] Rara waarom kan ik deze beweringen gewoon weldoen? Antwoord: het zijn bewezen feiten, daarom!” (procesdossier, p.55),
en/of
- “ Onderzoeksfraude, declaratiefraude en bouwfraude in het bestuur van [gemeente] . Allemaal bewezen en alleen daarom kan ik daarover publiekelijk melding doen. Anders waren het valse beschuldigingen en dus strafbaar. Zie tweet hieronder en ook onze website.” (procesdossier, p. 56),
en/of
- Een kassiere die een greep in de kas doet wordt bij de politie aangegeven. Waarom @ [benadeelde1] niet? http: / /www. [website] .nl” (procesdossier, p. 174),
en/of
- “ Wil je weten hoe corruptie eruit ziet? # [gemeente] # [politieke partij 2] # [benadeelde1] # [politieke partij 3] # [benadeelde 2] # [politieke partij 4] #burgemeester # [B] ” (procesdossier, p. 176),
en/of
- ‘ Heel concreet gaat t over [politieke partij 5] raadslid @ [C] [politieke partij 4] raadslid@ [D] allebei juristen die ook de declaratiefraude van @ [benadeelde1] steunen en de illegale grondverkoop door @ [benadeelde 2] Dus: wat heb je aan goed opgeleid mensen in de gemeenteraad? Helemaal Niets.” (procesdossier, p. 356)
en/of
-“De grootste en meest kwalijke fout van [politieke partij 6] is dat ze een lokale partij zijn. In [gemeente] wordt de declaratiefraude van fractievoorzitter [politieke partij 2] [benadeelde1] niet onderzocht maar juist afgedekt door de [politieke partij 4] burgemeester [B] #zittendemacht”(aanvullend procesdossier, p. 88)
en/of
(telkens) berichten op een of meerdere internetsites geplaatst (waaronder op www. [website] .nl en/of www.pen.nl), met (onder meer) de inhoud:
- “ Fractievoorzitter [politieke partij 2] , [benadeelde1] . betaalde zijn privéfactuur met geld van de gemeenschap. Een stevige integriteitschending. [E] , raadsgriffier heeft voor hem het geld (€ 491.40) van de rekening van de afdeling Griffie afgeschreven. Topje van de ijsberg?” (procesdossier, p. 7),
en/of
- “ [benadeelde1] pleegt als voorzitter van onderzoekscommissie onderzoeksfraude met betaling van € 4200.- gemeenschapsgeld.” (procesdossier, p. 8),
en/of
- “ De burgemeester, [B] , is al op 11 november door [website] op de hoogte gesteld maar hij heeft tot op heden niets van zich laten horen. Terwijl hij naar de politie zou moeten stappen om aangifte te doen van verduistering in dienstbetrekking een misdrijf dat ernstiger is dan ‘gewone’ verduistering. Als een kassiere een greep doet in de kassa van de supermarkt waar ze voor werkt en het geld in haarprivétasje stopt dan is zij strafbaar vanwege het plegen van verduistering in dienstbetrekking. Waarom [benadeelde1] niet?” (procesdossier, p 141),
en/of
- “ Aanleiding voor het opzeggen van het vertrouwen was dat ons was gebleken dat u misbruik heeft gemaakt van alle drie sleutelposities om niet alleen het democratisch systeem van [gemeente] buiten werking testellen wanneer dat het college uitkomt maar ook omdat u een heel urgent integriteitonderzoek heeft gesaboteerd.” (procesdossier, p. 158),
en/of
- Open brief aan [benadeelde1] : “Recent is gebleken dat u niet schroomt om een urgent integriteitonderzoek te saboteren door vergaande misleiding van de Raad, knoeien met informatie en verzwijgen van informatie als waarnemend voorzitter van het presidium heeft u de Raad opzettelijk voorgelogen en verkeerd voorgelicht en als voorzitter van de onderzoekscommissie heeft u het onderzoek gesaboteerd door listige kunstgrepen, een samenweefsel vanverdichtsels, manipulatie en leugens” (procesdossier, p. 158),
en/of
- “ Voor fractie [verdachte] en [politieke partij 7] is de maat vol. Ze zeggen hun vertrouwen op in de waarnemend voorzitter van het presidium de heer [benadeelde1] . De fractievoorzitter van de [politieke partij 2] is behalve exwethouder ook plaatsvervangend voorzitter van de Raad. Hij misbruikt zijn sleutelposities om de Raad onjuist te informeren en te misleiden en ongeldige stemmen door te drukken als dat het college goed uitkomt” (procesdossier, p. 161, p. 355 en p. 139)
en/of
(telkens) verkiezingsfolders in de gemeente [gemeente] (huis aan huis)
verspreid, onder andere met de inhoud: - “is aan de het licht gekomen en bewezen dat kostbaar [plaats] grond illegaal en stiekem en voor vrienden prijsjes is verkocht door de [politieke partij 3] wethouder. En dat er onderzoeksfraude en declaratiefraude is gepleegd door de fractievoorzitter van de [politieke partij 2] . En dat met goedvinden van 32 van de 33 raadsleden en de Burgemeester.?” (procesdossier, p. 18);
(art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 november 2017 tot en met 15 november 2019 te [gemeente] , althans in Nederland,(telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van (telkens) (een) bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen, verspreid en/of openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of door (een) geschrift(en) waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, immers heeft verdachte
(telkens) (een) bericht(en) op een of meerdere internetsites geplaatst (waaronder op www. [website] .nl), met (onder meer) de inhoud:
- “ Onlangs heb ik, na maanden onderzoek, ook kunnen bewijzen dat [gemeente] bouwgrond stiekem, ondergronds en met verlies door de [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] wordt verkocht aan hem welgevallige?bevriende? projectontwikkelaars. Zeg maar gerust dat dit het topje van de corruptie-ijsberg is.” (procesdossier, p. 8)
en/of
(telkens) berichten op Twitter (twitteraccount [twitteraccount] ) geplaatst, met (onder meer) de inhoud:
- “ Zo heeft de [F] geen woord gewijd/mogen wijden aan de onderzoeksfraude en de declaratiefraude van [politieke partij 2] @ [benadeelde1] en de illegale verkoop van kostbare bouwgrond voor weinig aan vriendjes door [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] # [gemeente] ” (procesdossier, p. 49),
en/of
- “ Ook voor raadsleden geldt dat ze strafbaar zijn als ze zonder bewijs mensen beschuldigen van fraude en vriendjespolitiek (corrupt bestuur)
#GR2018 # [gemeente] Rara waarom kan ik deze beweringen gewoon wel doen? Antwoord: het zijn bewezen feiten, daarom!” (procesdossier, p. 55),
en/of
- “ Onderzoeksfraude, declaratiefraude en bouwfraude in het bestuur van [gemeente] . Allemaal bewezen en alleen daarom kan ik daarover publiekelijk melding doen. Anders waren het valse beschuldigingen en dus strafbaar. Zie tweet hieronder en ook onze website.” (procesdossier, p. 56),
en/of
- “ Wil je weten hoe corruptie eruit ziet? # [gemeente] # [politieke partij 2] # [benadeelde1] # [politieke partij 3] # [benadeelde 2] # [politieke partij 4] #burgemeester # [B] ” (procesdossier, p. 176)
en/of
- “ [politieke partij 4] staatssecr Harbers treedt af vanwege verdoezelde misdaadcijfers. In [gemeente] blijft [politieke partij 3] wethouder [benadeelde 2] rustig zitten terwijl hij al 2 X betrapt is op stiekeme handjeklap grondverkoop aan bedrijven. Betrapte deals overstijgen al de waarde van 1 miljoen Euro, laat staan !“ (aanvullend procesdossier, p. 96)
en/of
een interview gegeven en daarin onder andere gezegd:
- “ Onlangs hebben we de declaratiefraude door dezelfde [politieke partij 2] fractievoorzitter bewezen evenals de illegale en stiekeme verkoop van kostbare [plaats] bouwgrond tegen vriendenprijsjes door de [politieke partij 3] wethouder aan een door hem uitverkoren projectontwikkelaar. Dat zijn nog slechts de zaken die zijn komen bovendrijven.” (terwijl het interview vervolgens is gepubliceerd op de internetsite van www. [gemeente] .hu.nl) (procesdossier p. 52);
(art. 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Voorhouden sluiten
Wijzigingen opslaan
Wijzigingen annuleren

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 juli 2018 genummerd PL0900-2018192405 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 381, alsmede het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 december 2019 tevens genummerd PL0900-2018192405, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 109 (hierna te noemen aanvullend dossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een verklaring afgelegd ter terechtzitting op 28 september 2021.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 6 december 2017, pagina 4.
4.Een proces-verbaal van aangifte van 6 december 2017, pagina 5.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2018, pagina 6.
6.Een proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 6 december 2017, pagina 10.
7.Een proces-verbaal van aangifte van 6 december 2017, pagina 40.
8.Een proces-verbaal van aangifte van 6 december 2017, pagina 41.
9.Een proces-verbaal van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 4 april 2018, pagina 43.
10.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 28 februari 2018, pagina 49.
11.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 14 maart 2018, pagina 55.
12.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 15 maart 2018, pagina 56.
13.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 1 december 2017, pagina 174.
14.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 12 november 2017, pagina 176.
15.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 9 januari 2017, pagina 356.
16.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van 3 oktober 2019, pagina 88 (aanvullend procesdossier).
17.Een geschrift, te weten een afschrift van een twitterbericht van21 mei 2019, pagina 96 (aanvullend procesdossier).
18.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
19.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
20.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
21.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
22.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
23.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
24.Een geschrift, te weten een kopie van een huis aan huis verkiezingsfolder in de Gemeente
25.Een geschrift, te weten een afschrift van een bericht geplaatst op de internetsite
26.Een geschrift, te weten een afdruk van een interview op papier dat is gepubliceerd op de internetsite van www. [gemeente] .hu.nl, pagina 52.
27.Zoals opgenomen in het procesdossier op pagina 22, 32 en 39.