Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
18 maart 2021.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht, dat op 18 maart 2021 was genomen. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het verschuldigde griffierecht van € 49,- niet had betaald. Dit griffierecht is verplicht volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat als het griffierecht niet op tijd wordt betaald, de hoofdregel is dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan behandelen. Eiser had eerder een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de financiële positie van eiser niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft eiser op 9 juli 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd geïnformeerd over de betalingsverplichting en de consequenties van niet-betaling.
Aangezien eiser het griffierecht niet binnen de gestelde termijn had voldaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen en heeft de beslissing openbaar gemaakt. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier M. Bos, en is op 9 september 2021 uitgesproken.