ECLI:NL:RBMNE:2021:4843

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 20 / 4577
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en onbekende identiteit eiser

In deze zaak heeft mr. D.A.N. Bartels MRE namens een onbekende eiser beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De rechtbank heeft de zaak niet inhoudelijk behandeld omdat de eiser het griffierecht van € 354,- niet tijdig heeft betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien dit in deze situatie niet nodig was. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep en dat als dit niet op tijd wordt betaald, de hoofdregel is dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan behandelen.

Bartels heeft in februari 2021 een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van betaling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft Bartels op 1 juli 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Bartels heeft opnieuw een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar de rechtbank ontving het griffierecht niet op tijd en er werd geen geldige reden gegeven voor de late betaling.

Daarnaast heeft Bartels in het beroepschrift gesteld dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder de identiteit van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de identiteit van de eiser binnen de beroepstermijn kenbaar moet zijn en dat het ontbreken van deze informatie leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder inhoudelijke behandeling, en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. Het griffierecht dat te laat is betaald, zal aan de eiser worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 4577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] ,

(beweerdelijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren, verweerder.

Procesverloop

Mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) heeft beweerdelijk namens een onbekende eiser(es) beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder 2 december 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 354.-.
3. Als het griffierecht niet op tijd wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Bij brief van 2 februari 2021 is door Bartels een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. De rechtbank heeft gevraagd om dit verzoek nader te onderbouwen, waar Bartels bij brief van 22 juni 2021 op heeft gereageerd. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verschillende brieven van rechtbanken en een draagkrachtverklaring van zijn vennootschap [naam] overgelegd. Dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank terecht bij brief van 28 juni 2021 afgewezen. Aangezien gemachtigde namens iemand anders beroep heeft ingesteld, is de financiële positie van die (rechts)persoon van belang. Een onderbouwing daarvan is achterwege gebleven.
5. Vervolgens heeft de rechtbank Bartels op 1 juli 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat het griffierecht binnen vier weken betaald moet worden aan de rechtbank.
6. Bartels heeft bij brief van 5 juli 2021 wederom een beroep gedaan op betalingsonmacht en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. De brief was nagenoeg identiek aan de brief van 2 februari 2021, zodat de rechtbank kan volstaan met een verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen.
7. De rechtbank heeft het bedrag niet op tijd ontvangen. Hier is geen geldige reden voor gegeven.
8. Verder stelt Bartels in het beroepschrift beroep in namens belanghebbende met daarbij de opmerking dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder gegevens van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb er niet toe strekken om het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Deze rechtspraak is ook van toepassing in het belastingrecht.
9. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 13 januari 2021. Bartels heeft binnen die termijn geen stukken overgelegd waaruit de identiteit van degene namens wie hij beroep heeft ingesteld blijkt, zoals een machtiging met daarop de gegevens van eiser(es). De identiteit van eiser(es) was dus niet binnen de beroepstermijn bekend. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk verzuim zich niet leent voor herstel. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
10. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
11. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.
12. Omdat eiser het griffierecht wel heeft betaald, maar te laat, zal dit aan hem worden terugbetaald.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 september 2021 en zal worden bekendgemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.