Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2021 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
onbekende verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 21 april 2021 is ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen om een beroep in te dienen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 49,-. De rechtbank heeft eiser op 27 juni 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat hij het griffierecht binnen vier weken moest betalen. Echter, het griffierecht is niet op tijd ontvangen en eiser heeft geen geldige reden opgegeven voor deze vertraging.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen kopie van het besluit waartegen hij beroep instelt, heeft ingediend. Dit is een vereiste om het beroep inhoudelijk te kunnen behandelen. De rechtbank heeft eiser op 25 juni 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin hij de gelegenheid kreeg om dit gebrek binnen vier weken te herstellen. Eiser heeft echter niet gereageerd op deze brief.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:54 Awb. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, en is openbaar gemaakt op 3 september 2021.