ECLI:NL:RBMNE:2021:4837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1048
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget voor persoonlijke verzorging op grond van de Jeugdwet

In deze zaak heeft eiseres, in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van haar zoon, beroep ingesteld tegen de afwijzing van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor persoonlijke verzorging op grond van de Jeugdwet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder heeft op 31 juli 2020 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 8 juli 2021 heeft eiseres verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat het college niet op zorgvuldige wijze had beslist. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de situatie van de zoon van eiseres, die verschillende lichamelijke en gedragsproblemen vertoont. De rechtbank heeft het college opgedragen binnen 13 weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen, omdat niet is gebleken dat de zorg voor de zoon in gevaar komt zonder pgb tot de nieuwe beslissing is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1048
proces-verbaal van de mondelinge deeluitspraak van 8 juli 2021 en uitspraak van
22 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van [zoon],te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. R. Imkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Wielandt).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder (het college) de aanvraag om een voorziening op grond van de Jeugdwet (Jw) voor [zoon] voor persoonlijke verzorging afgewezen.
Bij besluit van 21 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2021, via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft eiseres de rechtbank gevraagd ambtshalve een voorlopige voorziening te treffen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk deeluitspraak gedaan, inhoudende dat het beroep gegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. De rechtbank moest nog een beslissing nemen over de eventuele toepassing van een (informele) bestuurlijke lus en over het treffen van een voorlopige voorziening. Op deze twee laatste punten beslist de rechtbank nu. Ook geeft de rechtbank nu een formele beslissing ten aanzien van het verzoek om een proceskostenvergoeding en de terugbetaling van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen 13 weken na de dag van verzending van (het proces-verbaal van) deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.496,-;
- bepaalt dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is de moeder van [zoon] (11 jaar oud). [zoon] heeft verschillende lichamelijke problemen, onder andere incontinentie, motorische beperkingen en een groeiachterstand. Daarnaast heeft hij gedragsproblemen: hij is erg claimend richting eiseres en heeft heftige woedeaanvallen.
3. Eiseres heeft eerder een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Jw gehad voor [zoon]. Dit pgb was voor persoonlijke verzorging (25 uur/maand) en liep oorspronkelijk tot en met 30 april 2020, maar is ambtshalve verlengd vanwege de bezwaarprocedure die eiseres heeft gevoerd (zie hieronder bij 4.). Daarnaast ontvangt eiseres andere voorzieningen op grond van de Jw, in de vorm van Zorg in Natura.
4. Eiseres heeft op 8 juli 2020 een verlenging van het pgb voor de persoonlijke verzorging aangevraagd. Dat is de zaak waar het nu om gaat.
5. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de verlenging van het pgb terecht is afgewezen omdat eiseres, onder andere gelet op de andere voorzieningen die er zijn toegekend, geacht wordt de persoonlijke verzorging van [zoon] zelf te kunnen doen. De verzorging die [zoon] nodig heeft, waaronder met name de zorg vanwege zijn incontinentieproblemen, valt onder de gebruikelijke zorg en daar wordt dus geen pgb voor verleend. Maar ook als het geen gebruikelijke zorg zou zijn, zou er geen pgb worden verleend. Eiseres heeft nu eenmaal een kind met beperkingen en dat brengt hoe dan ook extra zorg met zich mee. Er mag van ouders worden verwacht dat zij deze zorg verlenen en ouders kunnen niet verwachten dat de situatie helemaal kan en zal worden opgelost met voorzieningen vanuit bijvoorbeeld de Jw.
6. De rechtbank volgt het standpunt van het college niet. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
7. Op grond van vaste rechtspraak [1] dient het college voldoende kennis te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit betekent dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag om jeugdhulp, het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Pas wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Alleen voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, moet het college een voorziening van jeugdhulp verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp, specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken.
8. De rechtbank stelt vast dat het onderzoek van het college niet volgens het hiervoor beschreven stappenplan heeft plaatsgevonden. Het college heeft geen (jeugdhulp)deskundige ingeschakeld om de situatie thuis in kaart te brengen, terwijl daar gelet op de diverse problemen en/of stoornissen van [zoon] wel aanleiding voor was. Daardoor kon nog niet worden beoordeeld welke hulp naar aard en omvang nodig is en of de noodzakelijke hulp en ondersteuning misschien kan worden geboden door eiseres of haar man of derden uit het sociale netwerk van het gezin.
9. Dit betekent dat de besluitvorming in deze zaak niet op een zorgvuldige manier heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan het bestreden besluit niet in stand blijven. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat niet duidelijk is of het college de verlenging van het pgb op juiste gronden heeft afgewezen. Het college moet over de verlenging van het pgb een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarvoor eerst nieuw onderzoek moeten worden verricht. Verweerder heeft aangegeven dat dit naar verwachting minimaal 12 weken zal duren. Mede gelet hierop is een (informele) bestuurlijke lus geen efficiënte afdoeningswijze.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
Voorlopige voorziening
12. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om ambtshalve een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat aan haar een pgb wordt verstrekt voor de persoonlijke verzorging van [zoon] tot de nieuwe beslissing op bezwaar is genomen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiseres aangevoerd dat haar gezin financieel in de knel zit. Het pgb zou het gezin rust geven.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het bestreden besluit kan weliswaar niet in stand blijven, maar niet is gesteld of is gebleken dat de zorg van [zoon] in gevaar komt als geen pgb wordt verstrekt tot er een nieuwe beslissing op bezwaar is genomen. Van [zoon] (en eiseres) kan daarom worden verwacht dat zij de nieuwe beslissing op bezwaar afwachten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Gena, griffier, op 8 juli 2021 en 22 juli 2021 en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het het beroep betreft, binnen zes weken na de dag van verzending (van het proces-verbaal) daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477.