ECLI:NL:RBMNE:2021:4834
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake terugvordering bijstandsuitkering
In deze zaak heeft eiseres op 28 november 2016 een bijstandsuitkering aangevraagd op grond van de Participatiewet. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft op 2 januari 2017 een voorschot van € 820,- verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Op 23 januari 2017 heeft verweerder een bijstandsuitkering toegekend voor de periode van 28 november 2016 tot en met 14 januari 2017, maar ook een bedrag van € 441,16 teruggevorderd, dat ten onrechte als voorschot was verstrekt. Eiseres werd verzocht dit bedrag uiterlijk zes weken na 23 januari 2017 te voldoen.
Op 8 februari 2017 heeft verweerder de ingangsdatum van de bijstandsuitkering herzien naar 15 november 2016. In een brief van 7 mei 2020 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over een openstaande vordering van € 441,16, die vóór 17 juni 2020 betaald moest worden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar verweerder heeft dit bezwaar op 13 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld op 13 september 2020. De rechtbank heeft op 12 mei 2021 de zitting gehouden, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de brief van 7 mei 2020 geen nieuw besluit was en dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst eiseres erop dat zij nog bezwaar kan maken tegen het besluit tot terugvordering van 23 januari 2017, maar dat de kans op succes twijfelachtig is gezien het tijdsverloop.