ECLI:NL:RBMNE:2021:4834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
20_3440
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake terugvordering bijstandsuitkering

In deze zaak heeft eiseres op 28 november 2016 een bijstandsuitkering aangevraagd op grond van de Participatiewet. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft op 2 januari 2017 een voorschot van € 820,- verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Op 23 januari 2017 heeft verweerder een bijstandsuitkering toegekend voor de periode van 28 november 2016 tot en met 14 januari 2017, maar ook een bedrag van € 441,16 teruggevorderd, dat ten onrechte als voorschot was verstrekt. Eiseres werd verzocht dit bedrag uiterlijk zes weken na 23 januari 2017 te voldoen.

Op 8 februari 2017 heeft verweerder de ingangsdatum van de bijstandsuitkering herzien naar 15 november 2016. In een brief van 7 mei 2020 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over een openstaande vordering van € 441,16, die vóór 17 juni 2020 betaald moest worden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar verweerder heeft dit bezwaar op 13 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld op 13 september 2020. De rechtbank heeft op 12 mei 2021 de zitting gehouden, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de brief van 7 mei 2020 geen nieuw besluit was en dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst eiseres erop dat zij nog bezwaar kan maken tegen het besluit tot terugvordering van 23 januari 2017, maar dat de kans op succes twijfelachtig is gezien het tijdsverloop.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Procesverloop

Eiseres heeft op 28 november 2016 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet aangevraagd.
Bij besluit van 2 januari 2017 heeft verweerder eiseres een voorschot op deze uitkering verstrekt van € 820,- in de vorm van een renteloze lening.
Bij besluit van 23 januari 2017 heeft verweerder aan eiseres een bijstandsuitkering toegekend over de periode van 28 november 2016 tot en met 14 januari 2017.
Bij besluit van eveneens 23 januari 2017 heeft verweerder een bedrag van € 441,16 van eiseres teruggevorderd. Dit betreft een bedrag dat aan eiseres te veel en dus ten onrechte als voorschot was verstrekt. Verweerder heeft eiseres meegedeeld dat zij dit bedrag uiterlijk zes weken na
23 januari 2017 dient te voldoen.
Bij besluit van 8 februari 2017 heeft verweerder het toekenningsbesluit van 23 januari 2017 herzien, in die zin dat verweerder de ingangsdatum van de bijstandsuitkering heeft bepaald op 15 november 2016.
Bij brief van 7 mei 2020 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij nog een openstaande vordering heeft van € 441,16. Eiseres dient deze vóór 17 juni 2020 te betalen.
Bij ongedateerde brief, bij verweerder ingekomen op 18 mei 2020, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de brief van 7 mei 2020.
Bij besluit van 13 augustus 2020 heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is deze mededeling geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 13 september 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit). Zij heeft haar beroep aangevuld bij brieven van 22 september 2020 en 17 maart 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021 door middel van een skype-verbinding. Eiseres en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van het besluit van 23 januari 2017 bestaat er voor eiseres een verplichting tot terugbetaling van een bedrag van € 441,16 aan voorschotten die zij te veel en dus ten onrechte had ontvangen. In de brief van 7 mei 2020 heeft verweerder eiseres erop gewezen dat deze verplichting nog steeds bestond. De brief van 7 mei 2020 bevat geen nieuwe of andere verplichting en roept dus geen nieuw rechtsgevolg in het leven. De brief van 7 mei 2020 is daarom niet te beschouwen als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
2. Omdat de brief van 7 mei 2020 geen besluit is, is het niet mogelijk om hiertegen een rechtsmiddel aan te wenden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 7 mei 2020 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Ter informatie aan eiseres merkt de rechtbank nog het volgende op. Voor zover eiseres heeft bedoeld om het besluit tot terugvordering van 23 januari 2017 ter discussie te stellen, dan staat het haar vrij om hiertegen alsnog bezwaar te maken bij verweerder. Gelet op het tijdsverloop is het echter ernstig de vraag of een dergelijk bezwaar kansrijk is. Het is aan eiseres om af te wegen of zij het nog zinvol vindt om die weg eventueel te bewandelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 juni 2021 gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.