Op 10 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de realisatie van een appartementencomplex in Houten. De vergunninghouder had op 17 december 2020 een omgevingsvergunning verkregen voor het bouwen van 12 appartementen. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij bezorgd was over de parkeersituatie rondom het bouwproject.
Tijdens de zitting op 27 januari 2021 werd duidelijk dat verzoeker zich vooral richtte op het parkeerprobleem dat zou ontstaan door de bouw van het appartementencomplex. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunninghouder al voorbereidingen had getroffen om half februari 2021 te starten met de bouw, wat het spoedeisend belang van verzoeker onderstreepte. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beoordeling van de omgevingsvergunning zich enkel richtte op de parkeernormen die voor het project golden en dat het bestaande parkeerprobleem van de naastgelegen kerk niet relevant was voor de beoordeling van de vergunning.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zou blijven en dat de belangen van de vergunninghouder en de gemeente zwaarder wogen dan die van verzoeker. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.