In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1970, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van ontucht met een minderjarige, waarbij de verdachte in de periode van 21 mei 2017 tot en met 11 juni 2017 in Almere meermalen seksuele handelingen zou hebben verricht met de aangever, die op dat moment zestien jaar oud was. De rechtbank heeft op de zitting van 27 januari 2021 het onderzoek ter terechtzitting gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. M. Kamper, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.G. Nagel, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De aangever, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P. Tomassen, heeft ook zijn verklaring afgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever, maar kon niet bewezen achten dat de verdachte hiervoor heeft betaald. De aangever had in eerdere verhoren ontkend dat er geld was betaald voor de seksuele handelingen, en de rechtbank concludeerde dat de betaling van 10 euro door de verdachte aan de aangever niet bedoeld was als betaling voor seks, maar voor een busrit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat de aangever zich prostitueerde.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, de aangever, had een schadevergoeding van € 5.013,30 gevorderd, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, nu de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil.