ECLI:NL:RBMNE:2021:480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
16/026183-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van jeugdprostitutie en ontucht met minderjarige

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1970, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van ontucht met een minderjarige, waarbij de verdachte in de periode van 21 mei 2017 tot en met 11 juni 2017 in Almere meermalen seksuele handelingen zou hebben verricht met de aangever, die op dat moment zestien jaar oud was. De rechtbank heeft op de zitting van 27 januari 2021 het onderzoek ter terechtzitting gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. M. Kamper, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.G. Nagel, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De aangever, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P. Tomassen, heeft ook zijn verklaring afgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever, maar kon niet bewezen achten dat de verdachte hiervoor heeft betaald. De aangever had in eerdere verhoren ontkend dat er geld was betaald voor de seksuele handelingen, en de rechtbank concludeerde dat de betaling van 10 euro door de verdachte aan de aangever niet bedoeld was als betaling voor seks, maar voor een busrit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat de aangever zich prostitueerde.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, de aangever, had een schadevergoeding van € 5.013,30 gevorderd, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, nu de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op de vordering, tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/026183-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [aangever] en zijn raadsvrouw mr. P. Tomassen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 21 mei 2017 tot en met 11 juni 2017 te Almere, meermalen ontucht heeft gepleegd met [aangever],
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, omdat uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte heeft betaald voor de seksuele handelingen die zijn verricht door aangever [aangever] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Tussen verdachte en [aangever] hebben seksuele contacten plaatsgevonden, maar dit was van beide kanten vrijwillig en verdachte ontkent dat hij daarvoor betaald heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen van [aangever] en verdachte en de processen-verbaal van bevindingen kan worden vastgesteld dat tussen verdachte en [aangever] in de periode van 21 mei 2017 tot en met 11 juni 2017 meerdere fysieke ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Tijdens (in ieder geval) twee van die ontmoetingen zijn er seksuele handelingen door [aangever] bij verdachte verricht. Verdachte heeft dit ter terechtzitting van 27 januari 2021 ook erkend.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte [aangever] heeft betaald voor het verrichten van die seksuele handelingen of dat hem anderszins duidelijk moet zijn geweest dat [aangever] zich aan derden aanbood voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.
De rechtbank constateert dat [aangever] in het verhoor bij de politie op 7 september 2017 ontkennend heeft geantwoord op de vraag of ‘er geld betaald is voor de seks’. In het verhoor op 16 november 2017 heeft [aangever] verklaard dat hij na de seks 10 euro van verdachte heeft gekregen. Uit de verdere inhoud van dat verhoor (en het verhoor op 10 januari 2019) blijkt echter dat dit geld was bedoeld voor de busrit die [aangever] nog moest maken en dus niet was bedoeld voor de seks. [aangever] heeft in het verhoor op 10 januari 2019 ook verklaard dat hij geen geld zou hebben gekregen als hij niet met de bus zou zijn gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank staat deze betaling dan ook in onvoldoende verband met het verrichten van seksuele handelingen door [aangever] bij verdachte. Ditzelfde geldt voor de drankjes die [aangever] van verdachte heeft gekregen. Uit het dossier blijkt niet, althans onvoldoende, dat deze drankjes hebben gediend als betaling voor het verrichten van seksuele handelingen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte [aangever] heeft betaald voor het verrichten van de seksuele handelingen. Daarnaast ontbreken in het dossier concrete aanwijzingen dat verdachte moet hebben begrepen dat [aangever] zich prostitueerde. Op grond van het voorgaande wordt verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.013,30. Dit bedrag bestaat uit € 13,30 materiële schade en (primair) € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft subsidiair een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade gevorderd en meer subsidiair verzocht om de immateriële schade naar redelijk en billijkheid vast te stellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2021.
Mr. Ludwig en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 21 mei 2017 tot en met 11 juni 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, meermalen althans éénmaal (telkens)
ontucht heeft gepleegd met [aangever] , geboren op [2000] die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten door (telkens)
- zijn, verdachtes penis in de mond van die [aangever] te brengen en/of te laten nemen en/of te houden, althans zich heeft laten pijpen door die [aangever] en/of
- zijn, verdachtes penis in de hand van die [aangever] te laten nemen en/of te houden en/of (een) heen en weer gaande beweging(en) te laten maken, althans zich te laten aftrekken en/of bevredigen door die [aangever] .