Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna: verdachte.
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- de
- een in de wettelijke vorm opgemaakt
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
De rechtbank ziet geen reden om daarnaast nog een voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, omdat het risico op recidive als laag wordt ingeschat en er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De rechtbank wijkt om die reden af van de eis van de officier van justitie.
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
Oplegging straf
gevangenisstrafvan
1 (één) dag;
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren;
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.006,65, bestaande uit € 6,65 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2017 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade af;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.006,65 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.