ECLI:NL:RBMNE:2021:478

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
16/020126-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige tegen betaling in de zaak 25FLORES

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2021, is de verdachte veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. De zaak betreft de periode van 12 mei 2017 tot en met 8 juni 2017, waarin de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een 16-jarig slachtoffer, waarbij deze handelingen tegen betaling plaatsvonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdediging geen overtuigend bewijs heeft geleverd voor het geschetste scenario van afpersing en hacking van de telefoon van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken, waaronder WhatsApp-berichten, als voldoende bewijs beschouwd voor de ontuchtige handelingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 1.006,65 is vastgesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte door zijn handelen de lichamelijke integriteit en psychische staat van het slachtoffer ernstig heeft geschonden, en dat het van groot belang is dat minderjarigen in een veilige omgeving kunnen opgroeien.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/020126-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn raadsvrouw mr. P. Tomassen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 12 mei 2017 tot en met 8 juni 2017 te Almere ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Er is onvoldoende bewijs voorhanden waaruit blijkt dat er tussen verdachte en het slachtoffer seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte is actief geweest op [chatsite] , maar daar is misbruik gemaakt van zijn foto. Verdachte is afgeperst en de telefoon van verdachte en zijn WhatsApp account zijn gehackt. Verdachte heeft geen contact gehad met het slachtoffer. Indien de rechtbank van oordeel is dat de ontuchtige handelingen wél bewezen kunnen worden, dan kan niet bewezen worden dat dit tegen betaling heeft plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij via de chatsite [
de rechtbank begrijpt: [chatsite]] contact heeft gekregen met verdachte. [2] [slachtoffer] heeft twee keer met verdachte afgesproken en verdachte twee keer gepijpt. Verdachte heeft [slachtoffer] voor het pijpen beide keren een bedrag betaald . [3] [slachtoffer] heeft verdachte als volgt omschreven: dik en stevig, getinte huidskleur, niet Nederlands van cultuur, sprak wel Nederlands en iets kleiner dan 185 cm. Verdachte heeft een eigen bedrijf in [vestigingsplaats] en woont in [woonplaats] . [4] [slachtoffer] heeft verdachte herkend op een (door de politie getoonde) foto waarop verdachte te zien is, als zijnde de man die hij twee keer gepijpt heeft. [5]
De telefoon van [slachtoffer] is in beslag genomen en onderzocht. Uit de inhoud van deze telefoon is gebleken dat er op WhatsApp gesprekken tussen gebruiker [slachtoffer] [
de rechtbank begrijpt [slachtoffer]] [telefoonnummer] @s.whatsapp.net en gebruiker [gebruikersnaam ] [telefoonnummer] @s.whatsapp.net hebben plaatsgevonden. Verbalisant leest in de WhatsApps gesprekken dat bij de naam [gebruikersnaam ] het telefoonnummer [telefoonnummer] en bij de naam [slachtoffer] telefoonnummer [telefoonnummer] vermeld staan. [6]
WhatsApp gesprek op 12 mei 2017:
[gebruikersnaam ] 11:51:36 Wat doe je allemaal voor 25
[slachtoffer] 12:02:52 Een half uur is 25
[gebruikersnaam ] 12:03:18 Ok man. Mij lekker afzuigen. Heb je foto?
[slachtoffer] 12:03:48 [foto]
Verbalisant heeft de jongen die op de foto staat afgebeeld herkend als [slachtoffer] .
[gebruikersnaam ] 12:03:54 [foto]
Verbalisant heeft de man die op de foto staat afgebeeld herkend als zijnde verdachte.
[gebruikersnaam ] 12:05:01 Wanneer kan jij? Hou je ook van tongen en kussen en ik spuit in je mondje slik je?
[slachtoffer] 12:05:32 Nee ik slik niet
[gebruikersnaam ] 12:05:47 Maar mag wel in je mondje klaar komen?
[slachtoffer] 12:05:57 Als je wilt dat ik slik 10 euro
(…)
[slachtoffer] 12:39:10 Oké om 1 uur bij de mac?
(…)
[gebruikersnaam ] 12:44:03 Of we rijden naar [vestigingsplaats]
[gebruikersnaam ] 12:44:15 En dan zet ik je weer af
[slachtoffer] 12:44:17 Oké is goed
[slachtoffer] 12:44:30 Wat doe je nu in poort dan
[gebruikersnaam ] 12:45:11 Ben in mijn kantoor
[gebruikersnaam ] 12:45:20 Helemaal en altijd alleen
(…)
[gebruikersnaam ] 13:08:20 Ik kom
[slachtoffer] 13:08:29 Oké ik sta voor de deur
[slachtoffer] 13:09:30 Heb je witten bloes
[gebruikersnaam ] 13:09:43 Ja
(…)
[gebruikersnaam ] 15:21 Vond je het wel geil? Had het idee van niet? Wil je wel volgende keer?
[gebruikersnaam ] 15:22:13 Want vond je heel zenuwachtig?
[gebruikersnaam ] 15:22:44 Vond je mijn piemel te dik? Wand je moest steeds hoesten en kokhalzen? Ik kon niet echt diep in je mondje? [7]
WhatsApp gesprek op 8 juni 2017:
[gebruikersnaam ] 16:11:06 Wil je mij neuken?
[slachtoffer] 16:11:20 Dan 60
16:13:12 Oké is goed 40
[gebruikersnaam ] 16:25:38 Ok
16:25:43 Waar moet ik zijn
[slachtoffer] 16:26:13 [woonplaats] landgoederen [adres]
(…)
[gebruikersnaam ] 16:33:07 Hoelaat kan je
[slachtoffer] 16:33:23 Nu
[gebruikersnaam ] 16:33:45 Ik kan pas rond 18:00-18:30
[slachtoffer] 16:34:20 Is goed
(…)
[gebruikersnaam ] 18:57:09 Sorry red ik. let meer ben net klaar
[slachtoffer] 18:57:37 Ben tot 10 uur thuis
[slachtoffer] 18:58:10 Je kan nog komen als je wilt
[gebruikersnaam ] 20:29:20 En je ouders dan?
[slachtoffer] 20:29:42 Weg [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zowel privé als zakelijk gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verder heeft verdachte zichzelf herkend op de foto die op 12 mei 2017 via WhatsApp naar [slachtoffer] is verstuurd. [9] Bij de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte verklaard in [woonplaats] te wonen en een bedrijf te hebben in [vestigingsplaats] [10] .
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij de digitaal rechercheurs heeft horen zeggen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zowel de telefoon als het WhatsApp account van verdachte gehackt zouden zijn, omdat dit niet eenvoudig en zeer prijzig is om te doen. Verder zou verdachte, als er met zijn telefoonnummer met een ander telefoontoestel of met een computer een WhatsApp bericht was verzonden, hiervan een melding moeten krijgen op zijn eigen telefoon. [11]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode tussen 12 mei 2017 en 8 juni 2017 op twee verschillende momenten tegen betaling heeft laten pijpen door [slachtoffer] , die op dat moment nog minderjarig was.
De raadsvrouw heeft – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte afgeperst is en dat de telefoon van verdachte gehackt is. Er is misbruik gemaakt van de foto en het telefoonnummer van verdachte. Dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario vindt geen steun in het dossier en is ook overigens niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Volgens verdachte heeft hij rond de periode van het ten laste gelegde feit berichten via WhatsApp ontvangen waarin hij (door een onbekend gebleven derde) afgeperst werd, maar deze verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd. Verdachte heeft de berichten die hij zou hebben ontvangen op geen enkele manier veiliggesteld, bijvoorbeeld door het (op eenvoudige wijze) maken van een screenshot. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de berichten van een voor hem onbekend nummer heeft ontvangen, maar verdachte heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar dit nummer en/of dit nummer zelfs maar te noteren of anderszins veilig te stellen. Daarnaast heeft verdachte (in 2017) geen melding bij de politie gemaakt van deze bedreiging, ook niet toen verdachte in 2018 bij de politie aangifte deed van een straatroof, waarbij zijn telefoon was gestolen. De verklaring van verdachte dat zijn telefoon en/of WhatsApp account gehackt waren, is ook op geen enkele wijze (met stukken of getuigen) onderbouwd. Deze verklaring vindt daarnaast ook geen steun in de bevindingen die voortvloeien uit het onderzoek door de politie. Uit dat onderzoek blijkt dat het (op basis van informatie van de Dienst Regionale Recherche) zeer onwaarschijnlijk is dat zowel de telefoon als het WhatsApp account van verdachte gehackt zouden zijn. Bovendien zou verdachte, indien er met een andere telefoon of met een computer een WhatsApp bericht was verzonden met zijn telefoonnummer, een melding op zijn telefoon moeten hebben gekregen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nimmer een dergelijke melding op zijn telefoon heeft gekregen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het door verdediging geschetste, maar geenszins met feitelijkheden onderbouwde alternatieve scenario, onaannemelijk en zij zal dit als ongeloofwaardig terzijde stellen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de ontuchtige handelingen tegen betaling hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van voornoemde bewijsmiddelen. Dat verdachte [slachtoffer] betaald heeft voor de seksuele handelingen blijkt niet alleen uit de verklaringen van [slachtoffer] , maar ook uit de WhatsApp gesprekken op 12 mei 2017 en 8 juni 2017.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meer tijdstippen in de periode van 12 mei 2017 tot en met 8 juni 2017 te Almere (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [2000] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten door (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of te laten nemen en/of te houden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 61 dagen, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en;
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot één dag.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop in deze zaak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tweemaal tegen betaling hebben van seks met een minderjarige jongen van (ten tijde van het ten laste gelegde) 16 jaar. Daarbij is ook sprake geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit en de psychische staat van de minderjarige in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op jonge leeftijd heeft doorgaans grote gevolgen voor de minderjarige op langere termijn en gezien hun jeugdige leeftijd kan niet worden verwacht dat zij deze op dat moment kunnen overzien. Dit geldt te meer nu in dit geval is vast komen te staan dat het om een kwetsbare jongen ging. Verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en dit kan hem ook worden aangerekend. Verdachte heeft zich daarbij kennelijk enkel en alleen laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften, waar van hem – als volwassen man – mocht worden verwacht dat hij die in toom zou houden en in elk geval niet tegen betaling bij een minderjarige zou bevredigen.
Persoon van verdachteDe rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 22 december 2020 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De op te leggen strafDe rechtbank heeft bij de oplegging van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting, die het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft vastgesteld, als uitgangspunt genomen. Voor ontucht met een minderjarige tegen betaling, is de oplegging van een (korte) onvoorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een taakstraf van 150 uren in beginsel het uitgangspunt.
De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheden mee dat het ontucht meermalen heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer bijzonder kwetsbaar was.
Daarnaast zal de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening houden met het tijdsverloop in deze strafzaak en de daardoor overschreden redelijke termijn. Op grond van vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 26 november 2018, zijnde de datum waarop verdachte door de politie is gehoord en aan welke handeling verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. Deze termijn eindigt op 10 februari 2021, zijnde de datum van dit vonnis. Het voorgaande betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting met ruim twee maanden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
31 dagen, waarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden is. Deze straf zal de rechtbank dan ook aan verdachte opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient als waarschuwing aan verdachte en dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Oplegging van een voorwaardelijk strafdeel is naar het oordeel van de rechtbank temeer geboden nu gebleken is dat verdachte niet in staat is openlijk met zijn seksuele behoeften om te gaan, omdat hij naar eigen zeggen in zijn leven aanloopt tegen een sterk taboe op homoseksualiteit, zowel in verband met zijn Surinaamse achtergrond als zijn (islamitische) geloofsovertuiging. De heimelijkheid waartoe verdachte zich, kennelijk mede daardoor, genoodzaakt acht mag nooit weer ten koste gaan van een minderjarige. Bij een nieuw strafbaar feit binnen de proeftijd moet verdachte rekening houden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.013,30. Dit bedrag bestaat uit € 13,30 materiële schade en (primair) € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft subsidiair een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade gevorderd en meer subsidiair verzocht om de immateriële schade naar redelijk en billijkheid vast te stellen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade toegewezen kan worden, met dien verstande dat het gevorderde bedrag verdeeld dient te worden over de verdachten die in het kader van het onderzoek 25FLORES veroordeeld worden, omdat de benadeelde partij die kosten slechts heeft één keer gemaakt heeft. Voor wat betreft de immateriële schade acht de officier van justitie een bedrag van € 2.500,00 redelijk en billijk. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleitte vrijspraak, verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van rechtbank met betrekking tot de materiële schade. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht om dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat niet is gebleken dat de persoonlijke en psychische problemen van de benadeelde partij causaal verband houden met het ten laste gelegde. Indien de rechtbank toch overgaat tot toewijzing van de immateriële schade, dan verzoekt de raadsvrouw deze sterk te matigen en daarbij aan te sluiten bij bedragen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, te weten een bedrag tussen de € 750,00
en € 1.000,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat het, gelet op de voorgeschiedenis van het slachtoffer en het feit dat er in het onderzoek 25FLORES is gebleken van meerdere daders, onduidelijk is of de persoonlijke en psychische schade volledig door het handelen van verdachte zijn ontstaan. Maar daar staat tegenover dat algemene ervaringsregels leren dat seksueel misbruik langdurige en verstrekkende gevolgen kan hebben voor de (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer. In zoverre kan de geleden schade redelijkerwijs aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade desalniettemin deels afwijzen. Reden daarvoor is dat de benadeelde partij de gevorderde kosten (van in totaal € 13,30) in het kader van het onderzoek 25FLORES slechts één keer heeft gemaakt. Naast verdachte is tot op heden nog één andere verdachte veroordeeld, zodat de rechtbank de gevorderde materiële kosten over hen bij helfte zal verdelen (dus € 6,65 per verdachte).
Gelet op vergelijkbare zaken begroot de rechtbank het geleden bedrag aan immateriële schade naar billijkheid op € 1.000,00. De benadeelde partij zal voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.006,65, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
31 (eenendertig) dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 30 (dertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee)jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.006,65, bestaande uit € 6,65 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade af;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.006,65 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2021.
Mr. Ludwig en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 mei 2017 tot en met 8 juni 2017 te Almere (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [2000] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten door (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of te laten nemen en/of te houden, althans zich heeft laten pijpen door die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 januari 2019, genummerd 2017179034, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling Zeden, doorgenummerd 1 tot en met 166. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 45 en 46.
3.Pagina’s 75 en 76
4.Pagina 45.
5.Pagina 75 en 80.
6.Pagina 99 en 100.
7.Pagina‘s 100 tot en met 102, 106, 108 en 109.
8.Pagina’s 110 tot en met 113.
9.Pagina’s 145 en 150.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2021
11.Pagina 166.