ECLI:NL:RBMNE:2021:4757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
C/16/527484 / FV RK 21-1958
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging voor verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 20 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor de betrokkene, geboren in 1989, die verblijft in een instelling zonder bekende woonplaats. De officier van justitie had op 14 september 2021 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging, welke is gebaseerd op de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag als de uitspraak gehouden, waarbij de betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I.L. Ortelee, en de afdelingsarts. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een middelengerelateerde stoornis, specifiek een verslaving aan lachgas, en dat er ernstige risico's zijn voor zijn gezondheid en welzijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en heeft daarom de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 20 maart 2022. De machtiging omvat verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de zorgverantwoordelijke een inspanningsverbintenis heeft om met de gemeente in overleg te gaan over de woonruimte en schuldsanering van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/527484 / FV RK 21-1958
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 20 september 2021naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woonplaats,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. I.L. Ortelee.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 september 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 7 september 2021;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 september 2021 bij [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] .
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. I.L. Ortelee,
- de heer [A] , afdelingsarts.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per
e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van de betrokkene, de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan de betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
De advocaat van de betrokkene refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De afdelingsarts licht toe dat op dit moment de psychotische belevingen bij de betrokkene niet worden gezien, onder meer doordat hij nu geen lachgas gebruikt. De betrokkene kan in principe snel met ontslag, maar eerst zal met het ambulante team een plan opgesteld moeten worden over de controle op en begeleiding van de betrokkene. Op 21 september 2021 zal een zorgafstemmingsgesprek (ZAG) plaatsvinden. De afdelingsarts licht bovendien toe dat het niet mogelijk is om alle sociaal economische problemen van de betrokkene op te lossen, zoals het niet hebben van een woning en zijn financiële problemen. De betrokkene kan heel wellicht in aanmerking komen voor een woonplek van [.] : een zelfstandige wooneenheid van [naam instelling] . Hierover zal ook tijdens het ZAG gesproken worden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene lijdt aan een middelengerelateerde of verslavingsstoornis in het bijzonder lachgas. Onderliggend zijn een persoonlijkheidsstoornis en een verstandelijke beperking.
2.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar,
- ernstig lichamelijk letsel,
- ernstige psychische schade,
- ernstige verwaarlozing, en
- maatschappelijke teloorgang.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft de betrokkene zorg nodig.
2.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, te weten:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
opnemen in een accommodatie.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief, in ieder geval zolang betrokkene opgenomen is in een accommodatie. De kanttekening dient gemaakt te worden dat bij ontslag zonder dat er woonruimte voor betrokkene is, de kans op terugval in het middelen gebruik groot is. Het ernstig nadeel zal dan weer in grotere mate ontstaan. Voor een succesvolle behandeling en deelname aan de maatschappij is immers woonruimte een essentiële voorwaarde. In het zorgplan is ook opgenomen dat deze voorwaarde niet is voldaan. Daarnaast is in het zorgplan geen antwoord gegeven op de vraag of schuldsanering noodzakelijk is. Ter zitting is gebleken dat betrokkene financiële problemen heeft en dat recentelijk nog aanzienlijke boetes zijn opgelegd in verband met het rijden onder invloed van lachgas. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat de zorgverantwoordelijke de problemen op maatschappelijk en financieel vlak niet kan oplossen, rust in ieder geval op de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 5:13, derde lid, Wvggz een inspanningsverbintenis om hier over met de gemeente in overleg te gaan.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 20 maart 2022.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van vocht voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 maart 2022.
Deze beschikking is op 20 september 2021 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 29 september 2021
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.