ECLI:NL:RBMNE:2021:4737
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf wegens overtreding van algemene voorwaarden
Op 6 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16.090122.18 (TUL BIJZ). De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Deze beslissing is genomen omdat de vordering tot tenuitvoerlegging volledig is toegewezen in verband met de overtreding van de algemene voorwaarden door de veroordeelde, die opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd.
De zaak betreft een veroordeelde die op 14 augustus 2019 een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk kreeg opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank had bijzondere voorwaarden verbonden aan deze voorwaardelijke straf, waaronder de verplichting om zich te melden bij de reclassering en zich te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie heeft op 22 september 2021 ter terechtzitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de veroordeelde zich niet aan de meldplicht had gehouden en opnieuw strafbare feiten had gepleegd.
De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf volledig is toegewezen, omdat de veroordeelde de algemene voorwaarden heeft overtreden. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, voor zover deze is gebaseerd op de overtreding van de bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren.