4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 in alle varianten ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De aanwijzingen in het dossier voor betrokkenheid van verdachte bij de feiten zijn onvoldoende voor een bewezenverklaring. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
De camerabeelden van het [straat] ten tijde van de schietpartij leveren naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs op voor het onder 1 ten laste gelegde. Indien al vast staat dat de persoon die in eerste instantie in beeld loopt de schutter is, kan gelet op de donkere huidskleur van verdachte en de naar het zich laat aanzien lichte huidskleur van de persoon op de camerabeelden, maar daarnaast ook ogenschijnlijke verschillen in postuur, in onvoldoende mate gelijkenis worden vastgesteld.
Ook het enkele feit dat het DNA van verdachte op de hulzen op de plaats delict is aangetroffen, levert onvoldoende concreet bewijs op dat verdachte ten tijde van de schietpartij op het [straat] is geweest of dat hij de schutter is geweest. Verdachte heeft een verklaring gegeven hoe zijn DNA op de hulzen terecht is gekomen, namelijk dat hij een filmpje heeft gemaakt van het wapen en hierbij de patronen uit de houder heeft gehaald. Gelet op de video die op zijn telefoon is aangetroffen en waarop deze handelingen inderdaad zijn te zien, kan niet worden uitgesloten dat zijn DNA op deze wijze op de hulzen terecht is gekomen, maar dat een ander persoon heeft geschoten.
Evenmin kan de omstandigheid dat de telefoon van verdachte ongeveer anderhalf uur voor de schietpartij op 4 mei 2020 dezelfde zendmast in Amsterdam heeft aangestraald als de telefoons van medeverdachten in dit dossier tot redengevend bewijs dienen voor feit 1, aangezien dit in tijd en plaats in een te ver verwijderd verband staat van de plaats delict ( [straat] in [plaats] ) en het moment van het delict.
Feit 2
Verdachte kan weliswaar met feit 2 in verband worden gebracht doordat zijn telefoon is aangetroffen in de buurt van de plaats delict, maar uit het dossier blijkt niet waar precies en onder welke omstandigheden de telefoon van verdachte is achtergebleven of aangetroffen. Bovendien heeft verdachte een verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn telefoon in die omgeving, die niet zonder meer onbegrijpelijk is, mede gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] , die heeft bevestigd dat verdachte die nacht zijn telefoon had verloren.
Dat de kogels (mogelijk) zijn verschoten met hetzelfde wapen als het wapen dat is gebruikt bij het onder 1 ten laste gelegde feit, is wederom opvallend, maar levert onvoldoende bewijs dat verdachte de schutter is geweest.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter terechtzitting op 22 september 2021 verklaard:
Ik heb het wapen ongeveer een maand in mijn bezit gehad, van maart tot april 2020. Ik had het in bewaring voor iemand. Die persoon heeft het wapen ongeveer twee keer in die maand opgehaald en weer teruggebracht. Ik heb meerdere keren met het wapen gespeeld en heb er video’s van gemaakt met mijn telefoon. Dit heb ik onder andere op 14 maart 2020 gedaan.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 6 april 2020 een proces-verbaal van bevindingen beschrijving video [bestandsnaam] opgemaakt waarin hij heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 30 maart 2020 vond er een schietpartij plaats op het adres [adres] te
[plaats] . Op het plaats delict werd een witte Iphone X aangetroffen en deze is inbeslaggenomen en onderzocht. Door onderzoek in deze data bleek dat de telefoon vermoedelijk eigendom is van [verdachte] , geboren [1998] . Uit de ter beschikking gestelde data bleek dat er een tweetal video’s op de telefoon stonden waarop vuurwapens te zien zijn. Deze video’s stonden op de telefoon geregistreerd onder de volgende bestandsnamen:
[bestandsnaam]
Uit de voor ons beschikbare informatie ontstond het vermoeden dat het bestand [bestandsnaam] op 14 maart 2020 was gemaakt.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 2 juli 2020 een proces-verbaal wapenonderzoek opgesteld waarin hij heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op één van de filmpjes kenmerk [bestandsnaam] . MP4 is een vuurwapen zichtbaar. Het vuurwapen is op de linkerzijde van de slede (bovenzijde) voorzien van de inscriptie: Clock logo 26 Gen 5 AUSTRIA. Dit specifieke model vuurwapen is in het kaliber 9mm x 19 (synoniem 9mm Parabellum en 9mm Luger). Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van dit vuurwapen is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wel wapens en munitie.
Op meerdere stilstaande beelden in de film kenmerk [bestandsnaam] in het opsporingsonderzoek 2020065320 13Pyriet, waarbij de bovenste patroon in het patroonmagazijn (die door de bezitter c.q. eigenaar wordt verwijderd), is zichtbaar dat deze is voorzien van een expanderend hollow point projectiel. Bij hollow point munitie heeft de mantel van het projectiel (kogel) een holte aan de voorzijde. Het projectiel (kogel) zal bij het treffen van een persoon, dier of goed bij het treffen vergroten van diameter doordat de loden kern snel opstuikt door de opening van de mantel heen (het binnenste deel van het projectiel treedt als het ware naar buiten). Door deze diametervergroting zal alle energie aan het doel worden afgegeven en zware verwondingen veroorzaken bij mens en dier. In de Wet wapens en munitie wordt deze munitie, munitie met expanderende projectielen genoemd. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2, categorie II van de Wet wapens en Munitie. Het voorhanden hebben van deze munitie is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, in verband met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Bewijsoverweging
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft het vuurwapen en de munitie, naar eigen zeggen, voor een ander voorhanden gehad. Het wapen is tussentijds nog tweemaal opgehaald en weer teruggebracht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte dit vuurwapen en de munitie tezamen en in vereniging met één of meer anderen voorhanden heeft gehad.