ECLI:NL:RBMNE:2021:4733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
16.195043.20 en 16.090122.18 (tul alg) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en doodslag, veroordeling voor voorhanden hebben vuurwapen en munitie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en doodslag in twee afzonderlijke incidenten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de pogingen tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de aanwijzingen in het dossier onvoldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten te bewijzen. Bij feit 1, de poging tot moord op [slachtoffer 1], kon de rechtbank geen gelijkenis vaststellen tussen de verdachte en de schutter op camerabeelden, en het aantreffen van DNA van de verdachte op hulzen op de plaats delict was niet voldoende bewijs voor zijn aanwezigheid of betrokkenheid. Bij feit 2, de poging tot moord op [slachtoffer 2], was onduidelijk waar en onder welke omstandigheden de telefoon van de verdachte was aangetroffen, en de verklaring van de verdachte over het aantreffen van de telefoon werd door een getuige bevestigd.

De rechtbank heeft de verdachte echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 3), waarvoor een gevangenisstraf van 10 maanden werd opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich in een crimineel milieu bevond en dat het illegale bezit van vuurwapens een groot gevaar voor de maatschappij met zich meebrengt. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot tot een hogere straf dan de officier van justitie had geëist, omdat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.195043.20 en 16.090122.18 (tul alg) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair:
op 4 mei 2020 in Almere samen met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] en/of anderen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven;
subsidiair:
op 4 mei 2020 in Almere samen met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] en/of anderen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:
op 4 mei 2020 in Almere samen met anderen [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2
primair:
op 23 mei 2020 in Amsterdam samen met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven;
subsidiair:
op 23 mei 2020 in Amsterdam samen met anderen aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:
op 23 mei 2020 in Amsterdam samen met anderen geprobeerd heeft aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 3:
in de periode tussen 11 maart 2020 en 23 mei 2020 in Almere en/of Amsterdam samen met anderen een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daarvoor, kort weergegeven, het volgende aangevoerd. Ter zitting heeft zij haar op schrift gestelde requisitoir aan de rechtbank en de raadsman verstrekt.
Feit 1
Uit camerabeelden en getuigenverklaringen blijkt dat één schutter meermalen op de woning aan het [adres] in [woonplaats] heeft geschoten. De kogels zijn dwars door alle vertrekken van de woning gegaan. De hulzen op de plaats-delict matchen met het DNA van verdachte. De beelden en gegeven signalementen sluiten verdachte niet uit. Verdachte heeft geen verifieerbaar alibi voor deze nacht.
De telefoon van verdachte heeft op 2 mei 2020 bij de woning van [slachtoffer 1] aangestraald. Ook laten de telefoons van verdachte veelvuldig contact zien met de medeverdachten in deze zaak, die op 29 april 2020 zijn staande gehouden na een verbaal conflict met de [naam] ’s in [plaats] .
In de uren voor de schietpartij straalt de telefoon van verdachte aan op de [straat] in [plaats] . Hier stralen ook de telefoons van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan. Ook is er contact geweest met de Penitentiaire Inrichting waar medeverdachte [medeverdachte 3] verblijft. Op de telefoon van verdachte worden voorts foto’s en filmpjes aangetroffen waarin verdachte te zien is met vuurwapens waaronder een Glock. Verdachte heeft ook bekend een Glock in zijn bezit te hebben gehad.
Er is sprake van een poging moord door met een doorgeladen semi-automatisch wapen meermalen op een woning te schieten. Verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er iemand in de woning was en dat iemand in de woning dodelijk getroffen zou worden.
Feit 2
Het slachtoffer is in zijn been geschoten door één schutter. De hulzen die zijn aangetroffen zijn verschoten met hetzelfde wapen dat gebruikt is in onderzoek Hexham (feit 1) en Pyriet (feit 3). Het slachtoffer heeft verklaard dat hij een vriend in een auto zag die in de buurt een scharrel heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij met iemand in die straat een affaire heeft. Een getuige heeft op straat de telefoon van verdachte aangetroffen. De verklaring van verdachte over het aantreffen van de telefoon is niet geloofwaardig. In de telefoon is op de dag van het schieten een snapchat story te vinden met vuurwapens. Bovendien zijn er overeenkomsten in de modus operandi met de schietpartijen van 30 maart 2020 en 4 mei 2020.
Er is sprake van een poging moord door met een doorgeladen semi-automatisch wapen meermalen op een persoon te schieten.
Feit 3
Op de telefoon van verdachte is een filmpje van 11 maart 2020 aangetroffen waarin verdachte overduidelijk te linken is aan vuurwapenbezit. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij in maart/april 2020 de Glock voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van ter zitting verstrekte schriftelijke pleitaantekeningen vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en daarvoor, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
Feit 1
Verdachte heeft het feit ontkend. [getuige 1] en [slachtoffer 1] hebben verdachte niet belast in hun verklaringen. Ook de medeverdachten hebben geen voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Op zitting is gebleken dat op de camerabeelden van het [straat] , waar de schutter kennelijk in beeld is, een man met lichte huidskleur en smal postuur te zien is. Verdachte past niet in dit signalement.
Dat het DNA van verdachte op de hulzen is aangetroffen maakt niet dat hij de schutter is geweest. Het geeft alleen aan dat verdachte op enig moment de hulzen heeft aangeraakt. Het kan niet uitgesloten worden dat zijn DNA op de hulzen terecht is gekomen toen hij de kogels uit het magazijn haalde tijdens het maken van de filmpjes met het vuurwapen.
Uit de telecomgegevens van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] komt naar voren dat zij contact hebben gehad met [slachtoffer 1] en dat [medeverdachte 2] geen contact heeft gehad met verdachte. Dat de telefoon van verdachte in het onderzoek naar feit 2 contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] toont niets aan, omdat het eventueel kennen van een medeverdachte niet strafbaar is. Aan het feit dat de telefoons van verdachte en de medeverdachten op 4 mei 2020 een zendmast aan de [straat] in Amsterdam hebben aangestraald, kunnen geen conclusies worden verbonden ten aanzien van de schietpartij op het [straat] . Hieruit kan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de medeverdachten die nacht heeft ontmoet.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van voorbedachten rade omdat [slachtoffer 1] niet thuis was en niet uitgesloten kan worden dat deze informatie bij de schutter bekend was. Volgens [getuige 1] is er sprake van bangmakerij. Er is ook geen sprake van bedreiging omdat onvoldoende is komen vast te staan dat bij aangevers de vrees bestond dat hun leven zou worden ontnomen.
Evenmin is gebleken van medeplegen.
Feit 2
Verdachte heeft het feit ontkend. Uit de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer kan geen belastende informatie ten aanzien van verdachte worden afgeleid, omdat hij niet past in de omschrijvingen die gegeven zijn. Ook is er geen sprake van een herkenbare dader.
De telefoon van verdachte is door een onbekende buurtbewoner aan de politie overhandigd. Onduidelijk is waar de telefoon is gevonden, zodat een causaal verband met de schietpartij niet is aangetoond. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een relatie heeft met verdachte. Zij woont in de straat van het schietincident en was door verdachte benaderd met de vraag of zijn telefoon bij haar lag, omdat hij deze was verloren.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet is gebleken dat er gericht is geschoten op delen van het lichaam die, indien geraakt, tot potentieel dodelijk letsel kunnen leiden, zodat er geen sprake is van voorbedachten rade. Over de ernst van de verwonding van [slachtoffer 2] is niets bekend, omdat een letselbeschrijving ontbreekt. Het letsel in de benen levert niet automatisch een poging tot moord, doodslag of zware mishandeling op.
Ook is niet gebleken dat er sprake is van medeplegen.
Feit 3
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3 voor één vuurwapen. Verdachte heeft uiteengezet dat de andere twee vuurwapens, die op de beelden te zien waren, niet aan hem toebehoren en hij er geen beschikkingsmacht over had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 in alle varianten ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De aanwijzingen in het dossier voor betrokkenheid van verdachte bij de feiten zijn onvoldoende voor een bewezenverklaring. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
De camerabeelden van het [straat] ten tijde van de schietpartij leveren naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs op voor het onder 1 ten laste gelegde. Indien al vast staat dat de persoon die in eerste instantie in beeld loopt de schutter is, kan gelet op de donkere huidskleur van verdachte en de naar het zich laat aanzien lichte huidskleur van de persoon op de camerabeelden, maar daarnaast ook ogenschijnlijke verschillen in postuur, in onvoldoende mate gelijkenis worden vastgesteld.
Ook het enkele feit dat het DNA van verdachte op de hulzen op de plaats delict is aangetroffen, levert onvoldoende concreet bewijs op dat verdachte ten tijde van de schietpartij op het [straat] is geweest of dat hij de schutter is geweest. Verdachte heeft een verklaring gegeven hoe zijn DNA op de hulzen terecht is gekomen, namelijk dat hij een filmpje heeft gemaakt van het wapen en hierbij de patronen uit de houder heeft gehaald. Gelet op de video die op zijn telefoon is aangetroffen en waarop deze handelingen inderdaad zijn te zien, kan niet worden uitgesloten dat zijn DNA op deze wijze op de hulzen terecht is gekomen, maar dat een ander persoon heeft geschoten.
Evenmin kan de omstandigheid dat de telefoon van verdachte ongeveer anderhalf uur voor de schietpartij op 4 mei 2020 dezelfde zendmast in Amsterdam heeft aangestraald als de telefoons van medeverdachten in dit dossier tot redengevend bewijs dienen voor feit 1, aangezien dit in tijd en plaats in een te ver verwijderd verband staat van de plaats delict ( [straat] in [plaats] ) en het moment van het delict.
Feit 2
Verdachte kan weliswaar met feit 2 in verband worden gebracht doordat zijn telefoon is aangetroffen in de buurt van de plaats delict, maar uit het dossier blijkt niet waar precies en onder welke omstandigheden de telefoon van verdachte is achtergebleven of aangetroffen. Bovendien heeft verdachte een verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn telefoon in die omgeving, die niet zonder meer onbegrijpelijk is, mede gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] , die heeft bevestigd dat verdachte die nacht zijn telefoon had verloren.
Dat de kogels (mogelijk) zijn verschoten met hetzelfde wapen als het wapen dat is gebruikt bij het onder 1 ten laste gelegde feit, is wederom opvallend, maar levert onvoldoende bewijs dat verdachte de schutter is geweest.
Bewezenverklaring
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 22 september 2021 verklaard:
Ik heb het wapen ongeveer een maand in mijn bezit gehad, van maart tot april 2020. Ik had het in bewaring voor iemand. Die persoon heeft het wapen ongeveer twee keer in die maand opgehaald en weer teruggebracht. Ik heb meerdere keren met het wapen gespeeld en heb er video’s van gemaakt met mijn telefoon. Dit heb ik onder andere op 14 maart 2020 gedaan.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 6 april 2020 een proces-verbaal van bevindingen beschrijving video [bestandsnaam] opgemaakt waarin hij heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 30 maart 2020 vond er een schietpartij plaats op het adres [adres] te
[plaats] . Op het plaats delict werd een witte Iphone X aangetroffen en deze is inbeslaggenomen en onderzocht. Door onderzoek in deze data bleek dat de telefoon vermoedelijk eigendom is van [verdachte] , geboren [1998] . Uit de ter beschikking gestelde data bleek dat er een tweetal video’s op de telefoon stonden waarop vuurwapens te zien zijn. Deze video’s stonden op de telefoon geregistreerd onder de volgende bestandsnamen:
[bestandsnaam]
Uit de voor ons beschikbare informatie ontstond het vermoeden dat het bestand [bestandsnaam] op 14 maart 2020 was gemaakt. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 2 juli 2020 een proces-verbaal wapenonderzoek opgesteld waarin hij heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op één van de filmpjes kenmerk [bestandsnaam] . MP4 is een vuurwapen zichtbaar. Het vuurwapen is op de linkerzijde van de slede (bovenzijde) voorzien van de inscriptie: Clock logo 26 Gen 5 AUSTRIA. Dit specifieke model vuurwapen is in het kaliber 9mm x 19 (synoniem 9mm Parabellum en 9mm Luger). Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van dit vuurwapen is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wel wapens en munitie.
Op meerdere stilstaande beelden in de film kenmerk [bestandsnaam] in het opsporingsonderzoek 2020065320 13Pyriet, waarbij de bovenste patroon in het patroonmagazijn (die door de bezitter c.q. eigenaar wordt verwijderd), is zichtbaar dat deze is voorzien van een expanderend hollow point projectiel. Bij hollow point munitie heeft de mantel van het projectiel (kogel) een holte aan de voorzijde. Het projectiel (kogel) zal bij het treffen van een persoon, dier of goed bij het treffen vergroten van diameter doordat de loden kern snel opstuikt door de opening van de mantel heen (het binnenste deel van het projectiel treedt als het ware naar buiten). Door deze diametervergroting zal alle energie aan het doel worden afgegeven en zware verwondingen veroorzaken bij mens en dier. In de Wet wapens en munitie wordt deze munitie, munitie met expanderende projectielen genoemd. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, gelet op artikel 2 lid 2, categorie II van de Wet wapens en Munitie. Het voorhanden hebben van deze munitie is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, in verband met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie. [3]
Bewijsoverweging
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft het vuurwapen en de munitie, naar eigen zeggen, voor een ander voorhanden gehad. Het wapen is tussentijds nog tweemaal opgehaald en weer teruggebracht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte dit vuurwapen en de munitie tezamen en in vereniging met één of meer anderen voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3
in de periode gelegen tussen 11 maart 2020 en 23 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (telkens) één vuurwapen van categorie III, te weten een vuurwapen merk Glock logo 26 Gen 5 AUSTRIA, kaliber 9mm en munitie van categorie II, te weten kogelpatronen (kaliber 9mm), (telkens) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen met eventueel een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden en heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) staat op het voorhanden hebben van een vuurwapen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Verdachte heeft al 14 maanden in voorarrest gezeten en heeft daarvan geleerd. Op zijn justitiële documentatie staan geen feiten met betrekking tot de Wet wapens en munitie. Als verdachte vrij komt heeft hij een zinvolle dagbesteding doordat hij naar school kan en kan gaan werken. Ook moet er in strafmatigende zin rekening mee worden gehouden dat er geen aangifte is gedaan.
De raadsman heeft verder verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen omdat artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Uit het dossier blijkt dat verdachte zich kennelijk in een crimineel milieu begeeft waar wapens, geld en drugs een voorname rol lijken te spelen. Hij heeft een vuurwapen voorhanden gehad en heeft dit wapen meermalen afgegeven en weer in bewaring genomen zonder ook maar enig onderzoek te doen naar wat er met het wapen zou gebeuren of zou kunnen zijn gebeurd. Het dossier bevat aanwijzingen dat met dit wapen meerdere schietpartijen hebben plaatsgevonden. Mede in het licht van verdachtes bewegen in het criminele milieu moet het voor hem volkomen helder zijn geweest dat het bij hem aangetroffen wapen een rol heeft gespeeld of zou kunnen spelen in criminele en zeer gevaarlijke activiteiten. Het illegale bezit van vuurwapens levert een groot gevaar op voor de maatschappij en daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben ervan.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet eerder voor soortgelijke feiten. Dit werkt noch in het voordeel, noch in het nadeel van verdachte.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 28 juni 2021, uitgebracht door M. Dijkstra, reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
Uit dit reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering het sociaal netwerk van verdachte erg risicovol vindt en dat verdachte mogelijk beïnvloedbaar is door dit netwerk. Hij kent weinig stabiliteit op de leefgebieden, heeft geen dagbesteding en geen inkomen. Gelet op de omstandigheid dat verdachte aan een eerder reclasseringstoezicht niet heeft meegewerkt, zijn delictsgeschiedenis en de ernst van de verdenking acht de reclassering toezicht en interventies onvoldoende uitvoerbaar om risico’s in te perken. Het recidiverisico wordt hoog geschat. De reclassering heeft geadviseerd om het commune strafrecht toe te passen, omdat er geen pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden bij verdachte zijn gezien.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een vuurwapen categorie III.1 in de openbare ruimte uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Gelet op het hierboven genoemde kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Omdat er sprake is van medeplegen en verdachte het wapen meerdere keren heeft afgegeven en wederom in bewaring heeft genomen, zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan in de oriëntatiepunten is genoemd. Daarbij weegt ook mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde misdrijf.
Omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De voorlopige hechtenis
Omdat de gevangenisstraf die aan verdachte zal worden opgelegd lager is dan de straf die hij reeds in voorarrest heeft uitgezeten, heeft de rechtbank op 23 september 2021 bij separate beslissing het bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis gegeven.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen met één jaar, subsidiair de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf en meer subsidiair om een deel ten uitvoer te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 14 augustus 2019 (parketnummer 16.090122.18) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.090122.18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 14 augustus 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
vier weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mr. W.S. Ludwig en mr. A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of andere(n), zich in de woning gelegen aan het [adres] bevindende personen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven met een vuurwapen (merk Glock GEN5, kaliber 9mm Parabellum) meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van de woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of andere(n), zich in de woning gelegen aan het [adres] bevindende personen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen (merk Glock GEN5, kaliber 9mm Parabellum) meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van de woning gelegen aan het [adres] te Almere heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen (merk Glock GEN5, kaliber 9mm Parabellum) meermalen, althans eenmaal op, althans in de richting van, de woning (gelegen aan het [adres] te [woonplaats] ) van die [slachtoffer 1] te schieten;
2 primair
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven met een vuurwapen (merk Glock GEN5, kaliber 9mm Parabellum) meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een kogelgat in het (boven)been, althans het lichaam, heeft toegebracht door met een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het (boven)been, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 2] te schieten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het (boven)been, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 11 maart 2020 en 23 mei 2020 te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer vuurwapen(s) van categorie III, te weten een vuurwapen (waaronder: merk Glock logo 26 Gen 5 AUSTRIA, kaliber 9mm), in elk geval (een) wapen(s) van categorie III, en/of munitie van categorie II, te weten één of meer kogelpatro(o)n(en) (kaliber 9mm), in elk geval munitie van categorie II, (telkens) voorhanden heeft/hebben gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 juli 2020, genummerd 2020065320 (onderzoek PYRIET), opgemaakt door politie Amsterdam-Oost, doorgenummerd 1 tot en met 145. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 62.
3.Pagina’s 79, 82 en 83.