ECLI:NL:RBMNE:2021:4730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
16.010797.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bedreiging met messen; vrijspraak voor bedreiging met wapen vanwege ontbreken overtuiging, fotoconfrontatie

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met messen en andere feiten. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 21 september 2021 en de ingediende stukken, waaronder de vordering van de officier van justitie, de standpunten van de verdediging en de getuigenverklaringen, de zaak beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van [slachtoffer 1] met messen op 10 januari 2021 in Amersfoort, evenals van het vernielen van autobanden van meerdere slachtoffers en het bedreigen van [slachtoffer 2] met een vuurwapen op 19 februari 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat de aangiftes en getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen voor de vernielingen en de bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een mes, maar de exacte bewoordingen van de bedreiging waren niet wettig bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen heeft toegewezen en andere niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 1] tot immateriële schadevergoeding van € 500,- toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen of gematigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters hun oordeel hebben geformuleerd op basis van de beschikbare bewijsstukken en verklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.010797.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.B. Okhuijsen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
op 10 januari 2021 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft bedreigd met messen;
2
op 10 januari 2021 te Amersfoort autobanden van [slachtoffer 1] heeft vernield;
3
op 10 januari 2021 te Amersfoort meerdere autobanden heeft vernield;
4
op 19 februari 2020 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een vuurwapen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank ziet geen belemmering voor een inhoudelijke behandeling van de strafzaak.

4.VRIJSPRAAK VAN HET ONDER 2, 3 EN 4 TEN LASTE GELEGDE

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Uit de aangiftes en foto’s blijkt weliswaar dat de banden van vier auto’s zijn lek gestoken maar het bewijs ontbreekt ‘wie’ deze vernielingen ‘wanneer’ en ‘hoe’ heeft verricht.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend iets met het ten laste gelegde te maken te hebben. De vermoedens van buurtbewoners dat verdachte de autobanden heeft lek gestoken zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De vondst van een mes met rubbersporen nabij de woning van verdachte is eveneens onvoldoende, reeds omdat de sporen op dit mes niet nader zijn onderzocht op sporen die naar een verdachte kunnen leiden. Ook is niet te bewijzen dat het mes dat is gevonden van verdachte afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig is bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] blijkt weliswaar dat [slachtoffer 2] op 19 februari 2020 in Amersfoort is bedreigd met een vuurwapen, maar het bewijs dat verdachte de dader is geweest, is onvoldoende overtuigend.
Daarbij is het volgende van belang:
Op 18 en 19 januari 2021 heeft een fotoconfrontatie plaatsgevonden waarbij alleen een foto van verdachte is getoond. Voorop gesteld moet worden dat volgens vaste rechtspraak met herkenning bij enkelvoudige fotoconfrontaties voorzichtig dient te worden omgegaan. De rechtbank neemt in aanmerking dat de fotoconfrontatie pas geruime tijd (bijna 1 jaar) na de bedreiging heeft plaats gevonden en dat de bedreiging in de tussentijd (op 13 oktober 2020) onder de aandacht van het publiek is gebracht in het programma Opsporing Verzocht. Verder wordt verdachte door aangever en getuige [getuige 1] herkend, maar getuige [getuige 2] verklaart ‘dat is hem niet, hij had een boller gezicht’. Ook aangever en getuige [getuige 1] geven (bij nader inzien) aan dat zij verdachte niet voor 100% herkennen en dat de dader is veranderd (afgevallen in zijn gezicht).
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de ten laste gelegde bedreigende bewoordingen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De getuigen kunnen hun verklaring onderling hebben afgestemd en de vraag is wat de getuigen in het donker en op afstand hebben kunnen waarnemen. Er zitten tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangever en getuige [getuige 3] . Omdat getuige [getuige 3] aangifte heeft gedaan van het leksteken van de banden van haar auto linkt zij verdachte (on)bewust aan de bedreiging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 10 januari 2021 ben ik bedreigd. Toen ik in mijn straat, het [straat] te Amersfoort, liep zag ik een man in mijn richting lopen en herkende hem als [verdachte] , mijn buurman. [2] Toen ik mij omdraaide zag ik dat [verdachte] achter mij aan liep en dat hij een mes vast had. Ik herkende het als een mes, 1 van de zijde glom en de andere zijde niet. Ik zag dat het lemmet ongeveer 15 centimeter groot was en dat het puntje glom. Op dat moment stond [verdachte] naast mij. Ik zag dat [verdachte] om zich heen zwaaide met het mes dat hij in zijn hand vasthield. Ik was geschrokken en bang. Ik greep in een reflex naar zijn hand en heb het mes uit zijn hand getrokken. Toen zag ik dat hij een groter mes uit zijn tasje haalde, een vleesmes. Ik zag dat het lemmet lang en dun was. Ik zag dat het lemmet zo'n 20 a 25 centimeter was. Ik zag dat hij heel boos keek. Ook hoorde ik dat hij hard begon te schreeuwen. [3]
Uit verklaringen van getuigen blijkt onder meer het volgende:
“Op 10 januari zag ik dat [slachtoffer 1] kwam en riep 'Hij heeft een mes'. Ik zag daarna een man.
Hij schreeuwde en was boos. Ik zag dat hij in zijn hand een mes had. Ik zag dat het glinsterde. Het was een klein mes en het glinsterde. [4]
“Ik hoorde opeens dat [slachtoffer 1] schreeuwde: 'wil je mij nou neersteken'? Ik zag dat er een schermutseling was tussen [slachtoffer 1] en een man. Ik herkende de man als zijnde [verdachte] . [5]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit ontkend maar de rechtbank is van oordeel dat de aangifte betreffende de bedreiging met messen in voldoende mate wordt ondersteund door de getuigenverklaringen. De getuigenverklaringen zijn, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende betrouwbaar ten aanzien van hetgeen is gehoord en zijn in essentie duidelijk over wat is gezien.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er geen bewijs is voor de bewoordingen waarmee de bedreiging op grond van de tenlastelegging gepaard zou zijn gegaan. Verdachte wordt in zoverre partieel vrijgesproken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 10 januari 2021 te Amersfoort
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met zware mishandeling,
door dreigend,
- meer messen aan die [slachtoffer 1] te tonen en
- met een mes te zwaaien.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met zware mishandeling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
-
een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van
2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling (met medewerking aan de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), en meewerken aan middelencontrole.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
-
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 2 jaren op te leggen en te bevelen dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] (
contactverbod).
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit en heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de op te leggen straf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een buurtbewoner, [slachtoffer 1] . De bedreiging heeft het slachtoffer met woede en angst vervuld. Bovendien versterkt een strafbaar feit als het onderhavige de in de desbetreffende buurt en in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) gaan voor bedreiging door het tonen van een steekwapen uit van een taakstraf van 60 uren. De rechtbank ziet aanleiding om de taakstraf om te zetten in een gevangenisstraf.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 7 september 2021;
- een reclasseringsadvies van 15 september 2021.
De rechtbank kent geen strafvermeerderende of strafverminderende betekenis toe aan het strafblad.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er zorgen zijn over het psychisch functioneren van verdachte en het dossier biedt daarvoor eveneens aanknopingspunten, maar bij de huidige stand van zaken en in het licht van het bewezenverklaarde feit ziet de rechtbank geen mogelijkheid tot het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht
een gevangenisstraf van 30 dagenpassend en geboden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij is met name van belang dat de rechtbank niet alle ten laste gelegde feiten bewezen verklaart.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 849,75. Dit bedrag bestaat uit € 349,75 materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2 (materiële kosten) en onder 1 (immateriële kosten) ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 330,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.400,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.400,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.300,-. Dit bedrag bestaat uit € 800,- materiële schade en € 200,- immateriële schade en € 300,- affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 825,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering [benadeelde 1] dient te worden gematigd tot € 180,-.
De vordering van [benadeelde 2] dient wat de materiële schade betreft te worden gematigd tot € 180,-. Vergoeding van immateriële schade is niet passend gelet op hetgeen onder 3 is tenlastegelegd.
De vordering van [benadeelde 3] dient wat de materiële schade betreft te worden gematigd tot € 180,-. Vergoeding van immateriële schade en affectieschade is niet passend gelet op hetgeen onder 3 is tenlastegelegd.
De vordering van [slachtoffer 1] en de vordering van [slachtoffer 2] dienen geheel te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen primair nietontvankelijk zijn gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair onvoldoende onderbouwd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost immateriële schade ter hoogte van in totaal € 500,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van de schadepost materiële schade ter hoogte van € 349,75 omdat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde
bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde
strafbaaren kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte
strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde [slachtoffer 1] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 1]
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2021.
Mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te Amersfoort
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door dreigend,
- een of meer messen, althans een of meer scherpe voorwerpen aan die [slachtoffer 1] te
tonen en/of
- een of meer messen, althans een of meer scherpe voorwerpen op die [slachtoffer 1] te
richten en/of
- met een of meer messen, althans een of meer scherpe voorwerpen richting die
[slachtoffer 1] te zwaaien en/of
- die [slachtoffer 1] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood als ik
buiten sta, jij kanker hoerenkind", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te Amersfoort
opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere autobanden (behorend bij een auto, merk Peugeot, kenteken [kenteken] ), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1]
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te Amersfoort
opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere autobanden (behorend bij meerdere auto's, te weten een blauwe Hyundai
Ioniq, kenteken [kenteken] , en/of een grijze Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] , en/of
een zwarte Nissan Qashqai, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 3] en/of aan [benadeelde 2] en/of aan [benadeelde 1]
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Amersfoort
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door dreigend,
- een vuurwapen of een op vuurwapengelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] te
richten en/of
- dat wapen/ voorwerp tegen de buik, althans tegen het lichaan van die
[slachtoffer 2] te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "ik kan je laten
lijden in je eigen bloed", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm door politie Midden-Nederland opgemaakte
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 33 van het PV VGL.
3.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 34 van het PV VGL.
4.een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 47 van het PV VGL.
5.een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 45 van het PV VGL.