ECLI:NL:RBMNE:2021:469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1252
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die niet eens was met de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 3 februari 2020 een e-mail heeft gestuurd naar verweerder, waarin zij haar onvrede over de uitspraak op bezwaar kenbaar maakte. Deze e-mail werd door verweerder op 25 maart 2020 doorgestuurd naar de rechtbank, wat werd aangemerkt als een beroepschrift. Echter, verzoekster heeft op 8 april 2020 aangegeven dat zij nooit beroep heeft willen instellen. De rechtbank heeft verzoekster vervolgens gevraagd of zij het beroep wilde intrekken of voortzetten. Uiteindelijk heeft verzoekster besloten het beroep in te trekken en heeft zij om vergoeding van haar proceskosten gevraagd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht genomen, die bepalen dat de rechtbank een partij kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. In dit geval is verweerder echter niet teruggekomen op de uitspraak op bezwaar en heeft verzoekster zelf besloten de beroepsprocedure niet voort te zetten. Hierdoor is er geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot vergoeding van de proceskosten afgewezen.

De beslissing is genomen door rechter mr. R.C. Stijnen en griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 1252

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster,

(gemachtigde: R. Hulkenberg),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 25 maart 2020 een e-mail van verzoekster van 3 februari 2020 doorgezonden aan de rechtbank. Verzoekster geeft in de e-mail aan het niet eens te zijn met de uitspraak op bezwaar van verweerder. Deze e-mail is daarom aangemerkt als beroepschrift en ter behandeling doorgezonden aan de rechtbank. In reactie op de ontvangstbevestiging van de rechtbank heeft verzoekster op 8 april 2020 gereageerd dat zij nooit beroep heeft willen instellen. Bij brief van 19 mei 2020 heeft de rechtbank gevraagd aan verzoekster of zij het beroep wilt intrekken of de beroepsprocedure wilt voortzetten. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, in het geval het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (verzoekster) tegemoet is gekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
4. In dit geval is verweerder niet teruggekomen op de uitspraak op bezwaar. Verzoekster heeft zelf besloten de beroepsprocedure niet te willen voortzetten. Van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb is dan ook geen sprake. Het verzoek tot vergoeding van de proceskosten wordt daarom ook afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.