ECLI:NL:RBMNE:2021:468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift

In deze zaak, uitgesproken door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door mr. G.G. Kranendonk, een verzoek ingediend om vergoeding van proceskosten. Dit verzoek volgde op hun beroep dat zij op 7 mei 2020 hadden ingesteld, omdat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater, niet tijdig had beslist op hun bezwaarschrift van 23 augustus 2019. Verweerder heeft op 6 mei 2020 alsnog een beslissing op bezwaar genomen, maar verzoekers hebben hun beroep ingetrokken en vroegen om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder stelde dat de proceskosten alleen vergoed kunnen worden als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Verweerder meende dat het beroep op 18 mei 2020 was toegezonden, terwijl de beslissing op bezwaar op 14 mei 2020 was verzonden.

De rechtbank oordeelt echter dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar door de rechtbank is ontvangen op 7 mei 2020, wat vóór de verzending van de beslissing op bezwaar was. Daarom heeft de rechtbank besloten dat verweerder de proceskosten van verzoekers moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 267,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekers betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 267,- aan proceskosten aan verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 1782

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], te [woonplaats], verzoekers,

(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft op 28 juli 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekers zijn op 7 mei 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun bezwaarschrift van 23 augustus 2019. Verweerder heeft op 6 mei 2020 (verzonden 14 mei 2020) alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekers wilden. Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor de proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekers en aangegeven dat het bestuursorgaan alleen veroordeeld kan worden tot vergoeding van de proceskosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. Verweerder stelt dat het beroep door de rechtbank op
18 mei 2020 is toegezonden. Het besluit van verweerder is aan verzoekers verzonden op
14 mei 2020. Daarom is verweerder van mening dat hij de proceskosten van verzoekers niet hoeft te vergoeden.
4. De rechtbank geeft verweerder geen gelijk omdat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar door de rechtbank is ontvangen op 7 mei 2020. Dit was nog voordat de beslissing op bezwaar aan verzoekers verzonden was.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekers die verweerder moet betalen vast op
€ 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
6. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekers betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.