In deze zaak, uitgesproken door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door mr. G.G. Kranendonk, een verzoek ingediend om vergoeding van proceskosten. Dit verzoek volgde op hun beroep dat zij op 7 mei 2020 hadden ingesteld, omdat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater, niet tijdig had beslist op hun bezwaarschrift van 23 augustus 2019. Verweerder heeft op 6 mei 2020 alsnog een beslissing op bezwaar genomen, maar verzoekers hebben hun beroep ingetrokken en vroegen om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder stelde dat de proceskosten alleen vergoed kunnen worden als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Verweerder meende dat het beroep op 18 mei 2020 was toegezonden, terwijl de beslissing op bezwaar op 14 mei 2020 was verzonden.
De rechtbank oordeelt echter dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar door de rechtbank is ontvangen op 7 mei 2020, wat vóór de verzending van de beslissing op bezwaar was. Daarom heeft de rechtbank besloten dat verweerder de proceskosten van verzoekers moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 267,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekers betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 267,- aan proceskosten aan verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.