4.3.1.Bewijsmiddelen
Inleiding
Ten tijde van de bewezen verklaarde periode was iedere Nederlander op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) verzekerd tegen de kosten van onverzekerbare medische risico’s en langdurige zorg. De vergoeding kon op twee manieren plaatsvinden: Zorg in Natura (ZIN) en het persoonsgebonden budget (PGB). In het laatste geval kreeg de rechthebbende een bepaald budget toegekend op basis van een indicatie die door het Centrum Indicatiestelling Zorg werd vastgesteld. Met dit budget kon de budgethouder zelf zorg inkopen. Over de besteding van het geld en de ingekochte zorg diende de
budgethouder verantwoording af te leggen aan het zorgkantoor. Achmea Zilveren Kruis (hierna: Achmea) fungeerde als zorgkantoor van onder meer de regio Utrecht en verstrekte namens de overheid de PGB-gelden aan cliënten die hierop recht hadden.
Stichting [stichting] , gevestigd in Nieuwegein (hierna: [stichting] ), was een organisatie die in de periode van 2012 tot en met 2014 zorg verleende. [stichting] had verschillende cliënten, budgethouders, die beschikten over een PGB. Verdachte was één van deze budgethouders.
Onderzoeken [stichting]
Uit een administratief onderzoek bij [stichting] bleek dat vanaf 1 januari 2013 tot en met 1 augustus 2014 in totaal € 2.187.839,87 aan PGB-gelden aan ongeveer 60 budgethouders werd betaald. Deze budgethouders hadden allemaal hun zorg bij [stichting] ingekocht. Daarnaast heeft de Inspectie voor de Volksgezondheid (hierna: IGZ) een onderzoek naar [stichting] ingesteld. Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat [stichting] over dezelfde periode wisselende aantallen uren heeft verantwoord aan Achmea. Aan de IGZ werden over diezelfde periode weer een ander aantal uren verantwoord. Door het opmaken van meerdere formulieren waarmee de gefactureerde zorguren werden verantwoord, heeft men willen onderbouwen dat er zorg is verleend en werd het zorgkantoor op grond van deze formulieren bewogen om PGB-gelden voor deze zorg aan de verschillende budgethouders te betalen.Achmea heeft hiervan aangifte gedaan en bij haar aangifte van tien cliënten dossiers ter beschikking gesteld.
Verantwoordingsformulieren
Zoals hierboven genoemd zijn bij de aangifte tien dossiers van cliënten die zorg hadden ingekocht bij [stichting] verstrekt. De dossiers waren op naam van de cliënt gesteld en bestonden onder meer uit verantwoordingsformulieren aan Achmea volgens de eerste verantwoording, verantwoordingsformulieren aan Achmea ten behoeve van het administratieve onderzoek en verantwoordingsformulieren aan IGZ. Eén van de dossiers stond op naam van [verdachte] , geboren op [1990] (verdachte).
Door verdachte werd op 7 juli 2013 een verantwoordingsformulier ondertekend voor de verantwoording van de declaraties van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013. Bij dit verantwoordingsformulier werden urenstaten verstrekt, waarin de volgende gedeclareerde uren verantwoord werden:
Januari 2013
77 uur individuele begeleiding
6 dagdelen groepsbegeleiding
Februari 2013
68,5 uur individuele begeleiding
6 dagdelen groepsbegeleiding
Maart 2013
77 uur individuele begeleiding
6 dagdelen groepsbegeleiding
April 2013
74 uur individuele begeleiding
6 dagdelen groepsbegeleiding
Mei 2013
77 uur individuele begeleiding
6 dagdelen groepsbegeleiding
Juni 2013
74 uur individuele begeleiding
6 dagdelen groepsbegeleiding
Dit verantwoordingsformulier werd op 13 augustus 2013 door Achmea ontvangen. Voornoemd verantwoordingsformulier is onderdeel van het door Achmea gemaakte en verstrekte dossier betreffende verdachte.
In een brief van de IGZ van 16 april 2013 aan [stichting] verzoekt de IGZ om verstrekking van verschillende stukken.In de brief benoemt de IGZ dat zij de stukken vóór 1 mei 2013 wil ontvangen.
[stichting] heeft daarop verantwoordingsformulieren, betreffende door [stichting] geleverde zorg aan verdachte, aangeleverd over de periode januari 2013 tot en met april 2013. De maanden mei en juni werden niet geleverd. De verantwoordingsformulieren werden door verdachte en een medewerker van [stichting] ondertekend.Deze verantwoordingsformulieren zijn onderdeel van het door Achmea gemaakte en verstrekte dossier betreffende verdachte.
Verdachte is op 1 oktober 2016 door de politie verhoord:
0: Door Achmea zijn diverse documenten ter beschikking gesteld, waaronder diverse
verantwoordingsformulieren waarin zorg wordt verantwoord over de periode januari 2013 tot en met juni 2013. We laten twee formulieren zien. Deze zijn door [stichting] aan IGZ verstrekt. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Het zijn mijn handtekeningen. Dit soort formulieren zaten er ook tussen als mijn moeder die van [stichting] meekreeg als mijn moeder op bezoek kwam op het [naam] .
V: Wat dacht je dat je tekende als je moeder op bezoek kwam?
A: Ik weet niets van die formulieren met zorg die u mij nu niet laat zien. Ik heb
die zorg niet gehad.
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
“In de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 juni 2013 zat ik gedetineerd in de penitentiaire inrichting gelegen aan het [straat] te [plaats] .”
Verklaring [getuige] :
“ [verdachte] was geen klant van mij.”
4.3.2.Bewijsoverwegingen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte meerdere verantwoordingsformulieren valselijk heeft opgemaakt door deze te ondertekenen, terwijl hij wist dat het aantal uren zorg dat op die formulieren stond niet aan hem was geleverd. De rechtbank acht bewezen dat de zorg zoals is verantwoord - waar verdachte met verschillende verantwoordingsformulieren voor heeft getekend - in de periode van 1 januari 2013 tot 28 juni 2013 in zijn geheel niet is geleverd. Verdachte zat immers in detentie en heeft bij de politie verklaard dat hij tijdens zijn detentie geen begeleiding vanuit [stichting] heeft gehad.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij elke dag telefonisch contact had met zijn contactpersoon bij [stichting] , te weten mevrouw [getuige] . Dit zou volgens verdachte onder individuele begeleiding kunnen vallen. [getuige] zou daarnaast één of meerdere bezoeken hebben gebracht aan verdachte terwijl hij in detentie zat. Door de raadsman is bepleit dat verdachte door deze omstandigheden in de veronderstelling was dat de zorg waarvoor hij tekende, betrekking had op voornoemde telefonische contacten en bezoeken en dat verdachte daarmee geen wetenschap en dus geen opzet had op de valsheid van de verantwoordingsformulieren. De rechtbank volgt deze redenering niet nu de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij elke dag telefonisch contact had met [getuige] , niet aannemelijk acht. [getuige] heeft immers bij de politie verklaard dat [verdachte] geen klant van haar was. Dit is een ondersteuning van de verklaring die [verdachte] in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd dat hij geen zorg kreeg vanuit [stichting] . Bovendien heeft verdachte op vragen van de officier van justitie ter terechtzitting geen voorbeeld kunnen noemen van onderwerpen waarvoor hij in die periode zorg, dan wel hulp van [getuige] zou hebben ontvangen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat hij tijdens zijn detentie geen zorg had ontvangen van [stichting] .
Ten aanzien van de opzet acht de rechtbank onder meer van belang, dat de formulieren die verdachte heeft getekend duidelijk waren. De formulieren bevatten geen kleine lettertjes, maar bestonden juist uit een grote tabel met daarin duidelijk de uren aangeduid. Door de verantwoordingsformulieren te tekenen, terwijl verdachte gedetineerd zat en geen zorg ontving van [stichting] , heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat de uren zorg die op de formulieren stonden vermeld onjuist waren en daarmee dat hij de verantwoordingsformulieren valselijk opmaakte.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de formulieren die verdachte op 7 juli 2013 heeft ondertekend, en de 17 formulieren die hij later heeft ondertekend, onjuist waren en derhalve valselijk zijn gemaakt. Verdachte wist immers dat hij in die periode geen zorg in het kader van PGB had ontvangen van [stichting] .