ECLI:NL:RBMNE:2021:4677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/4633
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering na Eerstejaars Ziektewetbeoordeling met zorgvuldige medische beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, na een zwangerschaps- en bevallingsuitkering, zich ziekgemeld op 25 augustus 2019. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar per die datum een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend. Na een jaar heeft het Uwv een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling uitgevoerd, waarna op 8 oktober 2020 is besloten de ZW-uitkering per 9 oktober 2020 te beëindigen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit op 10 december 2020 ongegrond verklaard. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2021 behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies niet uitvoerbaar zijn voor haar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden met de lichamelijke en psychische klachten van eiseres. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres per 9 oktober 2020 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Inleiding

Eiseres heeft zich ziekgemeld na afloop van de periode waarin zij een zwangerschaps- en bevallingsuitkering ontving. Dit was op 25 augustus 2019. Het Uwv heeft aan eiseres per die datum een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Na een jaar heeft het Uwv een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling uitgevoerd. Na onderzoek door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige heeft het Uwv op 8 oktober 2020 een besluit genomen. Met dit besluit heeft het Uwv de ZW-uitkering van eiseres vanaf 9 oktober 2020 beëindigd, omdat zij geen recht meer heeft op deze uitkering.
In het besluit van 10 december 2020 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 8 oktober 2020 ongegrond verklaard. Dit is het bestreden besluit dat in deze zaak ter beoordeling voorligt. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft daartegen beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
1. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat eiseres per 9 november 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij heeft het Uwv zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. Eiseres vindt dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij de door de arbeidsdeskundige geduide functies niet kan uitvoeren.
Het toetsingskader
2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
De beoordeling door de rechtbank
3. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat adviezen van haar huisarts en psycholoog zijn genegeerd.
4. De rechtbank stelt vast dat op 25 augustus 2020 een telefonisch spreekuur heeft plaatsgevonden met de arts. Deze arts heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 25 augustus 2020. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossierstukken bestudeerd en eveneens een telefonisch medisch onderzoek verricht. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv toegelicht dat nog overleg heeft plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarin deze verzekeringsarts heeft toegelicht dat vooral de psychische aspecten op de voorgrond stonden en dat daarom geen aanleiding bestond om nog een spreekuur te houden voor lichamelijk onderzoek. Verder blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat in de heroverweging informatie van de huisarts van 9 oktober 2020 en van de GZ-psycholoog van 30 oktober 2020 is betrokken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest.
5. Eiseres vindt dat de medische beoordeling onjuist is. Zij voert daartoe aan dat de huisarts en de internist nog onderzoeken moeten doen. In afwachting daarvan slikt zij geen medicatie. Verder stelt eiseres dat in de beoordeling onvoldoende rekening is gehouden met haar lichamelijke en psychische klachten. Zij heeft de afgelopen jaren heftige gebeurtenissen meegemaakt, waardoor haar gezondheid achteruit is gaan.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Voor deze zaak moet gekeken worden naar de gezondheidssituatie van eiseres op 9 oktober 2020. Dit is de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de beoordeling rekening gehouden met de lichamelijke en psychische klachten en hiervoor ook verschillende beperkingen aangenomen. Dit blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In het beroepschrift heeft eiseres onder meer aangevoerd dat zij last heeft van bekkeninstabiliteit. In reactie hierop heeft de gemachtigde van het Uwv op de zitting toegelicht dat tijdens een eerdere medische beoordeling in januari 2020 lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. In het rapport van 7 januari 2020 dat toen is opgesteld heeft de verzekeringsarts geschreven dat er geen evidente bekkenklachten zijn en dat ook het lichamelijk onderzoek niet op bekkenproblematiek wijst. Er wordt daarom niet uitgegaan van bekkenklachten, maar wel van rugklachten. Met deze rugklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook rekening gehouden. Voor eiseres gelden vanwege deze klachten beperkingen ten aanzien van frequent buigen, traplopen, zitten, staan, gebogen of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte werken. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat onvoldoende of op onjuiste wijze rekening is gehouden met de rugklachten. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiseres bij zowel de primaire arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen bekkenklachten heeft genoemd en dat deze klachten ook niet terug te vinden zijn in de informatie van de huisarts.
7. Eiseres stelt dat zij niet zwaar kan tillen. Voor het item tillen tijdens het werk heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperking aangenomen. Dit betekent dat eiseres is staat wordt geacht maximaal 15 kg te kunnen tillen. De medische stukken in het dossier gegeven geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de belastbaarheid op dit punt. Van belang hierbij is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport vermeldt dat eiseres haar kind van ongeveer 11 kg kan tillen.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder geoordeeld dat er geen reden is om beperkingen aan te nemen voor concentratie en geheugen. Dit gelet op de eerdere medische onderzoeken, de aanwezige medische informatie en de eigen bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres was in staat om tijdens het 45 minuten durende spreekuur haar verhaal te vertellen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv uiteengezet dat, nu eiseres geen problemen heeft met concentratie en geheugen, dit ook de reden is waarom geen beperking is aangenomen voor autorijden. Eiseres’ stelling dat zij niet kan autorijden blijkt niet uit de door haar in beroep overgelegde of al in het dossier aanwezige medische stukken.
9. De medische stukken die eiseres in beroep heeft ingediend zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de heroverweging betrokken. De rechtbank is van oordeel dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de beperkingen van eiseres op 9 oktober 2020 erger waren dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De conclusie is de medische beoordeling voor juist gehouden moet worden.
10. Verder voert eiseres aan dat zij de geduide functies om medische redenen niet kan uitvoeren.
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de volgende functies aan de schatting ten grondslag gelegd: Textielproductenmaker (SBC-code 11160),
Productiemedewerker industrie (SBC-code 11180) en Archiefmedewerker (SBC-code 553020). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij het duiden van de functies rekening gehouden met de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid en gemotiveerd waarom geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. De gemachtigde van het Uwv heeft op de zitting naar aanleiding van het argument van eiseres dat zij niet zwaar kan tillen toegelicht dat in de geduide functies maximaal 8 kg getild wordt en dat dit past binnen de belastbaarheid van maximaal 15 kg. Naar het oordeel van de rechtbank moet eiseres in staat zijn de geduide functies uit te voeren.
12. Eiseres heeft nog aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het fair play-beginsel en dat sprake is geweest van vooringenomenheid van de kant van het Uwv, maar de rechtbank ziet daarvoor in het dossier geen enkel aanknopingspunt.
De conclusie
13. De conclusie is dat het Uwv de ZW-uitkering terecht beëindigd heeft per 9 oktober 2020. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
De rechter is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.