ECLI:NL:RBMNE:2021:467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2406
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen UWV

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoeker had op 16 juni 2020 beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op zijn verzoek om herbeoordeling van 4 januari 2020. Het UWV heeft uiteindelijk op 1 oktober 2020 alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van zijn proceskosten heeft verzocht.

De rechtbank overweegt dat, aangezien het UWV niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er vanuit kan worden gegaan dat het UWV geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. De rechtbank baseert haar beslissing op artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 267,-, waarbij rekening is gehouden met de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast moet het UWV ook het griffierecht aan verzoeker vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank heeft verweerder, het UWV, veroordeeld tot betaling van € 267,- aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 2406

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoeker is op 16 juni 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om herbeoordeling van 4 januari 2020. Verweerder heeft dit op
1 oktober 2020 alsnog gedaan. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 25 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.