ECLI:NL:RBMNE:2021:4668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
526794/HA RK 21-223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak over online zitting

In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2021 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.G. Nicholson, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 26 augustus 2021 en was gericht tegen de beslissing van de rechter om een fysieke zitting af te wijzen en deze online te houden. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het online houden van de zitting en stelde dat de rechter niet inhoudelijk op zijn bezwaren was ingegaan. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, maar dat verzoeker toch ontvankelijk was in zijn verzoek. De wrakingskamer concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om een fysieke zitting een procesbeslissing is en dat deze beslissing geen grond vormt voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker in korte tijd meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat leidde tot de beslissing om een wrakingsverbod op te leggen. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalde dat een volgend verzoek om wraking in dezelfde procedure niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 526794/HA RK 21-223
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
28 september 2021
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
gemachtigde: H.M. van Vliet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 26 augustus 2021;
- de schriftelijke reactie van 6 september 2021 van rechter mr. Nicholson;
- de aanvulling op het wrakingsverzoek van 13 september 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 14 september 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is mr. Nicholson verschenen. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.G. Nicholson als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter) in de zaak met het zaaknummer UTR 19/3001 BESLU T3. In deze zaak heeft verzoeker verzet ingesteld tegen de uitspraak van 21 juni 2019 in de beroepszaak over de kosten van het dwangbevel voor de aanslag gemeentelijke belastingen 2017.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij op
18 augustus 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen het online houden van de zitting op 27 augustus 2021. Hierop is namens de rechter op 23 augustus 2021 aan verzoeker geschreven dat zijn verzoek om een fysieke zitting wordt afgewezen en dat indien verzoeker geen Skype heeft, het mogelijk is om telefonisch aan de zitting deel te nemen.
Verzoeker schrijft in het wrakingsverzoek dat de rechter niet inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren tegen een online zitting. Evenmin is vermeld hoe dat telefonisch deelnemen mogelijk is gemaakt. Het houden van een online zitting terwijl daartegen gerechtvaardigd bezwaar bestaat en onduidelijk is hoe er ‘telefonisch’ deelgenomen kan worden, maakt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt.
2.3.
De rechter stelt zich allereerst op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend. Verzoeker is op 26 juli 2021 per aangetekende brief en op 10 augustus 2021 per gewone post uitgenodigd voor de zitting van 27 augustus 2021. In deze uitnodigingsbrieven staat dat de zitting via Skype zal plaatsvinden. Op dat moment is verzoeker dus bekend geworden met de feiten en omstandigheden die de reden vormen voor zijn wrakingsverzoek. Het wrakingsverzoek is een maand (uitgaande van 26 juli 2021) dan wel twee weken (uitgaande van 10 augustus 2021) later ingediend en daarmee niet tijdig.
Mocht verzoeker wel kunnen worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek, dan stelt de rechter zich op het standpunt dat een beslissing tot het niet houden van een fysieke zitting een procesbeslissing is en dat een als negatief ervaren procesbeslissing geen grond is voor toewijzing van een wrakingsverzoek. Ook de motivering van deze beslissing geeft geen blijk van vooringenomenheid.
Tot slot geeft de rechter de wrakingskamer in overweging om aan verzoeker een wrakingsverbod op te leggen omdat dit het tweede vergelijkbare wrakingsverzoek is in deze zaak.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid
3.1.
Uit de aanvulling op het wrakingsverzoek namens verzoeker is het de wrakingskamer duidelijk geworden dat het verzoek zich richt op de afwijzende beslissing van de rechter op het verzoek om een fysieke zitting te houden, welke beslissing is opgenomen in de brief van 23 augustus 2021. Het wrakingsverzoek dateert van 26 augustus 2021 en is naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook tijdig ingediend. Verzoeker kan worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek.
Procesbeslissing
3.2.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.4.
De beslissing van de rechter in de namens haar verzonden brief van 23 augustus 2021 om het verzoek voor een fysieke zitting af te wijzen is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Dit is alleen anders als de motivering van de beslissing, gelet op alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Daar is in deze zaak niet van gebleken.
De beslissing tot het afwijzen van het verzoek voor een fysieke zitting is in de brief van 23 augustus 2021 weliswaar niet nader gemotiveerd, maar uit het ontbreken van deze motivering kan, gelet ook op de aan deze brief voorafgaande correspondentie vanuit de rechtbank, naar het oordeel van de wrakingskamer geen blijk van vooringenomenheid worden afgeleid. Daarbij heeft ook te gelden dat verzoeker, indien hij nog vragen had over de brief van 23 augustus 2021, contact had kunnen opnemen met de administratie van de rechtbank, zoals vermeld staat in de brief van 23 augustus 2021. Van die mogelijkheid heeft verzoeker of zijn gemachtigde geen gebruik gemaakt.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
Wrakingsverbod
3.6.
Nu verzoeker in korte tijd in dezelfde procedure twee wrakingsverzoeken heeft ingediend met een soortgelijke inhoud, ziet de wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18 lid 4 van de Awb.
Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer UTR 19/3001 BESLU T3 zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat het voldoende aannemelijk is dat verzoeker mogelijk opnieuw wrakingsverzoeken in zal dienen. In het belang van de voortgang van de hoofdzaak moet worden voorkomen dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en zijn gemachtigde, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 19/3001 BESLU T3 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer UTR 19/3001 BESLU T3 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mr. D.J. van Maanen en mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.