ECLI:NL:RBMNE:2021:465

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3114
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verweerder had op 28 juli 2020 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep ging. Op 22 december 2020 heeft verweerder echter medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 28 juli 2020 en dit besluit intrekt, wat verzoekster wilde. Hierna heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om proceskostenvergoeding en heeft gereageerd op het verzoek. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op €534,-, wat bestaat uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van €534,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van €534,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 3114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. I. Winia),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 7 januari 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 juli 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 22 december 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 28 juli 2020 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van €534,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 534,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.