ECLI:NL:RBMNE:2021:4641

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
C/16/519855 / FO RK 21-331
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling na gezinsdiagnostisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2021 een beschikking gegeven over de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [voornaam van minderjarige 1] en de zorgregeling tussen de ouders. De vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige 1] bij hem te bepalen, terwijl de moeder verweer voerde tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestendige wens van [voornaam van minderjarige 1] om bij zijn vader te wonen, na een gezinsdiagnostisch onderzoek, gegrond is. De rechtbank heeft ook de adviezen van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, die elkaar tegenspraken. De rechtbank heeft besloten dat [voornaam van minderjarige 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, terwijl zijn zus bij de moeder blijft wonen. De zorgregeling is aangepast zodat [voornaam van minderjarige 1] om de veertien dagen een weekend bij de moeder doorbrengt. De rechtbank heeft ook toestemming verleend voor de inschrijving van [voornaam van minderjarige 1] op een nieuwe school en heeft bepaald dat zijn paspoort en zorgpolis onder het beheer van de vader vallen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/519855 / FO RK 21-331
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Beschikking van 26 augustus 2021
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. F.T. van Bentum,
tegen
[verweerster] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.M. Wigman,
met als belanghebbende:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd in [vestigingsplaats]
hierna: de GI.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is betrokken op grond van artikel 810 Rv..

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in de beschikking van 8 juni 2021 de beslissing uitgesteld op de verzoeken van de vader in afwachting van het verloop en de resultaten van de hulpverlening van [instelling 1] ( [.] -hulp / systeemtherapie) en de in april 2021 uitgesproken ondertoezichtstelling.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier van de moeder van 27 juli 2021;
  • de brief van de vader van 9 augustus 2021;
  • het F9-formulier van de vader met bijlagen van 17 augustus 2021;
  • de wijziging van het verzoek van de vader van 17 augustus 2021.
1.3.
De rechter heeft aan [voornaam van minderjarig 1] , de zoon van de ouders, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. Hij heeft op 23 augustus 2021 met de rechter gesproken en zijn mening gegeven.
1.4.
De verzoeken zijn verder besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 24 augustus 2021. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • mevrouw [A] namens de GI;
  • mevrouw [B] namens de Raad.
1.5.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is afgesproken dat partijen op 26 augustus 2021 kunnen bellen met de griffie om te horen wat de beslissing is. Op die manier is uitspraak gedaan. De schriftelijke uitwerking is vastgelegd in deze beschikking.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Deze rechtbank heeft bij beschikking van [2013] de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken.
2.2.
De ouders hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [2009] in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [2011] in [geboorteplaats 2] .
2.3.
Aan de echtscheidingsbeschikking is een ouderschapsplan gehecht waarin de ouders afspraken hebben vastgelegd over de kinderen. Zo spraken zij – kort gezegd - af dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de vader een weekend per veertien dagen voor de kinderen zorgt.

3.De verzoeken

3.1.
De vader heeft zijn verzoek gewijzigd en verzoekt de rechtbank om de echtscheidingsbeschikking van [2013] en het ouderschapsplan te wijzigen en (zoals de rechtbank begrijpt) te bepalen dat:
Primair
  • [voornaam van minderjarig 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
  • er een zorgregeling geldt waarbij de moeder tweewekelijks van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.30 uur voor [voornaam van minderjarig 1] zorgt en het overdrachtsmoment om 19.30 uur in [plaatsnaam 1] is;
  • en de vader tweewekelijks van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.30 uur voor [voornaam van minderjarige 2] zorgt, waarbij het overdrachtsmoment om 19.30 uur in [plaatsnaam 1] is;
  • vervangende toestemming wordt verleend om [voornaam van minderjarig 1] met ingang van het schooljaar 2021/2022 in te schrijven op het [naam school] in [plaatsnaam 2] ;
  • het paspoort van [voornaam van minderjarig 1] in beheer is van de vader;
  • en [voornaam van minderjarig 1] op de zorgpolis van de vader zal worden bijgeschreven;
Subsidiair
- er een zorgregeling geldt waarbij de vader tweewekelijks van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.30 uur voor [voornaam van minderjarig 1] en [voornaam van minderjarige 2] zorgt en het overdrachtsmoment om 19.30 uur in [plaatsnaam 1] is.
3.2.
De moeder voert verweer en vraagt om afwijzing van de verzoeken van de vader.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal het hoofdverblijf van [voornaam van minderjarig 1] bij de vader bepalen en een zorgregeling vastleggen voor [voornaam van minderjarig 1] en de moeder en [voornaam van minderjarige 2] en de vader. Ook de verzoeken van de vader over school, het paspoort en de zorgpolis zullen worden toegewezen. De rechtbank zal deze beslissing verder toelichten.
Hoofdverblijfplaats
4.2.
De rechtbank bepaalt het hoofdverblijf van [voornaam van minderjarig 1] bij de vader, omdat [voornaam van minderjarig 1] al langer de wens heeft om bij zijn vader te gaan wonen. Op 8 juni 2021 heeft de rechtbank de beslissing op dit verzoek aangehouden omdat er toen nog twijfel bestond over de bestendigheid van de wens van [voornaam van minderjarig 1] . Vragen zoals: “Kan [voornaam van minderjarig 1] zijn wens wel overzien?” en “Komt deze wens voort uit een gevoel van loyaliteit naar de vader?”, moesten nog beantwoord worden. Inmiddels heeft er gezinsdiagnostisch onderzoek plaatsgevonden en is duidelijk geworden dat de opvoedstijl van de vader beter aansluit bij wat [voornaam van minderjarig 1] nodig heeft. [voornaam van minderjarig 1] heeft volgens [instelling 2] namelijk rust, nuchterheid en een pragmatische aanpak nodig om overeind te kunnen blijven staan en die vindt hij bij zijn vader. Dit is voor de rechtbank een goede reden om het hoofdverblijf van [voornaam van minderjarig 1] bij de vader te bepalen. Daarnaast is dit in lijn met wat de Raad ter zitting heeft geadviseerd. Volgens de Raad is de wens van [voornaam van minderjarig 1] en de vader namelijk duidelijk en moet er meer vertrouwen komen dat dit ook een goede keuze is.
4.3.
Daar staat tegenover dat de GI tijdens de zitting heeft geadviseerd de moeder één jaar de kans te geven om te onderzoeken of zij met de kinderen dichterbij de vader kan gaan wonen, zodat een co-ouderschapregeling mogelijk kan zijn. De rechtbank overweegt dat dit ook kan vanuit de situatie dat [voornaam van minderjarig 1] al bij zijn vader woont en vindt dit geen reden de beslissing op het verzoek uit te stellen. De rechtbank vindt het nu juist een goed moment om te verhuizen en niet eventueel over een jaar. Nu kan [voornaam van minderjarig 1] namelijk instromen op 1 vwo op zijn nieuwe school en hoeft hij niet het eerste jaar over te doen op zijn oude school, waar hij al tegenop zag.
4.4.
De zorg die door de moeder tijdens de zitting wordt geuit, namelijk dat er minder contact zal zijn tussen [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarig 1] , heeft de rechtbank gehoord en meegenomen in de beslissing. De rechtbank overweegt dat [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarig 1] uiteindelijk ieder weekend bij elkaar zullen zijn en eens in de twee weken zolang de zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige 2] en de vader nog niet is herstart. Ze zullen dus weliswaar minder dagen in de week bij elkaar in huis wonen, maar de rechtbank verwacht niet dat dit de band tussen [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarig 1] ernstig zal beïnvloeden. Uit het gesprek met [voornaam van minderjarig 1] blijkt dat hij erg begaan is met zijn zusje en hij graag alle weekenden bij haar wil zijn, maar hij het toch fijner vindt om bij zijn vader te gaan wonen.
4.5.
Ten slotte zegt de moeder dat het moeilijk zal zijn om hulpverlening op gang te krijgen in [woonplaats 1] . De rechtbank vindt dat zolang de hulpverlening nog niet op gang is gekomen in [woonplaats 1] , de ouders ervoor moeten zorgen dat de gesprekken tussen [C (voornaam)] en [voornaam van minderjarig 1] in de weekenden dat hij bij zijn moeder is, door kunnen gaan. Op deze manier heeft [voornaam van minderjarig 1] tijdens de overgangsfase nog steeds een vertrouwde en neutrale persoon om mee te praten. Daarnaast volgen er uit het gezinsdiagnostisch onderzoek van [instelling 2] voornamelijk adviezen aan de ouders en de rechtbank benadrukt dat het de ouders zijn die hiermee aan de slag moeten.
De zorgregeling tussen [voornaam van minderjarig 1] en de moeder
4.6.
De rechtbank zal de zorgregeling zo wijzigen, dat [voornaam van minderjarig 1] voortaan een weekend per veertien dagen bij de moeder is van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij het overdrachtsmoment telkens in [plaatsnaam 1] is.
4.7.
Deze eindtijd vindt de rechtbank passend, omdat uiteindelijk de zorgregeling van [voornaam van minderjarig 1] zal samenlopen met die van [voornaam van minderjarige 2] . Voor [voornaam van minderjarig 1] is een overdracht om 19.30 uur geen probleem, maar voor [voornaam van minderjarige 2] wel gezien haar leeftijd. Daarom vindt de rechtbank met de moeder dat een overdracht om 19.30 uur in [plaatsnaam 1] te laat is.
4.8.
De rechtbank denkt dat het goed is als [voornaam van minderjarig 1] voorlopig de gesprekken met [C (voornaam)] voortzet op vrijdag in [woonplaats 2] . Daarom zullen de ouders in de beginfase in onderling overleg en onder begeleiding van de GI de zorgregeling tijdelijk moeten aanpassen.
De zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige 2] en de vader
4.9.
Ook de zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige 2] en de vader zal worden gewijzigd, namelijk zo dat [voornaam van minderjarige 2] voortaan een weekend per veertien dagen bij de vader is van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij het overdrachtsmoment telkens in [plaatsnaam 1] is.
4.10.
De zorgregeling wordt op dit moment niet uitgevoerd, maar dat is geen reden om die niet alvast te wijzigen. De rechtbank verwacht dat met de inzet van jeugdhulp en ondersteuning van de gezinsvoogd deze regeling weer kan worden opgestart. Daarvoor zal er eerst moeten worden onderzocht of er bij [voornaam van minderjarige 2] sprake is van kind eigen problematiek. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders zullen meewerken aan de nu geplande onderzoeken en aan de hulpverlening die daarna zal worden geadviseerd..
De school, het paspoort en de zorgpolis van [voornaam van minderjarig 1]
4.11.
De verzoeken van de vader over de school, het paspoort en de zorgpolis van [voornaam van minderjarig 1] zullen worden toegewezen, omdat deze samenhangen met de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarig 1] en dat verzoek is toegewezen. Tegen de andere verzoeken is geen zelfstandig verweer gevoerd.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijzigt de beschikking van [2013] en het daaraan gehechte ouderschapsplan en bepaalt dat
[minderjarige 1]voortaan zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vader;
5.2.
wijzigt de beschikking van [2013] en het daaraan gehechte ouderschapsplan en stelt een zorgregeling vast tussen [voornaam van minderjarig 1] en de moeder, waarbij [voornaam van minderjarig 1] een weekend per veertien dagen bij de moeder is van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij het overdrachtsmoment telkens in [plaatsnaam 1] is;
5.3.
wijzigt de beschikking van [2013] en het daaraan gehechte ouderschapsplan en wijzigt de zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige 2] en de vader, zo dat [voornaam van minderjarige 2] een weekend per veertien dagen bij de vader is van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij het overdrachtsmoment telkens in [plaatsnaam 1] is;
5.4.
verleent vervangende toestemming aan de vader om [voornaam van minderjarig 1] met ingang van het schooljaar 2021/2022 in te schrijven op het [naam school] in [plaatsnaam 2] ;
5.5.
bepaalt dat het paspoort van [voornaam van minderjarig 1] in beheer is van de vader;
5.6.
bepaalt dat [voornaam van minderjarig 1] op de zorgpolis van de vader zal worden bijgeschreven;
5.7.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. I.L. Rijnbout, in samenwerking met mr. F.A.M. Bouwhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021 en schriftelijk uitgewerkt op 31 augustus 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.