ECLI:NL:RBMNE:2021:464

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/4281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 25 januari 2021, is het verzoek van verzoekers om vergoeding van proceskosten aan de orde. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, hebben een verzoek ingediend bij de rechtbank na een eerdere procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Dit verzoek volgde op een besluit van verweerder op 20 oktober 2020, waartegen verzoekers in beroep gingen. Verzoekers waren van mening dat verweerder geen beslissing had genomen over de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen. Op 18 december 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoekers hun beroep hebben ingetrokken en om proceskostenvergoeding hebben gevraagd.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 267,-. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de vaststelling van de dwangsom.

Daarnaast is bepaald dat verweerder ook het griffierecht aan verzoekers moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 267,- aan proceskosten aan verzoekers. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 4281

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers,

(gemachtigde: mr. M.A. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft op 5 januari 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 20 oktober 2020 een besluit genomen. Verzoekers zijn hiertegen in beroep gegaan, omdat verweerder bij dit besluit geen beslissing heeft genomen over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen en dit nadien ook niet alsnog gedaan heeft. Op 18 december 2020 heeft verweerder hier alsnog een besluit over genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekers wilden. Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor de proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekers en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekers te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekers die verweerder moet betalen vast op
€ 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vaststelling van de dwangsom wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekers betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 25 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.