ECLI:NL:RBMNE:2021:4638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
20/4438
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake basisregistratie en aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 15 juni 2021. De opposant had beroep ingesteld tegen een besluit van de bewaarder van het Kadaster en de openbare registers van 16 november 2020. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep ongegrond verklaard, omdat de opposant geen besluit tot bijhouding van de basisregistratie had genoemd waartegen hij tijdig bezwaar had gemaakt. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, waarbij hij stelde dat de inschrijving van hypotheekakten door verweerder op 14 juni 2000 onrechtmatig was en dat hij hierdoor schade had geleden. Hij vroeg om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zitting op 27 augustus 2021 was de opposant aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, de heer B. Nijmeijer. De rechtbank oordeelde dat de opposant in zijn verzet niet had aangetoond dat er een besluit was waartegen hij tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank bevestigde haar eerdere oordeel dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat er geen zitting nodig was. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4438-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2021 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de bewaarder van het Kadaster en de openbare registers (verweerder) van 16 november 2020.
In de uitspraak van 15 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op
27 augustus 2021. Opposant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, de heer B. Nijmeijer.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 15 juni 2021 het beroep ongegrond verklaard, omdat opposant geen besluit tot bijhouding van de basisregistratie heeft genoemd waartegen hij tijdig bezwaar heeft gemaakt. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 15 juni 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 15 juni 2021 niet juist. Ter onderbouwing daarvan heeft opposant aangevoerd dat verweerder op 14 juni 2000 ten onrechte de hypotheekakte van twee banken heeft ingeschreven. Deze inschrijving voldoet niet aan de vereisten van artikel 3:230 van het Burgerlijk Wetboek. Verweerder heeft hiermee onrechtmatig gehandeld jegens opposant. Opposant heeft hierdoor schade geleden en hij stelt verweerder hiervoor aansprakelijk. Opposant vraagt om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb.
4. De rechtbank is het niet eens met opposant. In haar uitspraak van 15 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep van opposant ongegrond verklaard omdat hij geen besluit tot bijhouding van de basisregistratie heeft genoemd waartegen hij tijdig bezwaar heeft gemaakt. In deze verzet procedure heeft opposant dat ook niet gedaan. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het meest recente besluit tot bijhouding van de basisregistratie dateert van 13 of 14 juni 2000, dus van ruim 21 jaar geleden. Opposant heeft destijds kennelijk geen bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Dit betekent dat geen sprake is van een besluit van verweerder waartegen opposant tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 15 juni 2021 is gedaan.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
15 juni 2021 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.