6.6.Indien verweerder meent dat de werknemer op 30 januari 2020 voldeed aan één van de genoemde situaties in artikel 2, tweede lid, a tot en met d, van het Schattingsbesluit in combinatie met het vijfde lid van dit artikel dan dient verweerder dat alsnog te onderbouwen. Indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie komt dat er op 30 januari 2020 geen sprake is van GBM, moet er een functionele mogelijkhedenlijst (FML) worden opgesteld, waarin de belastbaarheid voor arbeid wordt vastgelegd en dient een arbeidskundig onderzoek te worden verricht. Dit is nog niet gebeurd.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
Gelegenheid tot herstel van het gebrek
8. De rechtbank stelt verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen of laten herstellen. De rechtbank doet daarom op grond van artikel 8:80a van de Awb een tussenuitspraak
.Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Verweerder kan het gebrek herstellen door alsnog deugdelijk te motiveren dat per 30 januari 2020 bij de werknemer sprake was van GBM. Indien hier geen sprake van was, moet nader worden onderzocht of de werknemer per 30 januari 2020 recht heeft op een ZW-uitkering. Hiertoe dient de verzekeringsarts bezwaar en beroep een FML op te maken en dient er arbeidskundig onderzoek te worden verricht.
9. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruikt maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, en ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van State van 12 juni 2013.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.