ECLI:NL:RBMNE:2021:4633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
16/127680-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van hulpverlener binnen GGZ-instelling

Op 24 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 mei 2021 in Hilversum een hulpverlener heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 10 september 2021, waar de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, en de raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, aanwezig waren. De verdachte, die lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, werd beschuldigd van het proberen om het leven van het slachtoffer te beroven, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het bedreigen van het slachtoffer met de dood.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer bij de onderarmen en schouders heeft vastgepakt, een nekklem heeft aangebracht en dreigende woorden heeft geuit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en de poging tot zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder opname in een zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.127680.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] , [adres 2] , [postcode 2] te [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Verder is verschenen het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1, primair:
op 15 mei 2021 te Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door:
  • haar bij de polsen en/of schouders vast te pakken en daarin te knijpen;
  • bij haar een nekklem/wurggreep aan te brengen;
  • met zijn arm haar nek/hals te knijpen/wurgen en/of daarbij haar aan de keel/hals op te tillen;
feit 1, subsidiair:
op 15 mei 2021 te Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door:
  • haar bij de polsen en/of schouders vast te pakken en daarin te knijpen;
  • bij haar een nekklem/wurggreep aan te brengen;
  • met zijn arm haar nek/hals te knijpen/wurgen en/of daarbij haar aan de keel/hals op te tillen;
feit 1, meer subsidiair:
op 15 mei 2021 te Hilversum [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:
op 15 mei 2021 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde is geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is nodig dat de rechtbank kan vaststellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer ten gevolge van de handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Uit de verklaring van het slachtoffer leidt de rechtbank af dat verdachte het slachtoffer bij de onderarmen en de schouders heeft vastgepakt, hierin heeft geknepen en dat verdachte vervolgens bij haar ‘een nekklem’ heeft toegepast en haar bij de nek heeft opgetild. Op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter zitting is echter onvoldoende vast komen te staan op welke wijze, met welke kracht en intensiteit of hoe lang verdachte de nekklem heeft toegepast. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 [1]
[slachtoffer] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 15 mei 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [naam instelling] te [plaatsnaam 2] . Op 15 mei 2021 was ik werkzaam op de afdeling [.] . Ik zag dat [verdachte] de huiskamer binnen kwam lopen. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] opstond en naar mij toe kwam lopen. [verdachte (voornaam)] pakte met zijn beide handen mijn onderarmen stevig vast. Ik voelde dat hij mij stevig beet had. Ik heb een stap achteruit gedaan en geprobeerd om mij zelf van [verdachte (voornaam)] los te krijgen. Ik kreeg mijn rechter arm los doordat ik kon draaien. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] links naast mij was komen te staan. Ik voelde dat hij zijn linker arm om mijn nek deed. Ik voelde dat hij met kracht zijn arm om mijn nek wilde klemmen. [verdachte (voornaam)] had inmiddels mijn rechter arm losgelaten. Ik heb geprobeerd de arm van [verdachte (voornaam)] die om mijn nek zat, tegen te houden, zodat hij mij niet kon stikken. Wij liepen door de kamer, omdat ik hem probeerde tegen te houden en met hem mee liep.
Ik stond inmiddels samen met [verdachte (voornaam)] in de hoek van de huiskamer, de hele andere kant van de huiskamer dan waar het is begonnen, [verdachte (voornaam)] had zijn arm nog om mijn nek en ik hoorde hem schreeuwen: "Jij moet dood". Nadat ik was losgekomen van [verdachte (voornaam)] , voelde ik pijn aan mijn linker bovenlip en wang. Ik zag dat mijn lip wat dik was geworden. Ik voelde de pijn in mijn onderarmen. Ik voelde een beurs en warm gevoel. Ik voelde ook pijn in mijn onderrug en mijn beide zijkanten/flanken. Ik ben wat licht in mijn hoofd door alle emoties. Ik zag in het begin wat rode vlekken in mijn nek en bij mijn armen, deze zijn al weggetrokken. De zwelling bij mijn lip trok na het koelen weg. [2]
Getuige [getuige 1] is volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] sprak verward tegen [slachtoffer (voornaam)] . Hij zei dingen als: "Moet ik je anders afmaken ofzo?!" 'Moet ik je kapot maken?!" Ik zag dat hij een stap naar voren zette en hij pakte met zijn handen de bovenkant van de onderarmen van [slachtoffer (voornaam)] vast. [slachtoffer (voornaam)] kwam niet los van hem. Hij draaide met kracht [slachtoffer (voornaam)] aan haar schouders om en hij pakte haar, met zijn rechterarm, om haar keel heen. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] [slachtoffer (voornaam)] aan haar hoofd optilde. Ik zag dat zij hoog de lucht in werd getild. Ik trok aan [verdachte (voornaam)] waardoor [slachtoffer (voornaam)] weer met haar voeten op de grond belandde. [3]
Getuige [getuige 2] is volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als verpleegkundige bij de [naam instelling] in [plaatsnaam 2] . Op 15 mei 2021 waren wij aan het wachten op de overdracht. Ik zat met twee andere collega's in de huiskamer te wachten. Dit waren [slachtoffer] en [getuige 1] . Ik zag toen dat [verdachte (voornaam)] opstond en ik hoorde dat hij begon te schreeuwen: "Wat moet je nou, moet ik je afmaken''. Ik zag dat hij daarna [slachtoffer (voornaam)] vastpakte bij haar onderarmen. Ik zag dat [slachtoffer (voornaam)] van hem weg probeerde te stappen. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] weer naar haar toestapte en zijn arm om haar nek sloeg. Hij had haar hierdoor in een nekklem of wurggreep.
Ik hoorde [slachtoffer (voornaam)] bleef schreeuwen: "Laat me los, laat me los".
Ik zag dat [verdachte (voornaam)] , terwijl hij [slachtoffer (voornaam)] in de wurggreep hield, [slachtoffer (voornaam)] bij haar nek
opti1de. [4]
Verbalisant [verbalisant] heeft in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 16 mei 2021 sprak ik, verbalisant [verbalisant] , telefonisch met [A] . Ik verzocht haar kort iets te verklaren over het incident. Ik hoorde haar zeggen dat zij getuige was geweest van het incident tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Zij hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] zeggen: "Ik ga je vermoorden". Daarna zag zij dat [verdachte] [slachtoffer] probeerde te wurgen. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 meer subsidiair:
op 15 mei 2021 te [plaatsnaam 2] [slachtoffer] heeft mishandeld door:
-die [slachtoffer] bij de onderarmen en schouders vast te pakken en in die onderarmen en schouders te knijpen,
-bij die [slachtoffer] een nekklem aan te brengen,
-met zijn arm de nek van die [slachtoffer] te wurgen en
-(daarbij) die [slachtoffer] aan de nek op te tillen;
feit 2:
op 15 mei 2021 te [plaatsnaam 2] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je vermoorden" en "Je moet dood".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 meer subsidiair
mishandeling;
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat het onderzoek ter terechtzitting wordt aangehouden teneinde de reclassering de gelegenheid te geven een maatregelenrapportage op te stellen. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd verdachte ter zake het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 126 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de schorsingsvoorwaarden zoals die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij beslissing van de raadkamer van deze rechtbank van 7 juli 2021 aan verdachte zijn opgelegd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting en verzocht om bij een op te leggen straf verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsman onder meer verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en mishandelen van het slachtoffer. De rechtbank vind dit ernstige feiten, met name nu deze zijn gepleegd binnen een GGZ afdeling jegens een hulpverlener, die zijn werk probeert uit te voeren en er nota bene op is gericht om mensen als verdachte te helpen. Verdachte heeft het slachtoffer angst aangejaagd en op een grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn handelen op haar en de aanwezigen kon hebben. Uit de slachtofferverklaring zoals deze aan de rechtbank is overgelegd, blijkt dat het slachtoffer tot op heden last heeft van het voorval en niet meer op de betreffende afdeling werkt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 5 augustus 2021;
  • een Pro Justitia psychiatrisch rapport van 1 september 2021, opgemaakt door dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater;
  • een Pro Justitia psychologisch rapport van 7 september 2021, opgemaakt door M.H.G. van Willigenburg, klinisch psycholoog;
  • een reclasseringsadvies van 30 juni 2021, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker;
  • een reclasseringsadvies van 8 september 2021, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker.
Uit het hiervoor genoemde uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling. Het vorenstaande heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De psychiater komt in het rapport van 1 september 2021 tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS), schizofrenie en een sterk vermoeden van PTSS. Hiernaast is er secundair aan deze stoornissen in wisselende mate stemmingsproblematiek aanwezig. De psycholoog concludeert in het rapport van 7 september 2021 dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis, schizofrenie, genderdysforie, een andere gespecificeerde depressieve stemmingsstoornis en katatonie. Deze problematiek overlapt deels en werkt op andere momenten negatief op elkaar in.
Volgens de psychiater en de psycholoog waren deze stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig. De psychiater beschrijft dat verdachte ten gevolge van de ASS zeer beperkt is in het monitoren van zijn eigen gevoel en gedrag maar ook beperkt is in het interpreteren van de intenties en het gedrag van de ander. Hiernaast is dit vermogen nog verder beperkt door de aanwezige psychose met achterdocht. Ook is er sprake van zeer veel prikkelbaarheid bij verdachte, niet alleen vanuit deze twee stoornissen, maar ook vanuit (vermoedde) PTSS en veel frustratie en demoralisatie over hoe er met hem werd om gegaan in het verleden en ook op het moment van het ten laste gelegde. De psycholoog concludeert dat er ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een glijdende schaal (richting een psychose) die de frustratietolerantie en de impulscontrole in negatieve zin heeft beïnvloed.
De psychiater heeft geadviseerd om het tenlastegelegde fors verminderd of zelfs in het geheel niet toe te rekenen. De psycholoog heeft geadviseerd om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater schat het recidiverisico matig tot hoog in en adviseert om een tbs met voorwaarden op te leggen en verdachte gedurende langere tijd klinisch op te nemen in een setting met een voldoende hoog beveiligingsniveau met expertise op het gebied van ASS. De psycholoog schat het recidiverisico ook in als matig tot hoog. Zij concludeert dat het nodig is dat verdachte langdurig op dezelfde klinische afdeling kan verblijven, waarbij hij dezelfde behandelaar behoudt en dezelfde groepsleiding treft. Dit dient een afdeling te zijn met weinig extra prikkels, voldoende kennis van autistische problematiek, voldoende ruimte voor verdachte om enigszins autonoom te kunnen functioneren en voldoende tijd om in de behandelrelatie te investeren. Geadviseerd wordt om deze behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een tbs met voorwaarden. Daarnaast wordt in overweging gegeven aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Uit het reclasseringsrapport 30 juni 2021, dat is opgesteld ten behoeve van de raadkamer, volgt dat de reclassering een klinische behandeling van verdachte, waarbij verdachte langdurig en stabiel wordt ingesteld op een medicatie(depot), noodzakelijk acht voordat verdachte weer in een ambulant kader kan functioneren.
Uit het reclasseringsrapport van 8 september 2021 volgt dat de reclassering adviseert om de mogelijkheid van tbs met voorwaarden nader te onderzoeken.
Aanhoudingsverzoek
De officier van justitie heeft primair verzocht het onderzoek ter terechtzitting aan te houden teneinde de reclassering de mogelijkheid te bieden een maatregelenrapportage op te stellen. De rechtbank zal het verzoek afwijzen nu zij niet overweegt om aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het advies van voornoemde rapportages, het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toegerekend kan worden. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Om verdachte ervan te weerhouden wederom (dergelijke) strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarde(n).
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de dagen die in voorarrest zijn doorgebracht, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel worden de nader te noemen bijzondere voorwaarden verbonden, waar onder opname in een zorginstelling.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft een strafbaar feit gepleegd dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, ingeschat op matig tot hoog. De rechtbank neemt die conclusie over en is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarde en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
36 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal houden aan alle aanwijzingen die door de reclassering worden gegeven;
* opgenomen zal blijven in de [verblijfplaats] , of in een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing.
* zich niet buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa begeeft en zijn paspoort ter beschikking stelt dan wel laat van de officier van justitie;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2021.
De voorzitter en mr. W.S. Ludwig zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Hilversum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] bij de polsen en/of schouders heeft vastgepakt en/of in die

polsen en schouders heeft geknepen,

- bij die [slachtoffer] een nekklem/wurggreep heeft aangebracht, althans zijn arm

om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of heeft gehouden,

- met zijn arm in die nek/hals van die [slachtoffer] heeft geknepen/gewurgd

en/of

- (daarbij) die [slachtoffer] aan de keel/hals heeft opgetild,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Hilversum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
-die [slachtoffer] bij de polsen en/of schouders heeft vastgepakt en/of in die
polsen en schouders heeft geknepen,
-bij die [slachtoffer] een nekklem/wurggreep heeft aangebracht, althans zijn arm
om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of heeft gehouden,
-met zijn arm in die nek/hals van die [slachtoffer] heeft geknepen/gewurgd en/of
-(daarbij) die [slachtoffer] aan de keel/hals heeft opgetild,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Hilversum, althans in het arrondissemend
Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
-die [slachtoffer] bij de polsen en/of schouders vast te pakken en/of in die polsen
en schouders te knijpen,
-bij die [slachtoffer] een nekklem/wurggreep aan te brengen, althans zijn arm
om de nek/hals van die [slachtoffer] te plaatsen en/of te houden,
-met zijn arm in die nek/hals van die [slachtoffer] te knijpen/wurgen en/of
-(daarbij) die [slachtoffer] aan de keel/hals op te tillen;
2
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Hilversum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je vermoorden"
en/of "Ik ga je kapot maken" en/of "Ik ga je afmaken" en/of "Je moet dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 mei 2021, genummerd 2021150280, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 24. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 1 en 2.
3.Pagina 12.
4.Pagina 23.
5.Pagina 17.