4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 7
Op 5 december 2017 is er tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte, in een nachtkastje in de slaapkamer, een spuitbus aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit het dossier blijkt niet dat er nader onderzoek is gedaan naar de inhoud van de spuitbus. Er kan derhalve niet worden vastgesteld dat het busje pepperspray bevatte. Verdachte zal dan ook van het onder feit 7 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 9, primair
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de drie in de tenlastelegging genoemde fietsen heeft gestolen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
1. [slachtoffer 1] heeft op 28 februari 2021 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik wens aangifte te doen ter zake diefstal door middel van geweld. Een voor mij onbekend persoon heeft zojuist mijn telefoon uit mijn handen gegrist. Het gaat om een Iphone 11, kleur zwart. Ik was vandaag 28 februari 2021 in [plaatsnaam 1] . Ik stond met mijn telefoon in mijn handen. Uit het leegstaande pand zag ik een man komen. Ik kan deze als volgt omschrijven: blanke man, lang haar grijs bruinachtig van kleur, baard, onverzorgd uiterlijk, tatoeages op zijn armen, denk dat hij rond de 50 jaar is, dun postuur. De man had een [onderneming 3] boodschappentas bij zich. De man kwam op ons aflopen. Toen de man vlakbij was, greep hij ineens mijn telefoon uit mijn handen. Ik probeerde de telefoon terug te pakken. Dat deed ik door een stap naar voren te doen en ik zei tegen de man: "geef me mijn telefoon terug". Ik zag daarop dat de man met zijn rechterhand uit zijn broekzak een mes pakte. Ik zag dat dit een stanleymes was, grijs van kleur. Ik zag dat de man dit mes dreigend voor zich hield. Ik durfde toen natuurlijk niet meer mijn telefoon te pakken. Ik was bang om gestoken te worden. Ik zag dat de man die mij beroofd had van mijn telefoon ging praten met de man in het busje. Dat kwam omdat de bestuurder van dat busje hem kennelijk riep. Ik hoorde namelijk dat de bestuurder riep: "he [verdachte] ". Ik zag dat de dader erop reageerde en naar de bestuurder toe liep. Kennelijk heet de dader dus [verdachte] .
2) [slachtoffer 2] heeft op 28 februari 2021 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn eigen rugzak is door diezelfde man gestolen. Dat betreft een zwarte rugzak van het merk Nike. Er staat een geel merkteken op die rugzak.
3) [slachtoffer 4] heeft op 28 februari 2021 als getuige bij de politie, volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuige, een verklaring afgelegd en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 28 februari 2021 liep ik samen met mijn zusje en [slachtoffer 1] in [plaatsnaam 1] . Ik zag ineens van rechts uit het leegstaande pand een man met versnelde pas onze kant uit lopen. Ik hoorde deze man iets onverstaanbaars schreeuwen en ik zag dat hij met twee handen een mes vast hield en deze heen en weer bewoog in onze richting. Ik herken het mes als een stanleymes en ik zag dat het een grijs mes was met een verroest snijblad. Ik zag dat de man met het mes op een afstand van ongeveer 15 meter van mijn zus en [slachtoffer 1] stond en ik zag dat hij een zwarte rugtas op zijn rug had en in een hand een gele [onderneming 3] tas vasthield en in de andere hand het verroeste
stanleymes. Ik hoorde [slachtoffer 1] steeds schreeuwen: "mijn telefoon" "mijn telefoon".
4) Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenvan 28 februari 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 28 februari 2021 werden wij naar de [adres] in [plaatsnaam 1] gestuurd. Onmiddellijk gingen wij ter plaatse en troffen drie personen aan, welke later [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] bleken te zijn. Wij hoorden dat aangever [slachtoffer 1] verklaarde dat zijn Iphone 11 was weggenomen en dat de persoon die zijn telefoon had weggenomen, onder de tatoeages zat en dat hij zijn haar in een staartje droeg. Ook verklaarde hij dat er een busje langs hen was gereden op het moment dat de verdachte nog bij hen stond en dat de bestuurder de naam [verdachte] naar de verdachte had geroepen. Tevens verklaarde de getuige dat er ook een zwarte rugtas van het merk Nike met een geel Nike teken erop, was weggenomen door verdachte. Aan de hand van het opgegeven signalement en de genoemde naam [verdachte] , hadden wij, verbalisanten, sterk het vermoeden dat de verdachte mogelijk de ons bekende [verdachte] zou kunnen zijn. Ik vroeg vervolgens aan de aangever of hij "Find my Iphone" op zijn telefoon had geïnstalleerd. Ik hoorde dat de aangever dit bevestigde. Terwijl wij richting de [adres] reden, werd de locatie van de telefoon steeds nauwkeuriger, te weten achterzijde de [adres] . Terwijl we hier op wachten, zag ik, verbalisant [verbalisant 1] op de tweede verdieping een persoon lopen. Ik zag dat deze persoon voldeed aan het opgegeven signalement en ben vervolgens samen met collega [C] richting de persoon gelopen. Ik hoorde dat collega [C] de persoon aanriep dat hij moest blijven staan. Vervolgens zijn we naar de tweede verdieping gerend en hebben de persoon aangehouden. Tijdens de aanhouding zag ik dat het inderdaad [verdachte] betrof. Ik zag dat er voor de woning de [adres] een persoon stond, welke later getuige [.] bleek te zijn. Ik vroeg op welk adres hij woonde en ik hoorde hem zeggen dat hij op [adres] woonde. Ik vroeg vervolgens of [verdachte] bij hem uit de woning kwam en ik hoorde dat hij dat bevestigde. Wij hoorden hem verklaren dat [verdachte] een half uurtje terug binnen was gekomen met twee tassen. Ik betrad de woning samen met collega [D] en hoorde van de getuige [.] dat [verdachte] een zwarte rugzak in de woonkamer had achtergelaten. Ik zag dat de zwarte rugzak in de woonkamer stond. Ik zag dat het een zwarte rugzak betrof met een geel Nike logo op de voorkant van de tas. Ik maakte de zwarte Nike rugtas open en zag een zwarte telefoon zitten. Collega [D] zag dat het een zwarte Iphone betrof. Hij zag dat om de achterkant van de telefoon een zwarte hoesje zat. Hij opende het hoesje en ik zag op de achterzijde van het toestel het logo van Iphone. Hij zag dat tussen het zwarte hoesje en de achterkant van de telefoon een ABN AMRO bankpas zitten op naam van [slachtoffer 1] . Ons was het reeds bekend dat de aangever van de diefstal [slachtoffer 1] betrof.
5) Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 28 februari 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ten behoeve van het vervoer onderzocht ik [verdachte] aan zijn kleding en de gele [onderneming 3] tas die hij met zich meevoerde. Ik zag dat er in de gele [onderneming 3] tas een zwart kleurige rugzak zat. Ik haalde de rugzak uit de gele tas. Ik zag dat er in het openstaande kleine vakje voorop de rugzak een zilverkleurig voorwerp zat. Ik deed het vakje verder open en ik zag dat het zilverkleurig voorwerp een stanleymes was.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht de verklaring van aangevers betrouwbaar. De verklaring van aangever [slachtoffer 1] is gedetailleerd en consequent en vindt bovendien steun in de getuigenverklaring van [slachtoffer 4] . In de woning waar verdachte kort voor zijn aanhouding is geweest, werden bovendien de gestolen goederen aangetroffen die volgens getuige [.] daar eerder door verdachte waren achtergelaten. Verdachte bleek ook in het bezit van een [onderneming 3] tas en stanleymes, zoals door de getuige [slachtoffer 4] genoemd. De rechtbank is op grond van het voornoemde van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden. De door de verdachte geschetste gang van zaken vindt zijn weerlegging in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelenten aanzien van feit 2
6) [slachtoffer 3] heeft op 25 september 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn fiets. Op 20 september 2019 kwam ik bij de [onderneming 3] om te werken. Ik had mijn fiets in het fietsenrek geplaatst voor de ingang van de [onderneming 3] . Ik was in de veronderstelling dat ik mijn fiets op slot had gedaan. Op 20 september 2019, omstreeks 20:00 uur, liep ik naar de locatie toe waar mijn fiets gestald zou moeten staan. Ik voelde en merkte dat mijn fietssleutel niet in mijn jaszak zat. Mijn werkgever heeft mij medegedeeld dat op beeld was te zien wie mijn fiets wegnam. Mijn fiets is een zwarte herenfiets en is voorzien van een sticker op de bovenste stang met de tekst: " [....] " en een bruin zadel met opvallende zilverkleurige veren. Hij heeft een zilverkleurige koplamp onder de bagagedrager bij het stuur.
7) Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 25 september 2019 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2019 kreeg ik van de eigenaar van supermarkt [onderneming 3] in [plaatsnaam 1] , een bericht. Hierop werden mij twee afbeeldingen van videobeveiligingsbeelden toegestuurd van een manspersoon welke een fiets uit een fietsenrek haalt en meeneemt. Daarbij wordt aangegeven dat deze fiets van één van diens personeelsleden is. Op de twee afbeeldingen herkende ik direct de mij, ambtshalve bekende, [verdachte] . Vanuit mijn functie als wijkagent heb ik meerdere malen contact gehad met [verdachte] . [verdachte] is een veelpleger met betrekking tot vermogensdelicten.
8) De verdachte heeft
ter terechtzittingvan 25 juni 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben degene die zichtbaar is op de camerabeelden en die de fiets meeneemt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Vaststaat dat verdachte op 20 september 2019 in [plaatsnaam 1] de fiets van [slachtoffer 3] heeft weggenomen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte de fiets niet heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank ziet dat anders. Verdachte heeft de fiets meegenomen en als heer en meester hierover beschikt, terwijl de fiets niet van hem was en hij van de eigenaar ervan geen toestemming had om de fiets weg te nemen. De rechtbank acht derhalve feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3, primair
9) [slachtoffer 5] heeft op 30 oktober 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 21 oktober 2019 sloot ik de deur af van de schuur, welke op mijn terrein gelegen is in [plaatsnaam 1] . De schuurdeur heeft een cilinder slot met een SKG keurmerk, 2 ster. Op 22 oktober 2019, opende ik de schuurdeur. Ik realiseerde mij dat ik deze had afgesloten en dat ik nu als eerste weer bij de schuur kwam. Ik zag geen schade aan de deurposten of aan het slot. Ik liep de schuurdeur in en zag dat de fiets van het merk Giant was weggenomen. Ik zag ook dat de volgende gereedschappen waren weggenomen: cirkelzaag van merk Bosch, afkortzaag van het merk Ferm, decoupeerzaag van het merk Bosch, autoradio met merk Sony, in een doos van Pioneer. Ik keek op de camerabeelden en zag op 22 oktober 2019, omstreeks 06.28 uur een manspersoon over het pad van de woning lopen, richting de schuur. Ik zag dezelfde persoon, met de fiets aan de hand en met de Pioneer doos in het mandje, in beeld komen en via het pad het terrein weer verlaten. Ik zag op de beelden dat de eerste persoon, ongeveer 20 minuten later weer terug komt, met een tweede manspersoon bij zich. Weer zie ik de eerste persoon, nu met de tweede persoon richting de schuur lopen. Ik zag op de beelden dat beide personen, omstreeks 07.02 uur weer het pad aflopen. Ik zag dat de eerste met iets in zijn hand liep. Ik zag dat de tweede persoon, hardlopend met een weekendtas op de rug ook het pad af liep. Ik zag dat de tweede persoon naar een fiets toeliep en op het moment dat de fiets weg rijdt, is duidelijk te zien dat er een fietskar achter de fiets zit.
10) Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 januari 2020 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Mij werd medegedeeld dat dit videobeveiligingsbeelden waren van een inbraak schuur, gepleegd in [plaatsnaam 1] . Ik zag op de betreffende videobeelden een tweetal personen. Ik herkende de persoon als zijnde [G] . Ik zag dat de andere persoon op de videofragmenten, de mij ambtshalve bekende, [verdachte] is. Vanuit mijn functie heb ik [verdachte] recentelijk meerdere malen gesproken en gezien. Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, kleding en wijze van bewegen. Ik zag dat [verdachte] met zijn fiets en fietskar was, welke hij veelvuldig gebruikt. Mij is bekend dat [verdachte] genoemde fietskar heeft, omdat ik hem daar meerdere malen mee heb waargenomen. De rechercheur belast met genoemde zaak, vertelde mij dat er bij de inbraak een Giant fiets was weggenomen. Ik had een aantal weken terug een fiets van genoemd merk aangetroffen bij de [adres] te [plaatsnaam 1] . Ik ben daarop, vandaag woensdag 8 januari 2020, wederom naar de woning toe gegaan. Ik zag dat hier [verdachte] zijn fietskar op het erf stond, samen met een Giant damesfiets.
11) Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 31 oktober 2019 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, onderzocht een aangifte van inbraak in zijn schuur. Collega [H] had in de landelijke politieprocessen gezocht op de weggenomen goederen. Hier kwam uit dat er zeer gelijkende goederen waren ingeleverd bij [onderneming 4] in [plaatsnaam 3] op 22 oktober 2019. Deze goederen zouden zijn ingeleverd door [verdachte] , van [1968] , wonende aan de [adres] te [plaatsnaam 1] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3, primair
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat het verdachte is geweest die samen met een ander op 22 oktober 2019 in [plaatsnaam 1] uit de schuur van [slachtoffer 5] diverse goederen heeft gestolen. Verdachte is door een verbalisant herkend op de camerabeelden die gemaakt zijn van de inbraak. Verdachte is hierbij herkend aan zijn postuur, kleding en wijze van bewegen. Daarbij is ook de fietskar van verdachte door de verbalisant herkend. Voorts blijkt dat verdachte geregistreerd staat als de persoon die kort na de diefstal een aantal van deze gestolen goederen bij ‘ [onderneming 4] ’ heeft ingeleverd. De rechtbank acht daarom feit 3 wettig en overtuigend te bewijzen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
12) [E] heeft namens de [onderneming 1] op 2 november 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal aangiftegedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij de [onderneming 1] in [plaatsnaam 1] . Op 31 oktober 2019 vertelde een medewerker genaamd [..] mij dat hij een man in de winkel zag lopen en dat deze man magere runder braadlappen had gepakt en deze in zijn boodschappenmandje deed. [..] zag ook dat er een rugzak in het mandje van de man lag. De man liep door en [..] verloor hem even uit het oog, maar toen [..] de man weer zag lopen zag hij dat de magere runder braadlappen niet meer in het mandje lagen. Hierop heb ik de camerabeelden bekeken. Ik zag dat de man de magere runder braadlappen in zijn tas stopte. Ik zag dat de man de braadlappen niet afrekende. Ik heb toen gekeken in onze voorraad administratie en hier blijkt uit dat we de verpakking daadwerkelijk missen.
13) Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 20 januari 2020 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb drie camerafragmenten gezien. Vleeswaren 31/10/2019 17:09 uur start fragment. Om 17:10 uur zie ik de verdachte in beeld en dan zie ik dat hij bij een koelschap iets van een vleesverpakking pakt en deze in het boodschappenmandje legt welke hij in zijn handen draagt. Ik zie dan dat hij zijn boodschappenmandje op de grond heeft staan en zie daar geen verpakking van vlees welke hij in bovengenoemd fragment in het mandje stopte.Kassa 31/10/2019 17:09 uur start fragment. Ik zie niet dat er een verpakking van vlees fgerekend wordt.
14) Verbalisant [verbalisant 6] heeft in
een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaarvan 3 november 2019 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 31 oktober werd mij een foto getoond met daarop de verdachte van eenwinkeldiefstal. Ik herkende direct de verdachte die te zien was op de foto. Deverdachte die ik herken is genaamd:Achternaam: [verdachte]Voornamen: [verdachte (voornamen)]
Geboren: [1968] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
15) [I] heeft namens [onderneming 2] BV op 8 januari 2020 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik namens de benadeelde [onderneming 2] BV aangifte van inbraak in mijn bedrijfsauto. Op 7 januari 2020 heb ik nog gezien dat alles rondom de auto in goede staat was. Het is een Mercedes met een open laadbak. Op de laadbak zit een zeil die goed vastzit. Onder dat zeil stonden een aantal cans Aspen brandstof voor gemotoriseerde groenvoorzieningsapparaten zoals bosmaaiers en kettingzagen en dergelijke. Ik werd vanmorgen 8 januari 2020 door een collega van u gebeld dat er iemand aangehouden was op heterdaad voor de diefstal van een aantal cans Aspen uit mijn werkauto. Ik ben teruggekomen van mijn werk en heb gezien dat de cans onder het zeil zijn weggehaald en dat er verder geen braakschade aan het voertuig zit.
16) Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2020 kregen wij de melding om te gaan naar de [straatnaam] in [plaatsnaam 1] vanwege een mogelijke heterdaad auto-inbraak. Aanrijdend kregen wij de volgende informatie te horen:- dat de melder had gezien dat een persoon zat te rommelen in een voertuig;- dat de melder had gezien dat de persoon een man betrof, met een petje op en eenwit-bruine hond bij zich, verder moest de persoon gebruik maken van een fiets met een wagentje erachter;- dat de melder had gezien dat de persoon was weggefietst richting de [locatie 1] ;Wij zagen een man fietsen, met een petje op. Wij zagen dat achter zijn fiets een aanhanger hing. Wij zagen dat een wit-bruine hond om de fiets heen rende. Wij herkende de fietser direct ambtshalve als: [verdachte] geboren [1968] te [geboorteplaats] . Wij zagen dat [verdachte] in de aanhanger achter zijn fiets een vijftal afgesloten jerrycans vervoerde, drie blauwkleurige en twee roodkleurige. Wij zagen dat er nog plastic om de jerrycans heen zat. Wij zagen dat de jerrycans brandbare stoffen bevatte. Tegelijkertijd hoorden wij collega [K] over de portofoon zeggen dat zij het betrokken voertuig had gevonden en dat er identieke jerrycans nog in het laadruim lagen. Dit laadruim hoorde normaal gesproken afgesloten te zijn met een groot zeil, maar dit zeil was aan de kant getrokken of geschoven.
Bewijsmiddelenten aanzien van feit 6
17) [L] heeft op 6 december 2017 als getuige bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuigeeen verklaring afgelegd en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Op 16-10-2017 ben jij onwel geworden na gebruik van verdovende middelen.
V: Wat had jij toen gebruikt?
A: GHB, Crack, Moonshine
V: Van wie had je deze middelen?
A: Van [verdachte]
O: Aan de getuige wordt één (1) politiefoto (nr. 1) van [verdachte] , [verdachte (voornamen)] , [1968] te [geboorteplaats] , getoond.
V: We tonen je een foto. Wie is dit?
A: Dat is de " [verdachte (bijnaam)] ", [verdachte] op de [adres] [plaatsnaam 1] .
V: Wat is de rol van deze persoon?
A: Hij is de hoofddealer van GHB.
V: Hoe vaak bestelde je en hoeveel
zakjes in hoeveel gram per keer?
A: Ik kreeg de GHB in reisflesjes formaat (van de action) die had [verdachte] bij zich.
18) Verbalisant [verbalisant 9] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 15 november 2017 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 15 november 2017 werd [J] gehoord.V: Wie is [verdachte] ?
A: Ja, hij woont op de [adres] te [plaatsnaam 1] .
V: Dealt hij?
A: Ja in van alle soorten harddrugs, speed cocaïne, ghb, xtc, medicijnen.
V: Heeft u hem wel eens zien dealen?
A: Ja, in het stadspark bij de [locatie 2] , bij het [locatie 3] en bij hem thuis.
V: Heeft [verdachte] de drugs ook thuis liggen?
A: Ja hij verstopt van alles thuis, soms weet hij zelf niet meer door alle GHB waar
hij het verstopt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6
Verdachte is door getuige [L] aangewezen als de persoon die haar de GHB heeft gebracht en verstrekt waarvan ze onwel is geworden. Daarnaast noemt [J] verdachte als de persoon die in [plaatsnaam 1] in verschillende soorten drugs dealt, waaronder GHB. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte GHB heeft verstrekt, afgeleverd en vervoerd, zoals onder feit 6 ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8
19) De verdachte heeft
ter terechtzittingvan 25 juni 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De aangetroffen GHB, speed, cocaïne en XTC in mijn woning op 5 december 2017 waren van mij. De drugs waren voor eigen verbruik.
20) Verbalisant [verbalisant 10] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 5 december 2017 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 5 december 2017 werd een doorzoeking uitgevoerd in perceel [adres] , [postcode] [plaatsnaam 1] .
2 slaapkamer - Medicijnkast:- Flesje met vloeistof2 slaapkamer - Nachtkast links van het bed:- Wikkel met wit poeder2 slaapkamer - nachtkast rechts van het bed:- Bakje met diverse pillen, 6 doosjes, 1 met 4 TAS EL pillen- 1 doosje met 20 TAS xs pillen- 1 doosje met CPH 20mg pilletjes- 1 doosje met 3 Q 50 pillen- 1 doosje met 1 roze pil- 1 doosje met 11 tramadol pillen2 slaapkamer - nachtkast rechts van het bed:- Portemonnee met 3 paarse pillen en een zakje wit poeder
3 keuken-aanrecht:
-
Flesje met doorzichtige vloeistof
3
Keuken- vriezer links
-
Etui met pipetjes medicamenten
3 Keuken- koelkast rechts:
4
woonkamer - tv meubel:- Doosje met 82 oranje/gele pillen- Doosje met gruis- Blik pall mall met inhoud 2 weegschalen, telefoonkaart, leeg doorzichtig zakje, hasjpijpFoto 14,15 en 16 in fotobijlage4 woonkamer - eetkamertafel:- Zwart schaaltje met 3 joints, ruime hoeveelheid wit poeder, 1 pakje blauwe rizla vloei, 1 pas van [onderneming 5] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 8
In de woning van verdachte zijn op 5 december 2017 verschillende soorten en hoeveelheden vloeistoffen, pillen en poeders aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de het hier drugs waaronder GHB, speed, cocaïne en XTC betroffen en dat deze drugs van hem waren. De rechtbank acht feit 8 derhalve wettig en overtuigend te bewijzen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9, subsidiair:
21) [slachtoffer 7] heeft op 1 september 2020 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarin onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Omschrijving voorval: mijn fiets is in de nacht van 30 op 31 augustus 2020 gestolen. De fiets stond voor mijn voordeur en stond op slot. Veel meer informatie over de situatie heb ik niet.HerenfietsMerk: GazelleType: Chamonix C8Kleur: grijs
Framenummer: [framenummer] .
22) Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenvan 3 februari 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 28 januari 2021 bevonden wij ons voor de woning aan [adres] te [plaatsnaam 2] .
Wij waren op genoemd adres ter plaatse in verband met de aanhouding van: [verdachte] , geboren op [1968] te [geboorteplaats] en verblijvende [adres] te [plaatsnaam 2] .
Vlak voor het aanbellen bij genoemde woning had ik een viertal (4) fietsen zien staan in bijkeuken, welke onderdeel is van de woning. Nadat [verdachte] zijn spullen bij elkaar had gepakt vroegen wij van wie de fietsen waren in de bijkeuken. Hierop hoorden wij [verdachte] het volgende geheel vrijwillig verklaren: "De eerste fiets vooraan is van mij en daar fiets ik al heel lang op. De andere twee fietsen heb ik gevonden. De achterste fiets is niet van mij. Ik weet ook niet van wie die is." Wij herkenden de eerste fiets als zijnde de fiets waarop [verdachte] al meerdere malen gezien en gecontroleerd is. De daaropvolgende fiets betrof een grijze herenfiets van het merk Gazelle, type Chamonix C8 (framenummer [framenummer] ). Wij zagen dat er in de fiets een sleutel aanwezig was. De sleutel van de Gazelle Chamonix betrof een "loper", waarmee diverse sloten opengemaakt kunnen worden. Bij nader onderzoek op het bureau bleek de Gazelle fiets, type Chamonix C8 met framenummer [framenummer] als zijnde gestolen te zijn geregistreerd onder BVH-nummer PL0900-2020284207.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 9 subsidiair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de Gazelle Chamonix C8 in de keuken van zijn verblijfadres had staan. De sleutel van de Gazelle Chamonix C8 betrof een loper waarmee diverse sloten opengemaakt kunnen worden. Verdachte had derhalve redelijkerwijs moeten vermoeden dat de fiets van enig misdrijf afkomstig zou zijn. De rechtbank acht het onder 9 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de heling van de andere genoemde fietsen in de tenlastelegging.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 10
23) [slachtoffer 9] heeft op 8 september 2018 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarin onder meer het volgende verklaard:
Ik ben op 8 september 2018 in [plaatsnaam 1] geslagen door [verdachte] . Vanuit het niets sloeg hij mij met zijn rechtervuist in mijn gezicht. Ik voelde erge pijn in mijn mond. Ik voelde dat mijn voortand eruit was. Ik ben toen op de grond gaan zitten omdat ik duizelig werd. Mijn linker voortand is er uit. Mijn linker snijtand zit los. Mijn lip is gezwollen.
24) [B] heeft op 8 september 2018 als getuige bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuigeeen verklaring afgelegd en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat voor mij bekende [slachtoffer 9] in de dug out zat en dat de voor mij bekende [verdachte] onder het raam op de stoep zat. Ik zag [......] opstond en naar [verdachte] toe liep. Ik zag dat [slachtoffer 9] neus aan neus ging staan met [verdachte] en dat er geschreeuw werd tegen elkaar. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn hand met gebalde vuist mevrouw [slachtoffer 9] vol op haar gezicht sloeg ter hoogte van de mond en neus. Ik zag dat [slachtoffer 9] naar haar neus greep direct hierna en door de hurken ging. Ik zag dat er bloed uit de neus van [slachtoffer 9] kwam en dat zij een tand kwijt was.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 10
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster heeft geslagen en dat zij daarbij een tand is verloren. In zoverre acht de rechtbank het onder 10 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.