ECLI:NL:RBMNE:2021:4630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
16-058054-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen, mishandeling en drugshandel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juli 2021, is de verdachte, geboren in 1968, aangeklaagd voor een reeks van strafbare feiten, waaronder diefstal, mishandeling en drugshandel. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvat onder andere diefstal van een telefoon en een tas op 28 februari 2021, diefstal van een fiets op 20 september 2019, en meerdere andere diefstallen en druggerelateerde feiten tussen 2017 en 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waaronder diefstal met geweld, en heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers van de diefstallen en mishandeling. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de oplegging van de ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/058054-21, 16/111715-20, 16/307390-19, 16/064499-21, 16/126842-21, 16/222079-18 (tul) en 16/226894-18 (tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.R.V. Out en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Diemen, en raadsvrouw mr. B.M. Blom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen getuige/deskundige [A] , reclasseringswerker, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/058054-21
op 28 februari 2021 in Lelystad, met bedreiging met geweld, een telefoon van [slachtoffer 1] en een (rug)tas van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
(hierna: feit 1)
Parketnummer 16/111715-20
1
op 20 september 2019 in Lelystad een fiets van [slachtoffer 3] heeft gestolen;
(hierna: feit 2)

2 primair

op 22 oktober 2019 in Lelystad, samen met een ander, uit een schuur een fiets en/of meerdere stukken gereedschap en/of een radio van [slachtoffer 5] heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
(hierna: feit 3 primair)

2 subsidiair

op 22 oktober 2019 in Lelystad een fiets en/of meerdere stukken gereedschap en/of een radio in bezit had, terwijl hij wist dan wel had moeten vermoeden dat die goederen van misdrijf afkomstig waren;
(hierna: feit 3 subsidiair)
3:
op 31 oktober 2019 in Lelystad één of meerdere pakken vlees van de [onderneming 1] heeft gestolen;
(hierna: feit 4)
4:
op 8 januari 2020 in Lelystad één of meerdere jerrycans heeft gestolen van [slachtoffer 6] en/of [onderneming 2] BV;
(hierna: feit 5)
Parketnummer 16/307390-19
1:
in de periode van 16 oktober 2017 tot en met 5 december 2017 in Lelystad GHB heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
(hierna: feit 6)
2:
op 5 december 2017 in Lelystad, samen met een ander, pepperspray in zijn bezit heeft gehad;
(hierna: feit 7)
3:
op 5 december 2017 in Lelystad, samen met een ander, opzettelijk 1,01 gram Amfetamine en/of 0,95 gram GHB en/of 205 milliliter GHB en/of 1,17 gram MDMA in zijn bezit heeft gehad;
(hierna: feit 8)
Parketnummer 16/064499-21
1, primair:
in de periode van 30 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021 in Lelystad en/of Dronten een fiets (merk Gazelle, type Chamonix C8) van [slachtoffer 7] en/of een fiets (merk Gazelle, type Esprit Comfort) van [slachtoffer 8] en/of een fiets (damestransportfiets, merk Spirit Cargo) die aan een ander toebehoorde, heeft gestolen;
(hierna: feit 9 primair)
1, subsidiair:
in de periode van 30 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021 in Lelystad en/of Dronten een fiets (merk Gazelle, type Chamonix C8) en/of een fiets (Gazelle, type Esprit Comfort) en/of een fiets (damestransportfiets, merk Spirit Cargo) in bezit had, terwijl hij wist dan wel had moeten vermoeden dat die fietsen uit misdrijf afkomstig waren;
(hierna: feit 9 subsidiair)
Parketnummer 16/126842-21
op 8 september 2018 in Lelystad [slachtoffer 9] heeft mishandeld.
(hierna: feit 10)
Zoals hiervoor aangegeven, hernummert de rechtbank de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/058054-21, 16/111715-20, 16/307390-19, 16/064499-21 en 16/126842-12 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 10.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 7 ten laste gelegde feit. De onder 6, 8 en 9 subsidiair ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie deels wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 en 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft deels vrijspraak bepleit van het onder 10 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 7
Op 5 december 2017 is er tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte, in een nachtkastje in de slaapkamer, een spuitbus aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit het dossier blijkt niet dat er nader onderzoek is gedaan naar de inhoud van de spuitbus. Er kan derhalve niet worden vastgesteld dat het busje pepperspray bevatte. Verdachte zal dan ook van het onder feit 7 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 9, primair
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de drie in de tenlastelegging genoemde fietsen heeft gestolen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
1. [slachtoffer 1] heeft op 28 februari 2021 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik wens aangifte te doen ter zake diefstal door middel van geweld. Een voor mij onbekend persoon heeft zojuist mijn telefoon uit mijn handen gegrist. Het gaat om een Iphone 11, kleur zwart. Ik was vandaag 28 februari 2021 in [plaatsnaam 1] . Ik stond met mijn telefoon in mijn handen. Uit het leegstaande pand zag ik een man komen. Ik kan deze als volgt omschrijven: blanke man, lang haar grijs bruinachtig van kleur, baard, onverzorgd uiterlijk, tatoeages op zijn armen, denk dat hij rond de 50 jaar is, dun postuur. De man had een [onderneming 3] boodschappentas bij zich. De man kwam op ons aflopen. Toen de man vlakbij was, greep hij ineens mijn telefoon uit mijn handen. Ik probeerde de telefoon terug te pakken. Dat deed ik door een stap naar voren te doen en ik zei tegen de man: "geef me mijn telefoon terug". Ik zag daarop dat de man met zijn rechterhand uit zijn broekzak een mes pakte. Ik zag dat dit een stanleymes was, grijs van kleur. Ik zag dat de man dit mes dreigend voor zich hield. Ik durfde toen natuurlijk niet meer mijn telefoon te pakken. Ik was bang om gestoken te worden. Ik zag dat de man die mij beroofd had van mijn telefoon ging praten met de man in het busje. Dat kwam omdat de bestuurder van dat busje hem kennelijk riep. Ik hoorde namelijk dat de bestuurder riep: "he [verdachte] ". Ik zag dat de dader erop reageerde en naar de bestuurder toe liep. Kennelijk heet de dader dus [verdachte] . [2]
2) [slachtoffer 2] heeft op 28 februari 2021 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn eigen rugzak is door diezelfde man gestolen. Dat betreft een zwarte rugzak van het merk Nike. Er staat een geel merkteken op die rugzak. [3]
3) [slachtoffer 4] heeft op 28 februari 2021 als getuige bij de politie, volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuige, een verklaring afgelegd en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 28 februari 2021 liep ik samen met mijn zusje en [slachtoffer 1] in [plaatsnaam 1] . Ik zag ineens van rechts uit het leegstaande pand een man met versnelde pas onze kant uit lopen. Ik hoorde deze man iets onverstaanbaars schreeuwen en ik zag dat hij met twee handen een mes vast hield en deze heen en weer bewoog in onze richting. Ik herken het mes als een stanleymes en ik zag dat het een grijs mes was met een verroest snijblad. Ik zag dat de man met het mes op een afstand van ongeveer 15 meter van mijn zus en [slachtoffer 1] stond en ik zag dat hij een zwarte rugtas op zijn rug had en in een hand een gele [onderneming 3] tas vasthield en in de andere hand het verroeste
stanleymes. Ik hoorde [slachtoffer 1] steeds schreeuwen: "mijn telefoon" "mijn telefoon". [4]
4) Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenvan 28 februari 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 28 februari 2021 werden wij naar de [adres] in [plaatsnaam 1] gestuurd. Onmiddellijk gingen wij ter plaatse en troffen drie personen aan, welke later [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] bleken te zijn. Wij hoorden dat aangever [slachtoffer 1] verklaarde dat zijn Iphone 11 was weggenomen en dat de persoon die zijn telefoon had weggenomen, onder de tatoeages zat en dat hij zijn haar in een staartje droeg. Ook verklaarde hij dat er een busje langs hen was gereden op het moment dat de verdachte nog bij hen stond en dat de bestuurder de naam [verdachte] naar de verdachte had geroepen. Tevens verklaarde de getuige dat er ook een zwarte rugtas van het merk Nike met een geel Nike teken erop, was weggenomen door verdachte. Aan de hand van het opgegeven signalement en de genoemde naam [verdachte] , hadden wij, verbalisanten, sterk het vermoeden dat de verdachte mogelijk de ons bekende [verdachte] zou kunnen zijn. Ik vroeg vervolgens aan de aangever of hij "Find my Iphone" op zijn telefoon had geïnstalleerd. Ik hoorde dat de aangever dit bevestigde. Terwijl wij richting de [adres] reden, werd de locatie van de telefoon steeds nauwkeuriger, te weten achterzijde de [adres] . Terwijl we hier op wachten, zag ik, verbalisant [verbalisant 1] op de tweede verdieping een persoon lopen. Ik zag dat deze persoon voldeed aan het opgegeven signalement en ben vervolgens samen met collega [C] richting de persoon gelopen. Ik hoorde dat collega [C] de persoon aanriep dat hij moest blijven staan. Vervolgens zijn we naar de tweede verdieping gerend en hebben de persoon aangehouden. Tijdens de aanhouding zag ik dat het inderdaad [verdachte] betrof. Ik zag dat er voor de woning de [adres] een persoon stond, welke later getuige [.] bleek te zijn. Ik vroeg op welk adres hij woonde en ik hoorde hem zeggen dat hij op [adres] woonde. Ik vroeg vervolgens of [verdachte] bij hem uit de woning kwam en ik hoorde dat hij dat bevestigde. Wij hoorden hem verklaren dat [verdachte] een half uurtje terug binnen was gekomen met twee tassen. Ik betrad de woning samen met collega [D] en hoorde van de getuige [.] dat [verdachte] een zwarte rugzak in de woonkamer had achtergelaten. Ik zag dat de zwarte rugzak in de woonkamer stond. Ik zag dat het een zwarte rugzak betrof met een geel Nike logo op de voorkant van de tas. Ik maakte de zwarte Nike rugtas open en zag een zwarte telefoon zitten. Collega [D] zag dat het een zwarte Iphone betrof. Hij zag dat om de achterkant van de telefoon een zwarte hoesje zat. Hij opende het hoesje en ik zag op de achterzijde van het toestel het logo van Iphone. Hij zag dat tussen het zwarte hoesje en de achterkant van de telefoon een ABN AMRO bankpas zitten op naam van [slachtoffer 1] . Ons was het reeds bekend dat de aangever van de diefstal [slachtoffer 1] betrof. [5]
5) Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 28 februari 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ten behoeve van het vervoer onderzocht ik [verdachte] aan zijn kleding en de gele [onderneming 3] tas die hij met zich meevoerde. Ik zag dat er in de gele [onderneming 3] tas een zwart kleurige rugzak zat. Ik haalde de rugzak uit de gele tas. Ik zag dat er in het openstaande kleine vakje voorop de rugzak een zilverkleurig voorwerp zat. Ik deed het vakje verder open en ik zag dat het zilverkleurig voorwerp een stanleymes was. [6]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht de verklaring van aangevers betrouwbaar. De verklaring van aangever [slachtoffer 1] is gedetailleerd en consequent en vindt bovendien steun in de getuigenverklaring van [slachtoffer 4] . In de woning waar verdachte kort voor zijn aanhouding is geweest, werden bovendien de gestolen goederen aangetroffen die volgens getuige [.] daar eerder door verdachte waren achtergelaten. Verdachte bleek ook in het bezit van een [onderneming 3] tas en stanleymes, zoals door de getuige [slachtoffer 4] genoemd. De rechtbank is op grond van het voornoemde van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden. De door de verdachte geschetste gang van zaken vindt zijn weerlegging in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [7] ten aanzien van feit 2
6) [slachtoffer 3] heeft op 25 september 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn fiets. Op 20 september 2019 kwam ik bij de [onderneming 3] om te werken. Ik had mijn fiets in het fietsenrek geplaatst voor de ingang van de [onderneming 3] . Ik was in de veronderstelling dat ik mijn fiets op slot had gedaan. Op 20 september 2019, omstreeks 20:00 uur, liep ik naar de locatie toe waar mijn fiets gestald zou moeten staan. Ik voelde en merkte dat mijn fietssleutel niet in mijn jaszak zat. Mijn werkgever heeft mij medegedeeld dat op beeld was te zien wie mijn fiets wegnam. Mijn fiets is een zwarte herenfiets en is voorzien van een sticker op de bovenste stang met de tekst: " [....] " en een bruin zadel met opvallende zilverkleurige veren. Hij heeft een zilverkleurige koplamp onder de bagagedrager bij het stuur. [8]
7) Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 25 september 2019 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2019 kreeg ik van de eigenaar van supermarkt [onderneming 3] in [plaatsnaam 1] , een bericht. Hierop werden mij twee afbeeldingen van videobeveiligingsbeelden toegestuurd van een manspersoon welke een fiets uit een fietsenrek haalt en meeneemt. Daarbij wordt aangegeven dat deze fiets van één van diens personeelsleden is. Op de twee afbeeldingen herkende ik direct de mij, ambtshalve bekende, [verdachte] . Vanuit mijn functie als wijkagent heb ik meerdere malen contact gehad met [verdachte] . [verdachte] is een veelpleger met betrekking tot vermogensdelicten. [9]
8) De verdachte heeft
ter terechtzittingvan 25 juni 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben degene die zichtbaar is op de camerabeelden en die de fiets meeneemt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Vaststaat dat verdachte op 20 september 2019 in [plaatsnaam 1] de fiets van [slachtoffer 3] heeft weggenomen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte de fiets niet heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank ziet dat anders. Verdachte heeft de fiets meegenomen en als heer en meester hierover beschikt, terwijl de fiets niet van hem was en hij van de eigenaar ervan geen toestemming had om de fiets weg te nemen. De rechtbank acht derhalve feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3, primair
9) [slachtoffer 5] heeft op 30 oktober 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 21 oktober 2019 sloot ik de deur af van de schuur, welke op mijn terrein gelegen is in [plaatsnaam 1] . De schuurdeur heeft een cilinder slot met een SKG keurmerk, 2 ster. Op 22 oktober 2019, opende ik de schuurdeur. Ik realiseerde mij dat ik deze had afgesloten en dat ik nu als eerste weer bij de schuur kwam. Ik zag geen schade aan de deurposten of aan het slot. Ik liep de schuurdeur in en zag dat de fiets van het merk Giant was weggenomen. Ik zag ook dat de volgende gereedschappen waren weggenomen: cirkelzaag van merk Bosch, afkortzaag van het merk Ferm, decoupeerzaag van het merk Bosch, autoradio met merk Sony, in een doos van Pioneer. Ik keek op de camerabeelden en zag op 22 oktober 2019, omstreeks 06.28 uur een manspersoon over het pad van de woning lopen, richting de schuur. Ik zag dezelfde persoon, met de fiets aan de hand en met de Pioneer doos in het mandje, in beeld komen en via het pad het terrein weer verlaten. Ik zag op de beelden dat de eerste persoon, ongeveer 20 minuten later weer terug komt, met een tweede manspersoon bij zich. Weer zie ik de eerste persoon, nu met de tweede persoon richting de schuur lopen. Ik zag op de beelden dat beide personen, omstreeks 07.02 uur weer het pad aflopen. Ik zag dat de eerste met iets in zijn hand liep. Ik zag dat de tweede persoon, hardlopend met een weekendtas op de rug ook het pad af liep. Ik zag dat de tweede persoon naar een fiets toeliep en op het moment dat de fiets weg rijdt, is duidelijk te zien dat er een fietskar achter de fiets zit. [10]
10) Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 januari 2020 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Mij werd medegedeeld dat dit videobeveiligingsbeelden waren van een inbraak schuur, gepleegd in [plaatsnaam 1] . Ik zag op de betreffende videobeelden een tweetal personen. Ik herkende de persoon als zijnde [G] . Ik zag dat de andere persoon op de videofragmenten, de mij ambtshalve bekende, [verdachte] is. Vanuit mijn functie heb ik [verdachte] recentelijk meerdere malen gesproken en gezien. Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, kleding en wijze van bewegen. Ik zag dat [verdachte] met zijn fiets en fietskar was, welke hij veelvuldig gebruikt. Mij is bekend dat [verdachte] genoemde fietskar heeft, omdat ik hem daar meerdere malen mee heb waargenomen. De rechercheur belast met genoemde zaak, vertelde mij dat er bij de inbraak een Giant fiets was weggenomen. Ik had een aantal weken terug een fiets van genoemd merk aangetroffen bij de [adres] te [plaatsnaam 1] . Ik ben daarop, vandaag woensdag 8 januari 2020, wederom naar de woning toe gegaan. Ik zag dat hier [verdachte] zijn fietskar op het erf stond, samen met een Giant damesfiets. [11]
11) Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 31 oktober 2019 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, onderzocht een aangifte van inbraak in zijn schuur. Collega [H] had in de landelijke politieprocessen gezocht op de weggenomen goederen. Hier kwam uit dat er zeer gelijkende goederen waren ingeleverd bij [onderneming 4] in [plaatsnaam 3] op 22 oktober 2019. Deze goederen zouden zijn ingeleverd door [verdachte] , van [1968] , wonende aan de [adres] te [plaatsnaam 1] . [12]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3, primair
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat het verdachte is geweest die samen met een ander op 22 oktober 2019 in [plaatsnaam 1] uit de schuur van [slachtoffer 5] diverse goederen heeft gestolen. Verdachte is door een verbalisant herkend op de camerabeelden die gemaakt zijn van de inbraak. Verdachte is hierbij herkend aan zijn postuur, kleding en wijze van bewegen. Daarbij is ook de fietskar van verdachte door de verbalisant herkend. Voorts blijkt dat verdachte geregistreerd staat als de persoon die kort na de diefstal een aantal van deze gestolen goederen bij ‘ [onderneming 4] ’ heeft ingeleverd. De rechtbank acht daarom feit 3 wettig en overtuigend te bewijzen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
12) [E] heeft namens de [onderneming 1] op 2 november 2019 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal aangiftegedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij de [onderneming 1] in [plaatsnaam 1] . Op 31 oktober 2019 vertelde een medewerker genaamd [..] mij dat hij een man in de winkel zag lopen en dat deze man magere runder braadlappen had gepakt en deze in zijn boodschappenmandje deed. [..] zag ook dat er een rugzak in het mandje van de man lag. De man liep door en [..] verloor hem even uit het oog, maar toen [..] de man weer zag lopen zag hij dat de magere runder braadlappen niet meer in het mandje lagen. Hierop heb ik de camerabeelden bekeken. Ik zag dat de man de magere runder braadlappen in zijn tas stopte. Ik zag dat de man de braadlappen niet afrekende. Ik heb toen gekeken in onze voorraad administratie en hier blijkt uit dat we de verpakking daadwerkelijk missen. [13]
13) Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 20 januari 2020 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb drie camerafragmenten gezien. Vleeswaren 31/10/2019 17:09 uur start fragment. Om 17:10 uur zie ik de verdachte in beeld en dan zie ik dat hij bij een koelschap iets van een vleesverpakking pakt en deze in het boodschappenmandje legt welke hij in zijn handen draagt. Ik zie dan dat hij zijn boodschappenmandje op de grond heeft staan en zie daar geen verpakking van vlees welke hij in bovengenoemd fragment in het mandje stopte.Kassa 31/10/2019 17:09 uur start fragment. Ik zie niet dat er een verpakking van vlees fgerekend wordt. [14]
14) Verbalisant [verbalisant 6] heeft in
een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaarvan 3 november 2019 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 31 oktober werd mij een foto getoond met daarop de verdachte van eenwinkeldiefstal. Ik herkende direct de verdachte die te zien was op de foto. Deverdachte die ik herken is genaamd:Achternaam: [verdachte]Voornamen: [verdachte (voornamen)]
Geboren: [1968] . [15]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
15) [I] heeft namens [onderneming 2] BV op 8 januari 2020 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik namens de benadeelde [onderneming 2] BV aangifte van inbraak in mijn bedrijfsauto. Op 7 januari 2020 heb ik nog gezien dat alles rondom de auto in goede staat was. Het is een Mercedes met een open laadbak. Op de laadbak zit een zeil die goed vastzit. Onder dat zeil stonden een aantal cans Aspen brandstof voor gemotoriseerde groenvoorzieningsapparaten zoals bosmaaiers en kettingzagen en dergelijke. Ik werd vanmorgen 8 januari 2020 door een collega van u gebeld dat er iemand aangehouden was op heterdaad voor de diefstal van een aantal cans Aspen uit mijn werkauto. Ik ben teruggekomen van mijn werk en heb gezien dat de cans onder het zeil zijn weggehaald en dat er verder geen braakschade aan het voertuig zit. [16]
16) Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2020 kregen wij de melding om te gaan naar de [straatnaam] in [plaatsnaam 1] vanwege een mogelijke heterdaad auto-inbraak. Aanrijdend kregen wij de volgende informatie te horen:- dat de melder had gezien dat een persoon zat te rommelen in een voertuig;- dat de melder had gezien dat de persoon een man betrof, met een petje op en eenwit-bruine hond bij zich, verder moest de persoon gebruik maken van een fiets met een wagentje erachter;- dat de melder had gezien dat de persoon was weggefietst richting de [locatie 1] ;Wij zagen een man fietsen, met een petje op. Wij zagen dat achter zijn fiets een aanhanger hing. Wij zagen dat een wit-bruine hond om de fiets heen rende. Wij herkende de fietser direct ambtshalve als: [verdachte] geboren [1968] te [geboorteplaats] . Wij zagen dat [verdachte] in de aanhanger achter zijn fiets een vijftal afgesloten jerrycans vervoerde, drie blauwkleurige en twee roodkleurige. Wij zagen dat er nog plastic om de jerrycans heen zat. Wij zagen dat de jerrycans brandbare stoffen bevatte. Tegelijkertijd hoorden wij collega [K] over de portofoon zeggen dat zij het betrokken voertuig had gevonden en dat er identieke jerrycans nog in het laadruim lagen. Dit laadruim hoorde normaal gesproken afgesloten te zijn met een groot zeil, maar dit zeil was aan de kant getrokken of geschoven. [17]
Bewijsmiddelen [18] ten aanzien van feit 6
17) [L] heeft op 6 december 2017 als getuige bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuigeeen verklaring afgelegd en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Op 16-10-2017 ben jij onwel geworden na gebruik van verdovende middelen.
V: Wat had jij toen gebruikt?
A: GHB, Crack, Moonshine
V: Van wie had je deze middelen?
A: Van [verdachte]
O: Aan de getuige wordt één (1) politiefoto (nr. 1) van [verdachte] , [verdachte (voornamen)] , [1968] te [geboorteplaats] , getoond.
V: We tonen je een foto. Wie is dit?
A: Dat is de " [verdachte (bijnaam)] ", [verdachte] op de [adres] [plaatsnaam 1] .
V: Wat is de rol van deze persoon?
A: Hij is de hoofddealer van GHB.
V: Hoe vaak bestelde je en hoeveel
zakjes in hoeveel gram per keer?
A: Ik kreeg de GHB in reisflesjes formaat (van de action) die had [verdachte] bij zich. [19]
18) Verbalisant [verbalisant 9] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 15 november 2017 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 15 november 2017 werd [J] gehoord.V: Wie is [verdachte] ?
A: Ja, hij woont op de [adres] te [plaatsnaam 1] .
V: Dealt hij?
A: Ja in van alle soorten harddrugs, speed cocaïne, ghb, xtc, medicijnen.
V: Heeft u hem wel eens zien dealen?
A: Ja, in het stadspark bij de [locatie 2] , bij het [locatie 3] en bij hem thuis.
V: Heeft [verdachte] de drugs ook thuis liggen?
A: Ja hij verstopt van alles thuis, soms weet hij zelf niet meer door alle GHB waar
hij het verstopt. [20]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6
Verdachte is door getuige [L] aangewezen als de persoon die haar de GHB heeft gebracht en verstrekt waarvan ze onwel is geworden. Daarnaast noemt [J] verdachte als de persoon die in [plaatsnaam 1] in verschillende soorten drugs dealt, waaronder GHB. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte GHB heeft verstrekt, afgeleverd en vervoerd, zoals onder feit 6 ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8
19) De verdachte heeft
ter terechtzittingvan 25 juni 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De aangetroffen GHB, speed, cocaïne en XTC in mijn woning op 5 december 2017 waren van mij. De drugs waren voor eigen verbruik.
20) Verbalisant [verbalisant 10] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 5 december 2017 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 5 december 2017 werd een doorzoeking uitgevoerd in perceel [adres] , [postcode] [plaatsnaam 1] .
2 slaapkamer - Medicijnkast:- Flesje met vloeistof2 slaapkamer - Nachtkast links van het bed:- Wikkel met wit poeder2 slaapkamer - nachtkast rechts van het bed:- Bakje met diverse pillen, 6 doosjes, 1 met 4 TAS EL pillen- 1 doosje met 20 TAS xs pillen- 1 doosje met CPH 20mg pilletjes- 1 doosje met 3 Q 50 pillen- 1 doosje met 1 roze pil- 1 doosje met 11 tramadol pillen2 slaapkamer - nachtkast rechts van het bed:- Portemonnee met 3 paarse pillen en een zakje wit poeder
3 keuken-aanrecht:
-
Flesje met doorzichtige vloeistof
3
Keuken- vriezer links
-
Etui met pipetjes medicamenten
3 Keuken- koelkast rechts:
  • Flesje Ranja ‘Raak’ met doorzichtige vloeistof
  • 2 flesjes met doorzichtig vloeistof
4
woonkamer - tv meubel:- Doosje met 82 oranje/gele pillen- Doosje met gruis- Blik pall mall met inhoud 2 weegschalen, telefoonkaart, leeg doorzichtig zakje, hasjpijpFoto 14,15 en 16 in fotobijlage4 woonkamer - eetkamertafel:- Zwart schaaltje met 3 joints, ruime hoeveelheid wit poeder, 1 pakje blauwe rizla vloei, 1 pas van [onderneming 5] . [21]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 8
In de woning van verdachte zijn op 5 december 2017 verschillende soorten en hoeveelheden vloeistoffen, pillen en poeders aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de het hier drugs waaronder GHB, speed, cocaïne en XTC betroffen en dat deze drugs van hem waren. De rechtbank acht feit 8 derhalve wettig en overtuigend te bewijzen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9, subsidiair [22] :
21) [slachtoffer 7] heeft op 1 september 2020 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarin onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Omschrijving voorval: mijn fiets is in de nacht van 30 op 31 augustus 2020 gestolen. De fiets stond voor mijn voordeur en stond op slot. Veel meer informatie over de situatie heb ik niet.HerenfietsMerk: GazelleType: Chamonix C8Kleur: grijs
Framenummer: [framenummer] . [23]
22) Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenvan 3 februari 2021 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 28 januari 2021 bevonden wij ons voor de woning aan [adres] te [plaatsnaam 2] .
Wij waren op genoemd adres ter plaatse in verband met de aanhouding van: [verdachte] , geboren op [1968] te [geboorteplaats] en verblijvende [adres] te [plaatsnaam 2] .
Vlak voor het aanbellen bij genoemde woning had ik een viertal (4) fietsen zien staan in bijkeuken, welke onderdeel is van de woning. Nadat [verdachte] zijn spullen bij elkaar had gepakt vroegen wij van wie de fietsen waren in de bijkeuken. Hierop hoorden wij [verdachte] het volgende geheel vrijwillig verklaren: "De eerste fiets vooraan is van mij en daar fiets ik al heel lang op. De andere twee fietsen heb ik gevonden. De achterste fiets is niet van mij. Ik weet ook niet van wie die is." Wij herkenden de eerste fiets als zijnde de fiets waarop [verdachte] al meerdere malen gezien en gecontroleerd is. De daaropvolgende fiets betrof een grijze herenfiets van het merk Gazelle, type Chamonix C8 (framenummer [framenummer] ). Wij zagen dat er in de fiets een sleutel aanwezig was. De sleutel van de Gazelle Chamonix betrof een "loper", waarmee diverse sloten opengemaakt kunnen worden. Bij nader onderzoek op het bureau bleek de Gazelle fiets, type Chamonix C8 met framenummer [framenummer] als zijnde gestolen te zijn geregistreerd onder BVH-nummer PL0900-2020284207. [24]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 9 subsidiair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de Gazelle Chamonix C8 in de keuken van zijn verblijfadres had staan. De sleutel van de Gazelle Chamonix C8 betrof een loper waarmee diverse sloten opengemaakt kunnen worden. Verdachte had derhalve redelijkerwijs moeten vermoeden dat de fiets van enig misdrijf afkomstig zou zijn. De rechtbank acht het onder 9 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de heling van de andere genoemde fietsen in de tenlastelegging.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 10 [25]
23) [slachtoffer 9] heeft op 8 september 2018 bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaalaangifte gedaan en heeft daarin onder meer het volgende verklaard:
Ik ben op 8 september 2018 in [plaatsnaam 1] geslagen door [verdachte] . Vanuit het niets sloeg hij mij met zijn rechtervuist in mijn gezicht. Ik voelde erge pijn in mijn mond. Ik voelde dat mijn voortand eruit was. Ik ben toen op de grond gaan zitten omdat ik duizelig werd. Mijn linker voortand is er uit. Mijn linker snijtand zit los. Mijn lip is gezwollen. [26]
24) [B] heeft op 8 september 2018 als getuige bij de politie volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuigeeen verklaring afgelegd en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat voor mij bekende [slachtoffer 9] in de dug out zat en dat de voor mij bekende [verdachte] onder het raam op de stoep zat. Ik zag [......] opstond en naar [verdachte] toe liep. Ik zag dat [slachtoffer 9] neus aan neus ging staan met [verdachte] en dat er geschreeuw werd tegen elkaar. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn hand met gebalde vuist mevrouw [slachtoffer 9] vol op haar gezicht sloeg ter hoogte van de mond en neus. Ik zag dat [slachtoffer 9] naar haar neus greep direct hierna en door de hurken ging. Ik zag dat er bloed uit de neus van [slachtoffer 9] kwam en dat zij een tand kwijt was. [27]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 10
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster heeft geslagen en dat zij daarbij een tand is verloren. In zoverre acht de rechtbank het onder 10 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 28 februari 2021 te [plaatsnaam 1]
- een telefoon die toebehoorde aan [slachtoffer 1] en
- een (rug)tas die toebehoorde aan [slachtoffer 2]

heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- een (stanley)mes op dreigende wijze voor zich te houden (in richting van deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] ) en
- met een (stanley)mes in de richting van deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] te zwaaien;
feit 2:
op 20 september 2019 te [plaatsnaam 1] een fiets, die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3, primair:
op 22 oktober 2019 te [plaatsnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een schuur een fiets en meerdere stukken gereedschap en een radio, toebehorende aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door het slot van die schuur te openen met een sleutel tot welk gebruik verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren;
feit 4:
op 31 oktober 2019 te [plaatsnaam 1] één pak vlees dat toebehoorde aan de [onderneming 1] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5:
op 8 januari 2020 te [plaatsnaam 1] meerdere jerrycans (gevuld met brandstof), die toebehoorden [onderneming 2] BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6:
op tijdstippen in de periode van 16 oktober 2017 tot en met 5 december 2017 te [plaatsnaam 1]
opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 8:
op 5 december 2017 te [plaatsnaam 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en GHB en MDMA, (telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 9, subsidiair:
in de periode van 30 augustus 2020 tot en met 28 januari 2021 te [plaatsnaam 2] een fiets (Gazelle, type Chamonix C8) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 10:
op 8 september 2018 te [plaatsnaam 1] [slachtoffer 9] heeft mishandeld door die [slachtoffer 9] tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2, 4, 5:
telkens, diefstal;
feit 3, primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 8:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 9, subsidiair:
schuldheling;
feit 10:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten te veroordelen tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van die maatregel voldaan en is de maatregel passend. Er is volgens de officier van justitie met het strafblad van verdachte geen ander goed alternatief voorhanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis met daaraan gekoppeld een voorwaardelijke gevangenisstraf of indien noodzakelijk, een voorwaardelijke ISD-maatregel met als bijzondere voorwaarden: een ambulante behandeling of klinische behandeling. Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, dan heeft de raadsman verzocht de duur daarvan te beperken tot 1 jaar. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en aan schuldheling. Dit zijn vervelende feiten die niet alleen de betreffende slachtoffers, maar ook de maatschappij schade en overlast opleveren. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het afleveren, verstrekken, vervoeren en in bezit hebben van drugs. Het gebruik van verdovende middelen is schadelijk voor de volksgezondheid, omdat deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengt. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat het onderzoek naar verdachte is gestart naar aanleiding van een aantal gevallen van personen die onwel zijn geworden na het gebruik van GHB, hetzelfde middel dat verdachte verstrekte. Daarnaast is het gebruik van verdovende middelen de oorzaak van vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn ex-vriendin. Hiermee heeft verdachte haar lichamelijke integriteit geschonden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële documentatie van 8 juni 2021. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren veelvuldig is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 26 mei 2021. Hieruit volgt dat verdachte een stelselmatige dader is en voldoet aan de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het opleggen van de ISD-maatregel. Verdachte is gemotiveerd voor een langdurig en intensief traject om zijn leven te kunnen veranderen. Het voorgaande gecombineerd met een ingeschat hoog recidiverisico, de maatschappelijke overlast die verdachte met zijn gedrag teweeg brengt en de instabiele dynamische criminogene factoren, wijzen volgens de reclassering op de noodzakelijkheid en de wenselijkheid van een ISD-traject. Een ambulante behandeling of een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of maatregel worden, met oog op de omvangrijke problematiek, onvoldoende stringent geacht.
Oplegging ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m Sr en ook overigens voldoet aan de in dat artikel genoemde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Alle bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de voornoemde uittreksel justitiële documentatie blijkt daarnaast dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten 1, 2, 3 primair, 4, 5, 9 subsidiair en 10, ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemede straf. Dit betreft:
- een onherroepelijke veroordeling door de rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2018 tot een gevangenisstraf van 3 weken voor het overtreden van artikel 311 lid 1 sub 4 Sr en artikel 311 lid 1 sub 5 Sr. Deze straf is ten uitvoer gelegd;
- een onherroepelijke veroordeling door de rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2018 tot een gevangenisstraf van 4 weken voor het overtreden van artikel 310 Sr en artikel 311 lid 1 sub 5 Sr. Deze straf is ten uitvoer gelegd; een onherroepelijke veroordeling door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2018 tot een gevangenisstraf van 3 weken voor overtreding van artikel 310 Sr en artikel 10 lid 3 Opiumwet en artikel 2 onder C Opiumwet. Deze straf is ten uitvoer gelegd;
Het bewezenverklaarde feit 1 is begaan na tenuitvoerlegging van al deze straffen. De bewezenverklaarde feiten 5 en 9 (subsidiair) zijn begaan na tenuitvoerlegging van één van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapport, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Verdachte valt namelijk onder de definitie van een stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De vele tot nu toe aan verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel daarom onontkoombaar en zal daartoe overgaan. Gelet op het feit dat verdachte eerder niet in staat is gebleken zich aan vrijwillige hulpverlening te (blijven) onderwerpen en evenmin om zich aan bijzondere voorwaarden te (blijven) houden, ziet de rechtbank geen heil in de door de raadsman bepleite voorwaardelijke straf of maatregel.
De rechtbank acht het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, om zo recidive van verdachte in de toekomst te voorkomen, de maatschappij optimaal te beschermen en de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 674,73, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 9]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 882,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 10 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels kan worden toegewezen tot een bedrag van € 266,49 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor zover die ziet op een vergoeding van reiskosten ad € 408,24.
[slachtoffer 9]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 3]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit en dat de benadeelde partij daarom primair niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding, in ieder geval voor wat betreft de gevorderde reiskosten. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de genoemde afschrijvings-percentages voor de fiets zoals die genoemd zijn door de benadeelde partij niet reëel zijn. De vordering dient bij een eventuele toewijzing, te worden gematigd.
[slachtoffer 9]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd tot een bedrag van € 250,00 wegens de rol van het slachtoffer bij het delict.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 3]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost fiets ter hoogte van in totaal € 266,49 komt voor vergoeding in aanmerking. De opgevoerde schade en daarbij gehanteerde afschrijving vindt de rechtbank duidelijk en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 266,49 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 september 2019 tot de dag van volledige betaling.
De gevorderde kilometervergoeding van € 408,24 zal de rechtbank afwijzen, omdat dit niet in een voldoende rechtstreeks verband tot de diefstal van de fiets staat. Uit de vordering volgt ook niet waarom het noodzakelijk was om [slachtoffer 3] – als gevolg van de diefstal van zijn fiets – voor een langere periode naar school te brengen en dat en waarom verdachte hiervoor een kilometervergoeding verschuldigd zou moeten zijn.
Verdachte zal verder worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 266,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 september 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 9]
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van de mishandeling door verdachte. Zij heeft door die mishandeling pijn gehad en letsel opgelopen. Het voorgaande betekent dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en op de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, acht de rechtbank een bedrag van € 250,00 billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 250,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2018 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 9] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij uitspraak van de politierechter van 21 december 2018 van deze rechtbank (parketnummer 16/222079-18) is aan verdachte een taakstraf opgelegd van 24 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Bij uitspraak van de politierechter van 28 november 2018 van deze rechtbank (parketnummer 16/226894-18) is aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 60 dagen met aftrek, waarvan 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straffen af te wijzen indien er een ISD-maatregel wordt opgelegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft hij verzocht de proeftijden van de voorwaardelijke straffen te verlengen, dan wel – meer subsidiair – om de voorwaardelijke gevangenisstraf van 42 dagen om te zetten in een taakstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de voornoemde vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat, gelet op de oplegging van de ISD-maatregel, toewijzing van deze vorderingen niet opportuun is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 38m, 38n, 57, 63, 310, 311, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 6, 8, 9 subsidiair, en 10 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, 6, 8, 9 subsidiair, en 10 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 266,49;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2019 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 266,49 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
- wijst de vordering van [slachtoffer 9] toe tot een bedrag van € 250,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2018 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 9] aan de Staat € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 16/222079-18 en 16/226894-18
- wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. A.M. Loots en mr. A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2021.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/058054-21:
hij, op of omstreeks 28 februari 2021 te Lelystad,
- een telefoon , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of
- een (rug)tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (stanley)mes op dreigende wijze voor zich te houden (in richting van deze [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] ) en/of
- met een (stanley)mes in de richting van deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 4] te zwaaien/bewegen;
Parketnummer 16/111715-20
1
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Lelystad, altans in het arrondissement
Midden-Nederland, een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Lelystad, althans in het arrondissement
Miden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (in/uit een garagebox/schuur) een fiets en/of één of meerdere stukken
gereedschap en/of een radio, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of valse sleutel, door het slot van die garagebox/schuur te openen
met een onrechtmatig verkregen sleutel, althans een sleutel tot welk gebruik
verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd waren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Lelystad, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, één of meer goederen, te weten een fiets en/of één of meerdere
stukken gereedschap en/of een radio, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Lelystad, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, één of meerdere pakken vlees, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [onderneming 1] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Lelystad, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, één of meerdere jerrycans (gevuld met brandstof), in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6]
en/of [onderneming 2] BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 16/307390-19
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 oktober 2017 tot en
met 5 december 2017 te Lelystad
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Lelystad
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een spuitbus inhoudende pepperspray,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Lelystad
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1,01 gram amfetamine en/of 0,95 gram GHB en/of 205 milliliter GHB
en/of 1,17 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of GHB en/of MDMA, (telkens) zijnde een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
Parketnummer 16/064499-21
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus
2020 tot en met 28 januari 2021 te Lelystad en/of Dronten, in elk geval in Nederland,
- een fiets (merk Gazelle, type Chamonix C8), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , en/of
- en fiets (merk Gazelle, type Esprit Comfort), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] , en/of
- een fiets (damestransportfiets, merk Spirit Cargo), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een onbekend gebleven ander toebehoorde,
heeft weggenomen
(telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus
2020 tot en met 28 januari 2021 te Lelystad en/of Dronten, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
een fiets (Gazelle, type Chamonix C8) en/of een fiets (damestransportfiets, merk
Spirit Cargo) en/of een fiets (Gazelle, type Esprit Comfort), althans een of meer
goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Parketnummer 16/126842-21
(voorheen bekend onder parketnummer 16-652677-18)
hij op of omstreeks 8 september 2018 te Lelystad, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 9] heeft mishandeld door die [slachtoffer 9]
één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te
stompen/te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of
meerdere kapotte en/of losse tand(en) ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 maart 2021, genummerd 2021064499 en 2021064652, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 76,
2.Pagina’s 9 en 10.
3.Pagina 36.
4.Pagina 19.
5.Pagina’s 21 en 22.
6.Pagina’s 31-34
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 april 2020, genummerd 2019328683, 2019287247, 2020008460, 2019324969, 2020008460, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Pagina 1.
9.Pagina 4.
10.Pagina’s 14 en 15.
11.Pagina 22.
12.Pagina 19.
13.Pagina’s 35 en 36.
14.Pagina 37.
15.Pagina 38.
16.Pagina 46.
17.Pagina 48.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 februari 2018, genummerd 2017302972 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 400. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
19.Pagina’s 189 en 190.
20.Pagina 201 en 202.
21.Pagina’s 210 en 211.
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 maart 2021, genummerd 2020284207 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 38. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
23.Pagina 4.
24.Pagina’s 6 en 7.
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 september 2018, genummerd 2018260544 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 23. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
26.Pagina 13.
27.Pagina 16.