4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair
[slachtoffer] heeft op 6 juni 2020 bij de politie, volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor aangever, aangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 5 juni 2020 kwam ik thuis op de [adres] te [plaatsnaam 2] . [E] belde mij en vroeg of ik naar buiten kwam. We liepen naar de hoek van de [straatnaam] , 3 jongens stonden te wachten.
Ik kan jongen 1 als volgt omschrijven:
- Man
- Licht getint
- Surinaamse komaf
- Rond de 20 en 25 jaar oud
- Rond de 1.70 a 1.75 lang
- Tenger postuur
- Donker haar, en dan een soort van knopjes, dat is de fase voordat je dreadlocks draait
- Zwarte half lange parka jas met bontkraag capuchon
- Blauwe spijkerbroek
Ik zag dat jongen 1 een stap naar achteren deed. Ik zag dat hij uit zijn rechterjaszak een vuurwapen pakte. Ik kan het wapen omschrijven als een zwartkleurig vuurwapen. Ik zag dat jongen 1 de loop van het wapen naar achteren trok om het vuurwapen door te laden. Ik zag dat jongen 1 geen patroonhouder meer in het wapen moest doen. Ik zag dat jongen 1, nadat hij het wapen doorgeladen had, de loop van het vuurwapen op mij richtte. Ik zag dat jongen 1 het wapen richtte in de richting van mijn buik. Ik denk dat de afstand tussen jongen 1 en mij ongeveer 4 á 5 meter was. Ik hoorde 2 knallen en ik zag vuurtjes en vlammetjes uit de loop van het vuurwapen komen. Ik werd niet geraakt door de 2 kogels. Ik draaide mijn lichaam een kwartslag zodat ik met mijn zijkant naar jongen 1 gericht was. Ik zag dat jongen 1 nog steeds het vuurwapen op mij richten. Ik hoorde nog 2 á 3 schoten. Bij het laatste schot dat ik hoorde voelde ik ineens een koude tinteling in mijn voet. Ik keek naar mijn voet en ik zag dat mijn schoen rood werd van het bloed. Hierdoor wist ik dat ik geraakt was in mijn voet.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 7 juni 2020 het volgende gerelateerd:
Een van die melders van een schietincident op 5 juni 2020 op de stoep voor de [straatnaam] was de heer [A] . Ik sprak hem telefonisch op 6 juni 2020. Ik hoorde hem verklaren dat hij vanuit zijn slaapkamer de straat op kan kijken met aan de overkant de straat de [straatnaam] . Hij zag op 5 juni 2020 ongeveer 30 à 45 minuten voordat hij de sirenes hoorde, vier donkere types uit [adres] lopen. Toen hij de sirenes hoorde, keek hij online en zag dat het om vier getinte types ging. Hierop heeft hij de melding gemaakt. Op 7 juni 2020 heeft de heer [A] mij een SMS gestuurd, waarin stond: Het huisnummer moet zijn [adres] . Ik heb kort onderzoek gedaan in de politiesystemen naar het adres de [adres] . Ik zag dat de volgende personen op het adres ingeschreven staan: [verdachte] - geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Suriname.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal fotoconfrontatie [slachtoffer]van 7 september 2020 het volgende gerelateerd:
Ik toonde bovenstaande foto's en vroeg aan [slachtoffer] wat hij mij hierover kon verklaren. Ik zag dat op het moment dat ik de foto's toonde, [slachtoffer] opsprong en direct zei: “Dat is hem! Dat is de schutter.” Ik herken die man 100% zeker. Ik had hem namelijk recht in zijn ogen aangekeken.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
aanvullend proces-verbaal fotoconfrontatievan 15 september 2020 het volgende gerelateerd:
Op 3 september 2020 bezocht ik aangever [slachtoffer] om hem enkele foto's te tonen. Deze fotoconfrontatie is verwerkt in proces verbaal MD2R020128-409. In dat verbaal was ik abusievelijk vergeten te melden dat de persoon die te zien was op foto's bij ons bekend is als [verdachte] , geboren op [1996] .
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal forensisch onderzoekplaats delict ( [adres] [plaatsnaam 2] ) van 5 juni 2020 het volgende gerelateerd:
Wij zagen dat op de weg en het trottoir ter hoogte van perceel [adres] te [plaatsnaam 2] , 3 patroon hulzen lagen die met een pyloon gemarkeerd waren. Deze patronen hebben wij veiliggesteld.
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2020176032-2639567
SIN: AAIN4907NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Container
Merk/type: Luger
Land: Nederland
Kaliber: 9mm
Goednummer: PL0900-2020176032-2639568
SIN: AAIN4908NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Container
Merk/type: Luger
Land: Nederland
Kaliber: 9mm
Goednummer: PL0900-2020176032-2639569
SIN: AAIN4906NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Container
Merk/type: Luger
Land: Nederland
Kaliber: 9mm.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 31 augustus 2020 het volgende gerelateerd:
Op maandag 31 augustus 2020 omstreeks 19.30 uur, reed ik samen met mijn collega [B] in [plaatsnaam 2] - [.] . Wij zagen een groepje personen staan op de [straatnaam] in [plaatsnaam 2] - [.] . Eén persoon in dit groepje viel ons op omdat hij voldeed aan een signalement in een bepaald recherche onderzoek. Ik kan de persoon als volgt omschrijven;
- Donker getinte jongen
- Slank postuur
- Zwart haar
- Kleine zwarte dreads
- Zwarte jas met badstof rand in de kraag
- Spijkerbroek
- Schouder tasje blauw/zwart van kleur
Collega [C] had tijdens de fouillering gevraagd of de verdachte scherpe
vuurwerpen/wapens bij zich had. Hierop had de verdachte geantwoord dat hij een wapen in zijn tasje had, maar dat dit niet van hem was. Ik zag dat collega [D] de rits had geopend en dat zij de inhoud van het tasje liet zien. Ik zag hier een zwart vuurwapen in zitten, waarvan de hamer gespannen naar achter stond en de loop van het wapen naar beneden in het tasje lag.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] in Suriname.
Een
Aanvraag forensisch onderzoek Wapens, munitie, explosievenvan 31 augustus 2020:
Verdachte
Achternaam: [verdachte (achternaam)]
Voornamen: [verdachte (voornamen)]
Geboren: [1996]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Suriname
Gegevens goederen
Goednummer: PL0900-2020284005-2687574
Object: Vuurwapen (Pistool)
Kleur: Zwart
Land: Nederland
Spoor identificatienr: AAKE5910NL
Bijzonderheden: Pistool.
Een deskundigenrapport van het NFIgetiteld
“Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in [plaatsnaam 2] op 31 augustus 2020”van 13 januari 2021, waarin op pagina 6 onder meer en voor zover hier van belang staat opgenomen:
Conclusie
Vraag 1
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de drie hulzen van
schietincident PL0900-2020176032 (parketnummer 16/004251-20) zijn verschoten
met het vuurwapen [AAKE5910NL], een pistool van het merk Ceska Zbrojovka
model 75. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Hulzen
Voor elk van de drie hulzen [AAIN4906NL t/m -08NL], kaliber 9mm Parabellum, en het vuurwapen [AAKE5910NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1:De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2:De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal
zeer veel
waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Verbale term Ordegrootte bewijskracht
zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Onderling verband bewijsmiddelen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat het signalement dat aangever van de schutter heeft gegeven overeenkomt met dat van verdachte en dat aangever later bij een fotoconfrontatie verdachte heeft aangewezen als de schutter. Ook volgt uit de meldingen van buurtbewoners dat na het schietincident vier donker getinte jongens wegrenden.De buurtbewoner [A] heeft gemeld dat hij kort vóór het schietincident 4 donker getinte personen uit de woning van verdachte had zien komen. Verder bleek dat verdachte enige tijd ná het schietincident in het bezit was van een vuurwapen waarvan de rechtbank op grond van het deskundigenrapport van het NFI concludeert dat dit het bij het schietincident gebruikte vuurwapen is. Wanneer deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang worden beschouwd dragen deze ondubbelzinnig bij aan het bewijsoordeel dat het verdachte is geweest die het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij het vuurwapen pas ná het schietincident in bezit heeft gekregen, maar dat hij heeft geweigerd op dit punt een concrete en verifieerbare verklaring te geven.
Opzet op de dood
Op basis van de verklaring van aangever stelt de rechtbank vast dat verdachte van korte afstand (4 a 5 meter) meerdere keren in de richting van de buik van aangever heeft geschoten. Deze handelingen van verdachte zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien geschikt om, en gericht op, het toebrengen van dodelijk letsel en het staat derhalve vast dat verdachte met opzet heeft gehandeld. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het afvuren van kogels met een vuurwapen, zeker op relatief korte afstand, op het (boven)lichaam tot de dood kan leiden.
Partiële vrijspraak
De rechtbank concludeert dat voor het tezamen en in vereniging plegen van het onder feit 1 tenlastegelegde ontoereikend bewijs voorhanden is. Hoewel [slachtoffer] tegenover een groep van vier mannen, waaronder verdachte, kwam te staan, kan uit het procesdossier niet worden afgeleid dat de andere mannen wisten dat er geschoten zou worden, of dat zij anderszins een bijdrage aan het schietincident hebben geleverd die van enige materiële en/of intellectuele gewicht is geweest. Dat zij op het moment dat verdachte het pistool pakte, uit elkaar gingen, kan ook verklaard worden vanuit de omstandigheid dat [slachtoffer] met een kettingslot aan het zwaaien was. Dat de vier mannen [slachtoffer] hebben opgewacht en na het schieten zich gezamenlijk uit de voeten hebben gemaakt is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten ten aanzien van de poging doodslag te kunnen spreken.. De rechtbank spreekt hem daarvan dan ook vrij.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft beschoten. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij niet alleen door verdachte is aangevallen, maar ook door drie andere personen. Voor de gedragingen van deze andere aanvallers, zoals deze onder feit 2 zijn tenlastegelegd, is echter geen ander bewijs voorhanden dan de verklaring van aangever zelf. Dit betekent dat verdachte van openlijk geweld in vereniging vrijgesproken zal worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 juni 2021;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 augustus 2020, genummerd PL0900-2020284005-4 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 353;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aanvraag forensisch onderzoek wapens, munitie, explosieven van 31 augustus 2020, genummerd PL0900-2020284005-1 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 371 en 372;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2020, genummerd PL0900-2020284005-23, inhoudende de categorisering van het in beslag genomen pistool en patroonmagazijn, pagina’s 23 tot en met 25 van het digitaal dossier van de nazending behorend bij einddossier [.....] .