ECLI:NL:RBMNE:2021:4629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
16.220628-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in Almere

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 in Suriname, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en wapenbezit. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 5 juni 2020 in Almere, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft beschoten. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 4 juni 2021, waar de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de raadsman, mr. G. Martin, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten, wat leidde tot ernstig letsel aan de voet van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijk geweld in vereniging, omdat er onvoldoende bewijs was dat de medeverdachten wisten dat er geschoten zou worden. De verdachte is wel schuldig bevonden aan poging tot doodslag en wapenbezit, en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.220628.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] (Suriname),
gedetineerd in het [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G. Martin, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 5 juni 2020 te Almere, samen met anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door één of meer kogels richting zijn buik en/of voet en/of enkel af te vuren;
feit 1 subsidiair:
op 5 juni 2020 te Almere, samen met anderen, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door één of meer kogels richting zijn buik en/of voet en/of enkel af te vuren;
feit 1 meer subsidiair:
op 5 juni 2020 te Almere, samen met anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door één of meer kogels richting zijn buik en/of voet en/of enkel af te vuren;
feit 2:
op 5 juni 2020 te Almere, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 3:
op 31 augustus 2020 te Almere een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie acht de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt waaruit blijkt dat verdachte de schutter is geweest dan wel geweld jegens aangever [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ), heeft gebruikt. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair [1]
[slachtoffer] heeft op 6 juni 2020 bij de politie, volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor aangever, aangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 5 juni 2020 kwam ik thuis op de [adres] te [plaatsnaam 2] . [E] belde mij en vroeg of ik naar buiten kwam. We liepen naar de hoek van de [straatnaam] , 3 jongens stonden te wachten.
Ik kan jongen 1 als volgt omschrijven:
- Man
- Licht getint
- Surinaamse komaf
- Rond de 20 en 25 jaar oud
- Rond de 1.70 a 1.75 lang
- Tenger postuur
- Donker haar, en dan een soort van knopjes, dat is de fase voordat je dreadlocks draait
- Zwarte half lange parka jas met bontkraag capuchon
- Blauwe spijkerbroek
Ik zag dat jongen 1 een stap naar achteren deed. Ik zag dat hij uit zijn rechterjaszak een vuurwapen pakte. Ik kan het wapen omschrijven als een zwartkleurig vuurwapen. Ik zag dat jongen 1 de loop van het wapen naar achteren trok om het vuurwapen door te laden. Ik zag dat jongen 1 geen patroonhouder meer in het wapen moest doen. Ik zag dat jongen 1, nadat hij het wapen doorgeladen had, de loop van het vuurwapen op mij richtte. Ik zag dat jongen 1 het wapen richtte in de richting van mijn buik. Ik denk dat de afstand tussen jongen 1 en mij ongeveer 4 á 5 meter was. Ik hoorde 2 knallen en ik zag vuurtjes en vlammetjes uit de loop van het vuurwapen komen. Ik werd niet geraakt door de 2 kogels. Ik draaide mijn lichaam een kwartslag zodat ik met mijn zijkant naar jongen 1 gericht was. Ik zag dat jongen 1 nog steeds het vuurwapen op mij richten. Ik hoorde nog 2 á 3 schoten. Bij het laatste schot dat ik hoorde voelde ik ineens een koude tinteling in mijn voet. Ik keek naar mijn voet en ik zag dat mijn schoen rood werd van het bloed. Hierdoor wist ik dat ik geraakt was in mijn voet. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 7 juni 2020 het volgende gerelateerd:
Een van die melders van een schietincident op 5 juni 2020 op de stoep voor de [straatnaam] was de heer [A] . Ik sprak hem telefonisch op 6 juni 2020. Ik hoorde hem verklaren dat hij vanuit zijn slaapkamer de straat op kan kijken met aan de overkant de straat de [straatnaam] . Hij zag op 5 juni 2020 ongeveer 30 à 45 minuten voordat hij de sirenes hoorde, vier donkere types uit [adres] lopen. Toen hij de sirenes hoorde, keek hij online en zag dat het om vier getinte types ging. Hierop heeft hij de melding gemaakt. Op 7 juni 2020 heeft de heer [A] mij een SMS gestuurd, waarin stond: Het huisnummer moet zijn [adres] . Ik heb kort onderzoek gedaan in de politiesystemen naar het adres de [adres] . Ik zag dat de volgende personen op het adres ingeschreven staan: [verdachte] - geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Suriname. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal fotoconfrontatie [slachtoffer]van 7 september 2020 het volgende gerelateerd:
Ik toonde bovenstaande foto's en vroeg aan [slachtoffer] wat hij mij hierover kon verklaren. Ik zag dat op het moment dat ik de foto's toonde, [slachtoffer] opsprong en direct zei: “Dat is hem! Dat is de schutter.” Ik herken die man 100% zeker. Ik had hem namelijk recht in zijn ogen aangekeken. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
aanvullend proces-verbaal fotoconfrontatievan 15 september 2020 het volgende gerelateerd:
Op 3 september 2020 bezocht ik aangever [slachtoffer] om hem enkele foto's te tonen. Deze fotoconfrontatie is verwerkt in proces verbaal MD2R020128-409. In dat verbaal was ik abusievelijk vergeten te melden dat de persoon die te zien was op foto's bij ons bekend is als [verdachte] , geboren op [1996] . [5]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal forensisch onderzoekplaats delict ( [adres] [plaatsnaam 2] ) van 5 juni 2020 het volgende gerelateerd:
Wij zagen dat op de weg en het trottoir ter hoogte van perceel [adres] te [plaatsnaam 2] , 3 patroon hulzen lagen die met een pyloon gemarkeerd waren. Deze patronen hebben wij veiliggesteld.
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2020176032-2639567
SIN: AAIN4907NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Container
Merk/type: Luger
Land: Nederland
Kaliber: 9mm
Goednummer: PL0900-2020176032-2639568
SIN: AAIN4908NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Container
Merk/type: Luger
Land: Nederland
Kaliber: 9mm
Goednummer: PL0900-2020176032-2639569
SIN: AAIN4906NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Verpakking: Container
Merk/type: Luger
Land: Nederland
Kaliber: 9mm. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 31 augustus 2020 het volgende gerelateerd:
Op maandag 31 augustus 2020 omstreeks 19.30 uur, reed ik samen met mijn collega [B] in [plaatsnaam 2] - [.] . Wij zagen een groepje personen staan op de [straatnaam] in [plaatsnaam 2] - [.] . Eén persoon in dit groepje viel ons op omdat hij voldeed aan een signalement in een bepaald recherche onderzoek. Ik kan de persoon als volgt omschrijven;
- Donker getinte jongen
- Slank postuur
- Zwart haar
- Kleine zwarte dreads
- Zwarte jas met badstof rand in de kraag
- Spijkerbroek
- Schouder tasje blauw/zwart van kleur
Collega [C] had tijdens de fouillering gevraagd of de verdachte scherpe
vuurwerpen/wapens bij zich had. Hierop had de verdachte geantwoord dat hij een wapen in zijn tasje had, maar dat dit niet van hem was. Ik zag dat collega [D] de rits had geopend en dat zij de inhoud van het tasje liet zien. Ik zag hier een zwart vuurwapen in zitten, waarvan de hamer gespannen naar achter stond en de loop van het wapen naar beneden in het tasje lag.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] in Suriname. [7]
Een
Aanvraag forensisch onderzoek Wapens, munitie, explosievenvan 31 augustus 2020:
Verdachte
Achternaam: [verdachte (achternaam)]
Voornamen: [verdachte (voornamen)]
Geboren: [1996]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Suriname
Gegevens goederen
Goednummer: PL0900-2020284005-2687574
Object: Vuurwapen (Pistool)
Kleur: Zwart
Land: Nederland
Spoor identificatienr: AAKE5910NL
Bijzonderheden: Pistool. [8]
Een deskundigenrapport van het NFIgetiteld
“Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in [plaatsnaam 2] op 31 augustus 2020”van 13 januari 2021, waarin op pagina 6 onder meer en voor zover hier van belang staat opgenomen:
Conclusie
Vraag 1
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de drie hulzen van
schietincident PL0900-2020176032 (parketnummer 16/004251-20) zijn verschoten
met het vuurwapen [AAKE5910NL], een pistool van het merk Ceska Zbrojovka
model 75. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Hulzen
Voor elk van de drie hulzen [AAIN4906NL t/m -08NL], kaliber 9mm Parabellum, en het vuurwapen [AAKE5910NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1:De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2:De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal
zeer veel
waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Verbale term Ordegrootte bewijskracht
zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Onderling verband bewijsmiddelen
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat het signalement dat aangever van de schutter heeft gegeven overeenkomt met dat van verdachte en dat aangever later bij een fotoconfrontatie verdachte heeft aangewezen als de schutter. Ook volgt uit de meldingen van buurtbewoners dat na het schietincident vier donker getinte jongens wegrenden. [9] De buurtbewoner [A] heeft gemeld dat hij kort vóór het schietincident 4 donker getinte personen uit de woning van verdachte had zien komen. Verder bleek dat verdachte enige tijd ná het schietincident in het bezit was van een vuurwapen waarvan de rechtbank op grond van het deskundigenrapport van het NFI concludeert dat dit het bij het schietincident gebruikte vuurwapen is. Wanneer deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang worden beschouwd dragen deze ondubbelzinnig bij aan het bewijsoordeel dat het verdachte is geweest die het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij het vuurwapen pas ná het schietincident in bezit heeft gekregen, maar dat hij heeft geweigerd op dit punt een concrete en verifieerbare verklaring te geven.
Opzet op de dood
Op basis van de verklaring van aangever stelt de rechtbank vast dat verdachte van korte afstand (4 a 5 meter) meerdere keren in de richting van de buik van aangever heeft geschoten. Deze handelingen van verdachte zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien geschikt om, en gericht op, het toebrengen van dodelijk letsel en het staat derhalve vast dat verdachte met opzet heeft gehandeld. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het afvuren van kogels met een vuurwapen, zeker op relatief korte afstand, op het (boven)lichaam tot de dood kan leiden.
Partiële vrijspraak
De rechtbank concludeert dat voor het tezamen en in vereniging plegen van het onder feit 1 tenlastegelegde ontoereikend bewijs voorhanden is. Hoewel [slachtoffer] tegenover een groep van vier mannen, waaronder verdachte, kwam te staan, kan uit het procesdossier niet worden afgeleid dat de andere mannen wisten dat er geschoten zou worden, of dat zij anderszins een bijdrage aan het schietincident hebben geleverd die van enige materiële en/of intellectuele gewicht is geweest. Dat zij op het moment dat verdachte het pistool pakte, uit elkaar gingen, kan ook verklaard worden vanuit de omstandigheid dat [slachtoffer] met een kettingslot aan het zwaaien was. Dat de vier mannen [slachtoffer] hebben opgewacht en na het schieten zich gezamenlijk uit de voeten hebben gemaakt is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten ten aanzien van de poging doodslag te kunnen spreken.. De rechtbank spreekt hem daarvan dan ook vrij.
Vrijspraak feit 2
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft beschoten. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij niet alleen door verdachte is aangevallen, maar ook door drie andere personen. Voor de gedragingen van deze andere aanvallers, zoals deze onder feit 2 zijn tenlastegelegd, is echter geen ander bewijs voorhanden dan de verklaring van aangever zelf. Dit betekent dat verdachte van openlijk geweld in vereniging vrijgesproken zal worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 juni 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 augustus 2020, genummerd PL0900-2020284005-4 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 353;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aanvraag forensisch onderzoek wapens, munitie, explosieven van 31 augustus 2020, genummerd PL0900-2020284005-1 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 371 en 372;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2020, genummerd PL0900-2020284005-23, inhoudende de categorisering van het in beslag genomen pistool en patroonmagazijn, pagina’s 23 tot en met 25 van het digitaal dossier van de nazending behorend bij einddossier [.....] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 5 juni 2020 te [plaatsnaam 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met een vuurwapen, kogels heeft afgevuurd in de richting van de buik en de voet, van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3:
op 31 augustus 2020 te [plaatsnaam 2] , een wapen
van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen
(pistool), van het merk CZ, model 75, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de
vorm van een pistool en
(bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 11 scherpe patronen van het merk W-W, kaliber 9x19mm en
- 4 scherpe patronen van het merk Geco, kaliber 9x19mm

voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een op te leggen straf verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft hij verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door op klaarlichte dag, midden in een woonwijk, meermalen op [slachtoffer] te schieten. [slachtoffer] is hierbij in zijn voet geraakt waardoor hij ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. Er mag van geluk worden gesproken dat [slachtoffer] geen fataal letsel is toegebracht; dat hij het overleefd heeft, is niet aan verdachte te danken. Op het moment dat verdachte schoot, bevond zich een aantal mensen in de onmiddellijke omgeving van de schietpartij. Zij werden allen ongewild met deze daad geconfronteerd.
Verdachte had ook enige maanden later een (doorgeladen) vuurwapen voorhanden. Ook toen weer op de openbare weg en in aanwezigheid van anderen. Het is de vraag hoe lang en op hoeveel andere plekken hij met dat schietklare wapen heeft rondgelopen. Verdachte heeft met dit gedrag op onaanvaardbare wijze voor gevaar gezorgd en ook het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving vergroot. Verdachte heeft er immers blijk van gegeven dat hij bereid is een vuurwapen ook daadwerkelijk te gebruiken; dat hij ook daarna dit vuurwapen bij zich heeft gedragen, is zeer verontrustend. De rechtbank weegt dit zwaar mee bij de strafoplegging.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte gesteld uittreksel Justitiële documentatie van 27 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor vergelijkbare delicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 3 december 2020. Hieruit volgt dat de reclassering adviseert om verdachte bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder (bijzondere) voorwaarden. Middels een detentie en re-integratieplan kan dan te zijner tijd opnieuw worden onderzocht welke interventies kunnen bijdragen tot gedragsverandering.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie een lange en geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend.
Voor feiten als een poging doodslag zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten voor de hoogte van de straf opgesteld. De rechtbank heeft gelet op de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarnaast betrekt de rechtbank in de strafmaat dat verdachte na het schietincident nog steeds het (doorgeladen) vuurwapen in bezit had en hiermee op de openbare weg heeft rondgelopen. De rechtbank overweegt voorts dat sprake is van een maatschappelijke ontwikkeling die eruit bestaat dat steeds vaker op publieke plekken gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. Door dit toenemende vuurwapengeweld nemen gevoelens van onveiligheid toe en groeit het idee dat hier paal en perk aan moet worden gesteld. De rechtbank plaatst het bewezenverklaarde feit in de context van deze maatschappelijke ontwikkeling. Ten slotte wordt nog overwogen dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft willen dragen voor zijn acties, door tot aan het einde van het proces, tegen beter weten in, vol te houden dat hij nergens mee te maken had. Van enig berouw is niet gebleken en er is geen inzicht gegeven in de motieven voor zijn handelen.
Alles afwegende, legt de rechtbank ter zake van voornoemde feiten aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren op, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, één of meer kogel(s) afgevuurd en/of geschoten in richting van de buik en/of de voet en/of de enkel, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een onherstelbaar beschadigde zenuw in de voet,
heeft toegebracht, door met een vuurwapen, één of meer kogel(s) in de voet en/of
de enkel, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te schieten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders, meermalen,
althans eenmaal, met een vuurwapen, één of meer kogel(s) afgevuurd en/of
geschoten in de richting van de buik en/of de voet en/of de enkel, althans het
lichaam, van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland openlijk, te weten
op en/of aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer]
- naar buiten te lokken en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] te vragen of hij even mee wilde lopen en/of
- voornoemde [slachtoffer] op te wachten en/of
- voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Maak je zakken leeg" en/of "Wat

heb je in je zakken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

- door het getalsmatig overwicht een bedreigende situatie te vormen en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met een ploerendoder, althans met een voorwerp) te slaan

en/of stompen;

3.

hij op of omstreeks 31 augustus 2020 te Almere, althans in Nederland, een wapen
van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen
(pistool), van het merk CZ, model 75, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de
vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of (bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 12 scherpe patronen van het merk W-W, kaliber 9x19mm en/of
- 4 scherpe patronen van het merk Geco, kaliber 9x19mm

voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 november 2020, genummerd PL0900-2020172089, MD2R020128, 2020176032, 2020224027 en 2020284005 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 546. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 83 en 86.
3.Pagina 151.
4.Pagina 350.
5.Pagina 351.
6.Pagina’s 156 en 157.
7.Pagina 353.
8.Pagina 372.
9.Pagina’s 100 en 102.