ECLI:NL:RBMNE:2021:4628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
16.221056.20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en openlijk geweld, bewezenverklaring van wapenbezit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2021, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder poging tot moord, openlijk geweld en wapenbezit. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een onderzoek ter terechtzitting op 4 juni 2021. De officier van justitie, mr. A. Drogt, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.H.L. Kneepkens, vrijspraak bepleitte voor de meeste tenlastegelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot moord op 5 juni 2020 in Almere, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven door met een vuurwapen op hem te schieten. Daarnaast werd de verdachte verweten openlijk geweld te hebben gepleegd en een vuurwapen met munitie voorhanden te hebben gehad op 1 september 2020. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot moord en het openlijk geweld, en sprak de verdachte hiervan vrij. Wel werd het wapenbezit bewezen verklaard, aangezien de verdachte dit feit had bekend.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij verslavingszorg. De rechtbank benadrukte de ernst van het wapenbezit en de risico's die dit met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.221056.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 7 december 2020 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 5 juni 2020 te Almere, samen met anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door één of meer kogels richting zijn buik en/of voet en/of enkel af te vuren;
feit 1 subsidiair:
op 5 juni 2020 te Almere, samen met anderen, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door één of meer kogels richting zijn buik en/of voet en/of enkel af te vuren;
feit 1 meer subsidiair:
op 5 juni 2020 te Almere, samen met anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door één of meer kogels richting zijn buik en/of voet en/of enkel af te vuren;
feit 2:
op 5 juni 2020 te Almere, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 3:
op 1 september 2020 te Almere een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie acht de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat voor de feiten wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
De rechtbank concludeert dat voor het tezamen en in vereniging plegen van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, ontoereikend bewijs voorhanden is.
Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verdachte bij een fotoconfrontatie aangewezen als de persoon die hem op 5 juni 2020 heeft gebeld om hem uit zijn woning te lokken. Verdachte zou met [slachtoffer] buiten zijn gaan wandelen waarna [slachtoffer] door drie andere mannen is aangevallen en beschoten. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het dossier adequaat steunbewijs voor deze verklaring. Verdachte heeft vanaf het begin iedere betrokkenheid stellig ontkend. Het procesdossier bevat verder onvoldoende concrete aanwijzingen dat verdachte aanwezig is geweest bij of in de buurt van het schietincident, en/of daarin een eigen aandeel heeft gehad. Ook anderszins ontbreekt bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank acht het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervoor vrijspreken.
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte aanwezig is geweest bij, en een aandeel heeft gehad in het schietincident en dat hij voorafgaand, tijdens of na het schietincident enige geweldshandelingen jegens [slachtoffer] heeft verricht, zodat ten aanzien van feit 2 verdachte ook zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 juni 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 1 september 2020, genummerd PL0900-2020176032-38 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van bevindingen inzake de aanhouding van verdachte, pagina’s 440 en 441;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2020, genummerd PL0900-2020176032-72 opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende categorisering vuurwapen, pagina’s 30 en 31 van het digitale dossier van de nazending behorend bij einddossier [.....] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3:
hij op 1 september 2020 te [plaatsnaam] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Rossi, kaliber .38 Special, zijnde een vuurwapen in de vorm van een ,revolver en (bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één (1) scherpe patroon voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het voorzetten van de ambulante behandeling bij verslavingszorg.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een op te leggen straf verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte heeft baat gehad bij het contact met de reclassering gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, dit dient bij een eventuele straf te worden meegenomen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Dit geldt des te meer in een situatie als de onderhavige, waarin het vuurwapen op de openbare weg bij zich werd gedragen en geladen en binnen handbereik was, waardoor het vrijwel direct kon worden gebruikt. Verder draagt het bezit van vuurwapens sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat die risico’s zich ook realiseren, blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt. Daarbij zijn ook dodelijke slachtoffers te betreuren. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan het met dat optreden nagestreefde doel bij te dragen. Deze notie maakt dat de rechtbank streng optreedt tegen het bezit van vuurwapens
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte gesteld uittreksel Justitiële documentatie van 22 februari 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een vergelijkbaar delict is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 23 november 2020. Hieruit volgt dat de reclassering adviseert om verdachte bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling door verslavingszorg.
De straf
De rechtbank stelt vast dat de oriëntatiepunten straftoemeting die zijn vastgesteld in het binnen de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III sub I als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden noemen. Dit oriëntatiepunt kan fungeren als vertrekpunt van denken. De rechtbank is echter van oordeel dat deze oriëntatiepunten op dit punt verouderd zijn en geen recht meer doen aan straffen die doorgaans worden opgelegd voor het bezit van vuurwapen. De rechtbank houdt rekening met de actuele stand van de jurisprudentie, waarin te zien is dat op het voorhanden hebben van vuurwapens, gelet op het gevaar dat daarvan uitgaat, aanmerkelijk hogere straffen dan voornoemde drie maanden worden opgelegd. Dit geldt zeker in een geval als het onderhavige waarin het vuurwapen op de openbare weg, geladen en binnen handbereik voorhanden was.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden en strekt de na te noemen straf bovendien als duidelijk signaal naar anderen.
Om verdachte ervan te weerhouden wederom een (dergelijk) strafbaar feit te plegen, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte de behandeling voor zijn drugsverslaving voortzet. Een ambulante behandeling zal daarom deel uitmaken van de op te leggen bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden de volgende bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij verslavingszorg.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 2 (twee) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij [instelling] , [adres 2] , [postcode 2] [plaatsnaam] zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, één of meer kogel(s) afgevuurd en/of geschoten in richting van de buik en/of de voet en/of de enkel, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten een onherstelbaar beschadigde zenuw in de voet, heeft toegebracht, door met een
vuurwapen, één of meer kogel(s) in de voet en/of de enkel, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te schieten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, één of meer kogel(s) afgevuurd en/of geschoten in de richting van de buik en/of de voet en/of de enkel, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Almere, althans in Nederland openlijk, te weten
op en/of aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer]
- naar buiten te lokken en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] te vragen of hij even mee wilde lopen en/of
- voornoemde [slachtoffer] op te wachten en/of
- voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Maak je zakken leeg" en/of "Wat

heb je in je zakken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

- door het getalsmatig overwicht een bedreigende situatie te vormen en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met een ploertendoder, althans met een voorwerp) te slaan

en/of stompen;

3
hij op of omstreeks 1 september 2020 te Almere, althans in Nederland, een wapen van
categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (van het
merk Rossi, kaliber ,38 Special), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer,
revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten één (1) scherp(e) patro(o)n(en) voorhanden heeft gehad.